Gisteren verscheen bij uitgeverij Vantilt het boek Zetelroof. Hierin beschrijft historicus Geerten Waling de opkomst van de parlementaire democratie en de vorming van het partijstelsel dat sinds 1917 de Nederlandse politiek domineert. Fractiediscipline en loyaliteit aan de partij zijn sindsdien op gespannen voet komen te staan met het individuele mandaat van onze volksvertegenwoordigers. Wat is de legitimiteit van de volksvertegenwoordiger? En hoeveel ruimte is er in de toekomst nog voor politieke partijen? Na honderd jaar partijmacht en fractiediscipline is het tijd voor reflectie.
Als het aan een Kamermeerderheid ligt, worden fractieafsplitsingen in de toekomst afgestraft met veel te krappe budgetten, geringe spreektijd en zelfs een tweederangsstatus als ‘groep’ in plaats van als volwaardige ‘fractie’. De werkgroep Fractievorming, onder leiding van Kamerlid Bisschop (SGP), heeft voorgesteld om die maatregelen door te voeren via het Reglement van Orde en de Regeling financiële ondersteuning fracties. Wat is er aan de hand? Volgens artikel 67, lid 3 van de Grondwet stemmen onze volksvertegenwoordigers ‘zonder last’. Dit vrije, individuele mandaat wordt echter bedreigd door de politieke partij. Dit blijkt wel uit de statistiek: Tweede Kamerleden stemmen in 99,999 procent (!) van de stemmingen in lijn met hun politieke partij. Deze fractiediscipline is juist zo sterk omdat we leven in een tijd van wankele coalities en broze regeerakkoorden.
‘Tweede Kamerleden stemmen in 99,999 procent (!) van de stemmingen in lijn met hun politieke partij’
Politicoloog Arnout Maat noemt dit de ‘particratie’: volksvertegenwoordigers leggen geen verantwoording meer af aan de kiezer, maar aan hun partij. Met het oog op herverkiezing of op burgemeestersposten en andere lucratieve baantjes is het beter om de partijleiding naar de mond te praten. Je zou wel gek zijn om dwars te gaan liggen vanwege achterhaalde dingetjes zoals ‘principes’ en ‘geweten’. Dat wordt er overigens niet bij gezegd. Officieel is de fractiediscipline van belang vanwege de ‘bestuurbaarheid’ van het land – hoewel niemand lijkt te kunnen uitleggen waarom bijvoorbeeld een kabinet met minderheidssteun niet heel goed op thema’s zou kunnen regeren.
Gedesillusioneerd
Wie weigert zich te conformeren aan de fractiediscipline heeft een groot probleem. Zo was het te voorspellen dat VVD’er Joost Taverne, die als enige van zijn fractie tegen nog eens 8 miljard naar Griekenland stemde (en daarmee nota bene een verkiezingsbelofte van Rutte gestand deed), niet zou terugkeren op de kieslijst.
Bij de PvdA bleken Myrthe Hilkens en Désirée Bonis al na een jaar niet op hun plek: de fractiediscipline dwong hen in een onwenselijke richting. Zij mochten hun idealen niet verwezenlijken en stapten dan ook gedesillusioneerd uit de Kamer.
Fractiegenoten Tunahan Kuzu en Selçuk Öztürk maakten een andere keuze. In november 2014 werden zij uit de PvdA-fractie gezet na het openlijk bekritiseren van minister en partijkroonprins Lodewijk Asscher. Zij behielden hun zetel en zijn voorbeelden van ‘zetelroof’ – een onterecht pejoratieve benaming voor fractieafsplitsing – net als onlangs Jacques Monasch, en eerder Louis Bontes, Joram van Klaveren en zelfs (in 2004) Geert Wilders. Fractieafsplitsing blijkt dus een probaat middel om tegenwicht te bieden tegen een grijs conformisme en een doodgeslagen debatcultuur in ons parlement.
Smoren
Dat de grote partijen in de Tweede Kamer rancuneus zijn, is wel begrijpelijk. Kamerleden die ooit trots op de kieslijst werden gepresenteerd, die op de slippen van de lijsttrekker verkozen werden en die toch hun loyaliteit niet laten opwegen tegen hun persoonlijke ambitie en een eigen, concurrerend narratief – het moet behoorlijk frustrerend zijn. Toch zouden ook deze partijen over hun schaduw heen moeten stappen en de mogelijkheid van zetelroof moeten omarmen als een noodzakelijk aspect van Nederlands kiessysteem van evenredige vertegenwoordiging.
‘Partijen zouden zetelroof moeten omarmen als een noodzakelijk aspect van het Nederlands kiessysteem’
Daarvoor zijn argumenten te over. Ten eerste is het staatsrechtelijk zo klaar als een klontje: de kiezer geeft een individueel mandaat af, de politieke partij maakt op geen enkele zetel aanspraak. Ten tweede is de mogelijkheid van fractieafsplitsing een laatste drukmiddel dat voorkomt dat de partijleiding alle interne kritiek op de fractielijn kan smoren. Zonder deze escape zal de partij kritische Kamerleden liever vervangen door brave jaknikkers. Ten derde is zetelroof een belangrijk onderdeel van ons partijenstelsel: het is de sleutel tot partijvernieuwing. Partijen kunnen zich vrij ontwikkelen als er af en toe dwarsliggers afvallen – en deze afvallers hebben een eerlijke kans om met een nieuwe partij bij volgende verkiezingen meer recht te doen aan hun ambities en idealen. Vroeger lukte dat nauwelijks, maar met de PVV en nu ook met VNL en DENK zien we dat hier juist nu draagvlak voor is.
Het is niet zo dat zetelroof vandaag zal worden verboden, dat zou een Grondwetswijziging vereisen. Maar het is al erg genoeg dat de maatregelen die nu voorliggen zullen leiden tot ongelijke behandeling van zetelrovers en dat hun functioneren als volksvertegenwoordigers structureel zal worden belemmerd door korting van hun budget, ondersteuning en spreektijd. Woensdag 7 december 2016 gaat, als onze volksvertegenwoordigers vandaag niet wakker worden, de geschiedenis in als de dag waarop een stel rancuneuze fracties het individuele mandaat nog verder beknotten ten gunste van de particratie.
Geef een reactie