Nederland is in winterslaap. Al decennialang, zelfs in hartje zomer. We schommelen in de hangmat van de zorgzame overheid, met de nodige scheutjes marktwerking voor het nodige evenwicht. En als gewone dagelijkse mensen zoals jij en ik aangeduid worden met consument, burger, cliënt of koopkrachteenheid, dan lijdt die organisatie niet alleen aan koersverlies maar vooral aan relevantieverlies. De voorbeelden vind je elke dag op de voorpagina van je dagblad. We noemen dat crisis. Banken, Europa, zorg, enzovoort.
Sinds Wouter Hart schreef over Verdraaide organisaties, is die bewoording zomaar ineens goed Nederlands geworden. Terug naar de bedoeling, terugkantelen, achteruit kantelen. Tegen de klok in om weer met je tijd mee te kunnen. Uit de grond van mijn hart stel ik dat het boek van Hart het goede boek op het juiste moment is.
Zo is ‘de bedoeling’ steeds minder een houdbaar concept
En toch is er meer gaande. Veel meer. De vraagstelling vandaag de dag betreft niet het functioneren van organisaties, maar hoe er georganiseerd wordt. Niet de kwaliteit van organisáties behoeft alle aandacht, maar de kwaliteit van organiséérprocessen. Het weer centraal stellen van de werkelijke bedoeling, in een wereld van participatie, netwerken en informatie, vereist dat we de maatschappelijke opgaven, zoals de samenleving die zelf definieert, als focuspunt nemen. Dat betekent verbinden, arrangeren, energie aanboren, aansluiten. Allemaal organiseer-woorden. Organisaties zijn hoogstens ongemakkelijke vehikels om de organiseerkracht op te sporen.
Zo is ook ‘de bedoeling’ steeds minder een houdbaar concept. Er is niet een bedoeling, maar er is een dynamisch, wanordelijke brij van parallelle werkelijkheden, van vooral haakse werkelijkheden. De tocht gaat niet van A naar B, maar van A naar B én C én Q én A+ én A- zogezegd. Van de puzzel waarmee je de bedoeling legt, is in de praktijk de helft van de stukjes zoek, van de andere helft passen de stukjes niet in elkaar en bovendien is het te leggen plaatje onbekend. Je puzzelt niet terug naar de bedoeling, je puzzelt op goede zoekvragen.
Ik ben het geordende voorbij, ik ben het intersubjectieve voorbij, ik ben het sociaal-constructivisme ook voorbij. Het paradigma vandaag is dat van het radicaal-chaotische. Dat vraagt van de CEO, van de ambtenaar, van de politicus en van de maatschappelijke middenvelder om telkens opnieuw verder terug te verdraaien, om alsmaar dóór te draaien. Ik noem dat doordraaiend organiseren.
Doordraaiend organiseren is werken aan wakkere steden. Aan het versterken van de kracht van gemeenschappen. Met langzame interventies, gedrenkt in wijsheid. Van wereldschaal tot het pleintje op de hoek, en alles daartussen. Dat past niet, dat past nooit, maar juist als je met je vingers tussen de deur zit, blijf je goed wakker. Kijk eens op bijvoorbeeld www.buurt-vrouw.nl. Of een van de andere honderdduizend voorbeelden.
Langzaam komt Nederland uit zijn winterslaap, hongerig op zoek naar wat mensen beweegt om daarop aan te sluiten. Als CEO, als ambtenaar, als politicus, als maatschappelijke middenvelder. Als gewoon dagelijks mens.
Marieke Bosch zegt
Helemaal mee eens. Als we niet oppassen wordt werken vanuit de bedoeling teveel een vereenvoudiging van de werkelijkheid. Het gaat om goede vragen, niet om definitieve antwoorden. Die zijn er helemaal niet te geven als het gaat om de bedoeling. Dat verandert steeds weer.
Edwin de Mol zegt
Doordraaiend organiseren betekent nog meer werk maken van dereguleren, aanmoedigen van creativiteit, het vermogen van de overheid om ‘los te laten’, meer faciliteren, minder pasklare antwoorden. Op die manier kunnen mooie dingen ontstaan en krijgt men nog meer ruimte om te pionieren op de vierkante kilometer. ‘De Buurtvrouw’ maar bijvoorbeeld ook een zorgcoöperatie als passend antwoord op falende thuiszorgorganisaties. Mijn inziens zal het proces van ontwaken uit de winterslaap het langst duren bij de politicus en de ambtenaar. Immers, creativiteit wordt van oudsher als ‘eng’ ervaren. Overigens is het te hopen dat men niet doorslaat. De kunst is om balans te zoeken tussen enerzijds de ‘overbezorgde verzorgingsstaat’ en anderzijds de ‘nachtwakersstaat’. Alleen de politicus en ambtenaar die goed is aangesloten op de samenleving is in staat om die balans te vinden.