De nieuwjaarstoespraken van commissarissen van de koning en burgemeesters brengen niet alleen de beste wensen voor het nieuwe jaar over. Ook dienen ze uitdrukkelijk als instrument voor politieke agendering. Historicus Boudewijn Steur maakte een analyse van de onderwerpen die aan bod komen. In het tweede deel van deze analyse: het functioneren van het openbaar bestuur, de stad en de economie, woningbouw, duurzaamheid en grote evenementen [1].
Een aantal bestuurders gaat in op het belang van een goed functionerend openbaar bestuur. ‘Goed bestuur’, zo stelt Onno van Veldhuizen, burgemeester van Enschede, ‘doet er toe. Je vindt goed bestuur terug in alle indicatoren die de kwaliteit van een land en een stad meten.’
De vraag is dan natuurlijk wat goed openbaar bestuur is. Meerdere elementen daarvan worden benoemd. Zo wordt in het bijzonder gewezen op de vaardigheid van bestuurders om in weerwil van maatschappelijke protest de plicht te voldoen jegens de vluchtelingen. Maar er wordt ook gerefereerd aan het vermogen besluiten te nemen voor de langere termijn. ‘Ik denk’, zo stelt Jos Wienen, burgemeester van Katwijk, ‘dat het voor bestuurders belangrijk is om niet in de eerste plaats te kijken naar het korte termijn belang van een zo laag mogelijke investering, maar om in de eerste plaats te kijken naar wat deze investering voor kwaliteit gaat opleveren.’
‘Als je de toekomst wilt verkennen, moet je wel fouten kunnen maken’
In diverse toespraken komt naar voren dat er meer mogelijkheden binnen het openbaar bestuur moeten komen om te experimenteren. Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven, constateert dat we in disruptieve tijden leven. Dat betekent dat de toekomst niet lineair verloopt. Vormgeven van die toekomst kan alleen via experimenteren. Dat vraagt wat van het openbaar bestuur. Mede met het oog op het toenemende belang van steden, roept hij het kabinet op meer financiële en meer bestuurlijke experimentele en regieruimte te geven aan steden, stedelijke regio’s en stedelijke relaties. Als je de toekomst wilt verkennen, moet je wel fouten kunnen maken. Op de schouders van wat niet werkt, zo stelt hij, moet gebouwd worden wat wel kan werken.
Ondermijning
Een aantal burgemeesters neemt de gelegenheid om in te gaan op de financiële verhoudingen. Onno van Veldhuizen pleit ‘voor een rechtvaardiger verdeling van de middelen uit het Gemeentefonds die recht doet aan onze bijzondere positie en de vicieuze cirkel van te weinig geld en te veel armoede doorbreekt. En als er een kans van slagen is – en dat zou best eens kunnen – doen we dat niet alleen langs politieke maar ook langs juridische weg.’ Ger van de Velde-De Wilde, burgemeester van Tholen, spreekt in haar toespraak ook het rijk toe: ‘Het rijk komt met gewijzigde financiële cijfers op de meest onlogische momenten.’ Ook Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven, heeft impliciet kritiek op de verdeling van het Gemeentefonds. Hij stelt dat er onvoldoende middelen beschikbaar zijn voor grote steden (buiten de Randstad) om aantrekkelijke voorzieningen aan te bieden voor potentiële inwoners en werknemers.
In veel toespraken is de ondermijning van het gezag een belangrijk thema. Dat betreft de ondermijning van het gezag vanuit de criminele wereld, maar ook door de toenemende druk op bestuurders en ambtenaren. ‘Het is goed dat onze vertegenwoordigers en bestuurders kritisch worden gevolgd. Dat past in onze democratische rechtstaat’, zo stelt Willibrord van Beek, commissaris van de koning van Utrecht. ‘Het is niet goed dat mensen die zich inzetten voor de publieke zaak worden afgebrand. Dat is een ondermijning die raakt aan de wortels van onze samenleving.’ Evenals in voorgaande jaren refereren de meeste bestuurders aan het geweld tegen professionals tijdens de jaarwisseling. Zij merken daarbij op dat de ongeregeldheden minder groot zijn dan in voorgaande jaren. ‘Maar’, zoals Ellen Nauta, burgemeester van Hof van Twente, zegt, ‘elke keer als geweld wordt gebruikt tegen onze hulpverleners en brandweer en politie moeten ingrijpen bij branden en zaken die niet nodig waren geweest, is het een keer teveel.’
Regionale agenda
In een aantal toespraken komt de regionale samenwerking aan bod. Vaak benadrukken bestuurders de noodzaak daarvan, omdat steeds meer opgaven op regionaal niveau plaatsvinden. Wim van de Donk, commissaris van de koning van Brabant, spreekt van een ‘Europa van sterke steden en regio’s’ en ‘regionomics’. Jan van Zanen, burgemeester van Utrecht, wijst vooral op de context van de stedelijk-regionale problematiek: ‘Steden, stedelijke regio’s (zo beseffen we steeds meer) zijn de plaatsen waar geld wordt verdiend, waar innovatie plaatsvindt. Waar mensen – simpelweg – willen wónen. Wij wonen, dames en heren, met elkaar in zo’n stad, Een stad met, binnen een jaar of vijftien niet meer 338 duizend inwoners zoals nu, maar, op dat zelfde stuk grond van 10 bij 10 kilometer, tegen de 400 duizend. En 800 duizend inwoners in het stedelijk gebied van de U10, de gemeenten om Utrecht heen. Want de stad houdt niet op bij de grenzen van onze gemeente.’
‘Regionale samenwerking komt soms moeizaam van de grond en verloopt stroperig’
Bas Verkerk, burgemeester van Delft, benadrukt naast de noodzaak met elkaar samen te werken in Metropoolregionaal verband voor de bereikbaarheid en de versterking van de economie, dat de samenwerking ook leidt tot leren: ‘Door samen op te trekken, kunnen gemeentes hun voordeel doen met de best practices [sic] van andere gemeentes.’ Onno van Veldhuizen, burgemeester van Enschede, benoemt het belang van een regionale agenda, omdat dat noodzakelijk is voor de welvaart van de regio. Dat, zo stelt hij, ‘kunnen we alleen samen bereiken over de grenzen van de gemeenten, over de grenzen van overheid, onderwijs, onderzoek en ondernemers en over de grens tussen Nederland en Duitsland.’
Wel wordt aangetekend dat deze regionale samenwerking soms moeizaam van de grond komt en stroperig verloopt. Vooral bestuurders uit de regio Twente laten zich daarbij horen. Jon Hermans-Vloedbeld, burgemeester van Almelo, houdt in haar nieuwjaarstoespraak een sterk pleidooi voor de intensivering van regionale samenwerking: ‘Laten we er mee stoppen om ons moeizaam opgebouwde politieke systeem te misbruiken voor oeverloze discussies, eindeloze praatsessies, gehakketak en het creëren van die ondoordringbare regelbrij waar we in ons bestuurdersland zo’n handje van hebben… De regionale samenwerking heeft nieuwe impulsen nodig, want tot nu toe gaat het te moeizaam en te stroperig…[g]emeenten blijven vaak in de competitieve stand. De noodzaak tot samenwerking wordt beleden met de mond, maar komt onvoldoende tot uiting in daden en dat terwijl dat zo hard nodig is. Want, dames en heren, laten we eerlijk zijn. Afzonderlijk stellen de veertien Twentse gemeenten weinig voor, maar als krachtige regio Twente – goed voor 625.000 inwoners en 40.000 bedrijven – zijn wij wel degelijk van grote betekenis. Zeker op economisch gebied, op kennisgebied en ook richting Den Haag, de nationale politiek. Ik weet het, mij wordt voortdurend verweten dat ik praat over bestuurlijke opschaling in Twente. Maar 1 ding kan ik u zeggen. Ik blijf dat doen totdat we hebben bereikt dat we de handen ineen slaan, dat we werken aan 1 agenda en dat we ons gedragen alsof we 1 gemeente zijn, want dat is hard nodig.’
Democratische legitimiteit
Ook Onno van Veldhuizen benadrukt dat het noodzakelijk is om over de eigen schaduw heen te springen. De particularistische belangen van het voorgaande jaar moeten achtergelaten worden en het algemene belang in het komende jaar vooropgesteld worden. De kritiek op de praktijk van regionale samenwerking tref ik niet uitsluitend in Twente aan, het speelt ook in andere delen van het land. Ook Hilko Mak, burgemeester van Deurne, refereert aan de noodzaak tot intergemeentelijke samenwerking, waarvan de intensivering met Helmond recentelijk op niets is uitgelopen: ‘We moeten ons opnieuw gaan bezinnen hoe de samenwerking in de Peel er uit moet gaan zien. De optimale schaal kan per beleidsterrein verschillen.’
‘Zonder onze regio… zijn we misschien een mooie stad maar geen vitale stad’
In de nieuwjaarstoespraken is de democratische legitimiteit van regionale samenwerking – in tegenstelling tot voorgaande jaren – een minder prominent onderwerp. Wel wordt een aantal interessante gedachten hierover gepresenteerd, zoals door Wim van de Donk, zoals hierboven reeds genoemd. Hij pleit voor een grotere nadruk op output/outcome-legitimiteit in plaats van input-legitimiteit.
De stad
Rob van Gijzel, burgemeester van Eindhoven, benadrukt het belang van de stad voor de toekomst. Hij plaatst dit ook in historisch perspectief. Twee eeuwen geleden was het de eeuw van de natiestaat, de vorige eeuw was de eeuw van de supranationale organisaties en de komende eeuw is de eeuw van de stad, zo stelt hij. Daar moeten Nederlandse steden op anticiperen. In ieder geval door de Nederlandse steden aantrekkelijk te maken voor vestiging, zowel voor bedrijven als voor mensen. Volgens Van Gijzel doen we dat al goed, maar we schieten te kort in het aangeboden voorzieningenniveau. Hij onderstreept het belang daar iets aan te doen. Paul Depla, burgemeester van Breda, merkt op dat de stad gaat in verbinding met de regio. Henk Jan Meijer, burgemeester van Zwolle verwoordt het als: ‘Zonder onze regio… zijn we misschien een mooie stad maar geen vitale stad.’
Ook de relatie tussen overheid, onderzoek en ondernemers (de Triple Helix, al komt de term als zodanig nergens terug) komt meermaals aan de orde. Jan van Zanen, burgemeester van Utrecht, constateerde economische groei in zijn gemeente, maar zag de werkgelegenheid nog niet meegroeien. Om dit te bewerkstelligen ziet hij de noodzaak om samen te werken met bedrijven en onderwijsinstellingen: ‘Samen met partners in stad en regio (denk aan de Rabobank Foundation, de maatschappelijk ondernemers in de social impact factory en de ABN Amro) zetten we alles op alles voor meer stageplaatsen, leerwerkmogelijkheden en banen. Vooral voor jongeren. Een stadsgesprek over de jeugdwerkloosheid met inwoners en ondernemers hielp daarbij.’
Ook Herman Kaiser, burgemeester van Arnhem, noemt het: ‘Met de kennisinstellingen en het bedrijfsleven in de regio willen we schouder aan schouder staan. Vlak voor de kerst was de oprichting van de economic board. Onderwijs, bedrijfsleven en gemeenten werken hierin samen aan de versterking van de economie van de regio Arnhem-Nijmegen.’
In meerdere nieuwjaarstoespraken komt de noodzaak van een grotere ruimte voor woningbouw binnen de eigen gemeentegrenzen aan de orde, zowel voor vluchtelingen als voor de eigen woningzoekenden. Veel burgemeesters pleiten voor flexibele huisvesting. ‘Helaas lopen we daar nog te veel tegen starre richtlijnen en onnodig lange procedures aan’, zei Toon van Asseldonk, burgemeester van Overbetuwe. Theo Schouten, burgemeester van Oldenzaal, vindt dat onderkend moet worden dat kansarmen in de samenleving zich bedreigd voelen door de komst van vluchtelingen. ‘Bijvoorbeeld wanneer zij al jaren op de wachtlijst staan en vluchtelingen plotseling voorrang krijgen bij het toewijzen van een huurwoning. Dat leidt tot woede en daar moeten we ons terdege van bewust zijn.’
Een andere aanleiding voor meer woningen is het tegengaan van vergrijzing in de gemeente, zoals Pieter Verhoeve, burgemeester van Oudewater stelde.
Duurzaamheid
Duurzaamheid neemt – in tegenstelling tot voorgaande jaren – een relatief belangrijke plaats in bij de nieuwjaarstoespraken. Waarschijnlijk komt dat deels door de klimaattop in Parijs van het afgelopen jaar, waar diverse bestuurders ook naar verwijzen. Zowel Paul Depla, burgemeester van Breda, en Arno Brok, burgemeester van Dordrecht, kondigen aan dat zij nu al willen nadenken over de vernieuwing van de verbinding over het Hollands Diep, die zowel innovatief als duurzaam moet zijn.
Vitaliteit en duurzaamheid worden in diverse toespraken aan elkaar verbonden. Duurzaamheid wordt ook sterk geplot tegen de achtergrond van economische groei, zoals Jan van Zanen, burgemeester van Utrecht, dat doet: ‘Gezond stedelijk leven – healthy urban living – als uitdaging voor iedereen. Of het nu om slimme laadpalen gaat of om meertaligheid, om stamcelonderzoek of om buurtteams, om serious games of om mensenrechten, om gezond gewicht of om sociaal ondernemerschap, om nul-op-de-meterwoningen, circulair inkopen of open data. Prestaties (en successen) die Utrecht nu al laat zien, maar waarvan de grote betekenis pas over enkele jaren in zijn volle omvang zal blijken.’
Grote evenementen
In vrijwel alle toespraken komen de grote evenementen van het komende jaar aan de orde. Sommige daarvan zijn lokaal of regionaal gebonden, maar sommige hebben een nationale uitstraling. Zo noemt Clemens Cornielje, commissaris van de koning van Gelderland de start van de Giro in Gelderland en de honderdste editie van de Nationale Vierdaagse in Nijmegen. Hij wijst daarbij op het economisch belang van deze evenementen. Daarin is hij niet de enige. Meerdere bestuurders wijzen op de relatie tussen het organiseren van grote evenementen en het positieve effect op de lokale en regionale economie. Zo noemt John Jorritsma, commissaris van de koning van Friesland, de aantrekkende werking van de organisatie van Leeuwarden als Culturele Hoofdstad in 2018: ‘Precies een maand geleden waren gedeputeerde Klaas Kielstra en ik met een – zo is gebleken – succesvolle handelsmissie in China. In Harbin begonnen de Chinezen zelf over Culturele Hoofdstad en dat ze absoluut wilden meedoen. We merkten daar wat voor internationale uitstraling de status ‘Cultureel Europese Hoofdstad’ ons geeft.’
Viering
In Brabant wordt de vijfhonderdste sterfdag van Jheronimus Bosch gevierd, vooral in Den Bosch. Ook vermeldenswaardig is het nieuwe evenement ‘Eindhoven viert de toekomst’, waarbij onder meer wordt stilgestaan bij het ontstaan van Philips, de Technische Universiteit en het Evoluon.
Theo Bovens, commissaris van de koning van Limburg, memoreert de grenseffectentoets, dat hij framet als een ‘mooi voorbeeld van een geslaagde Limburgse lobby’. Evenals in andere jaren benoemt Bovens de grensproblematiek. Het komend jaar zit daar ook een feestelijke kant aan, want de Euregio Maas Rijn bestaat komend jaar veertig jaar.
Henk Jan Meijer, burgemeester van Zwolle, noemt de nationale viering van Koningsdag in zijn stad. John Jorritsma, commissaris van de koning van Friesland, stelt in zijn toespraak een uitzonderingsmaatregel voor het eerste kievitsei voor: ‘Uit voorzorg stel ik daarom dit jaar een andere ‘eerste ei-regeling’ voor. Zodat we via het eerste ei het goede veldwerk en de gepassioneerde nestbeschermers bijzondere aandacht blijven geven, of het rapen nu is toegestaan of niet. Want op nestbescherming hoort wat mij betreft de nadruk te liggen. Vandaar dat ik voorstel om bij een raapverbod het eerste ei wel officieel te melden, maar om het in het nest te laten liggen. Dan kom ik langs om het te lotteren en inspecteren en de vinder volgens de Friese traditie te belonen.’
[1] Het betreft de toespraken van de commissarissen van de koning in de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Friesland, Flevoland, Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland, Brabant, Utrecht, en Limburg. In de provincie Gelderland betrof het niet een nieuwjaarstoespraak, maar een interview van de Commissaris van de Koning. De nieuwjaarstoespraken van burgemeesters in de volgende gemeenten zijn geanalyseerd: Amsterdam, Utrecht, Rotterdam, Eindhoven, Amersfoort, Enschede, Almelo, Arnhem, Zwolle, Katwijk, Bergen op Zoom, Roosendaal, Haarlemmermeer, Tholen, Dordrecht, Deurne, Delft, Breda, Oldenzaal, Overbetuwe, Hof van Twente, De Ronde Venen, Ridderkerk, Heiloo, Wijk bij Duurstede.
Geef een reactie