‘Er zijn geen grote ongelukken gebeurd’, zo citeert de Volkskrant Han Noten, voorzitter van de Transitiecommissie Sociaal Domein, op 2 januari jongstleden. Of de zorg daarmee beter is geworden, is volgens hem nog niet bewezen. De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) concludeert van niet: ‘Gemeenten zijn dit jaar nog te weinig toegekomen aan het opnieuw vormgeven van de zorg voor hun burgers. Het doel van de grote decentralisaties is daardoor nog niet bereikt’ (VNG, 29 december).
Beide artikelen schetsen een reëel beeld na een jaar van decentraliseren van de jeugdzorg, het veld waar ik 12 jaar als bestuurder actief was. De decentralisatie moet zorg voor jeugdigen verbeteren door het versterken van lokale samenwerking en het beter inspelen op lokale context en behoefte. Een belangrijke en verstandige ingreep, waarmee tegelijkertijd kosten bespaard kunnen en moeten worden. Deze transitie verdient tijd, maar enkel constateren dat er geen grote ongelukken zijn gebeurd is een te mager resultaat. Han Noten noch de VNG geeft aanbevelingen over hoe de zorg dan wél verbeterd kan worden. Ik noem drie punten die om een uitweg vragen.
Maak keuzes
In Ruimte voor jeugdhulp (www.VNG.nl) is vorig jaar een breed gedragen beeld geschetst over hoe het zorglandschap kan worden ingericht. Uitgangspunt is dat de dure gespecialiseerde zorg – die alleen de vier grootste gemeenten voor hun eigen inwoners kunnen organiseren – ook voor de inwoners van kleinere gemeenten beschikbaar kan blijven. Noten maakt zich in het bijzonder zorgen over het verdwijnen van deze gespecialiseerde zorg, omdat een ongeleide krimp diverse instellingen op klappen zal doen staan.
In Ruimte voor jeugdhulp wordt vastgesteld dat de bovenregionale zorg gemiddeld ca. 30 procent kan krimpen, mits er integraler wordt gewerkt en de wijk- en buurtteams worden verstrekt met specialistische kennis. Dit vraagt om een geleide herordening met heldere keuzes en besluiten. Het document bevat richtinggevende uitspraken, maar opvolging daarvan is nog niet goed geregeld. Deze constatering leidt tot mijn eerste aanbeveling: Geef concreet invulling aan ‘Ruimte voor jeugdhulp’. Dat vraagt om inspanning en pijnlijke keuzes. Daarmee ontstaat bij het overgebleven zorgaanbod de ruimte om zich op de inhoud van de zorg te concentreren.
Kind
In een transitieperiode zijn andere spelregels nodig. Een knelpunt is de verwachting dat veel zorgaanbieders – die naar elke afzonderlijke gemeente hun handelingen moeten verantwoorden – over 2015 geen goedkeurende accountantsverklaringen zullen krijgen. Gemeenten zullen daarmee ook geen goedkeuring op hun bestedingen krijgen. In het afgelopen jaar zijn er door de VNG, gesteund door de branches, vele pogingen gedaan om voor 2015 aangepaste procedures vast te stellen, maar het rijk kiest ervoor de accountantscontrole op dezelfde wijze voort te zetten. Het risico bestaat dat gemeenten en zorgaanbieders komende maanden vele miljoenen zullen moeten uitgeven aan extra accountantscontroles met een overigens gegarandeerd negatief resultaat. Weggegooid geld, onnodige frustratie. Mijn tweede aanbeveling is dan ook: Beoordeel elkaar voor de jaren 2015-2017 vooral op de effectiviteit van de hulp en behandelingen, niet op de correcte administratieve vastlegging van elke handeling. Dat maakt dat we in de komende twee jaar energie en middelen kunnen stoppen in de noodzakelijke transitie, waarmee we kinderen effectiever kunnen helpen.
Organiseer leiderschap
Voor het organiseren van lokale hulp zijn in de eerste plaats gemeenten aan zet. Ondanks de magere resultaten tot nu toe is hoopgevend dat de gemeenten hun nieuwe taak serieus oppakken, en inzien dat er nog veel werk te verzetten is. Tegelijkertijd is te constateren dat deze enorme transitie onvoldoende gezamenlijk geaccepteerde en gemandateerde leiding kent. Gemeenten articuleren te zeer hun lokale autonomie, waardoor de VNG onvoldoende positie kan nemen. Het rijk mag en wil niet optreden als scheidsrechter of marktmeester. Dat levert een verlamming die zich vooral wreekt bij de zorg die gemeenten niet op eigen kracht kunnen organiseren, de bovenregionale zorg. Mijn laatste aanbeveling is daarom: VNG, rijk en branches zouden samen een plek moeten creëren waar de doelstelling van het gedecentraliseerd jeugdstelsel boven de korte termijnbelangen kan worden gesteld. Daarvoor is gezamenlijk gemandateerd transitieleiderschap nodig. Leiding die de autonome verantwoordelijkheden van gemeenten en aanbieders respecteert, en tegelijkertijd knopen kan doorhakken.
Maak ruimte voor de bedoeling
Bovenstaande vraagstukken zijn te beschouwen als lakmoesproef voor een succesvolle transformatie. Als de partijen samen niet in staat zijn geaccepteerd en gemandateerd leiderschap te organiseren om deze (relatief overzichtelijke) vragen op te lossen, is het misschien beter om met zijn allen te accepteren dat de stelselverantwoordelijke staatssecretaris zijn verantwoordelijkheid pakt en de noodzakelijke besluiten neemt. Ik geef toe, dat zou het onvermogen van de polder pijnlijk zichtbaar maken. Maar het maakt wel mogelijk dat we daarna gezamenlijk aan de slag kunnen met de bedoeling van de stelselwijziging: de zorg voor jeugd effectiever maken en daarmee tegelijk kosten besparen.
Dit artikel is op 8 januari ingekort geplaatst bij Binnenlands Bestuur.
Geef een reactie