Een van de grootste revoluties van de twintigste eeuw is de (door-)ontwikkeling van de auto geweest. De auto heeft ons onder meer mogelijkheden gegeven om te gaan wonen waar we wilden en heeft invloed gehad op de manier waarop we onze steden zijn gaan vernieuwen. Het succes van de auto is mede te danken aan een uitgebreid hoofdwegennet. Soms is de weg wat dikker of dunner, maar nergens hoef ik me af te vragen of ik de weg wel op kom.
Wat de auto met de wereld deed in de twintigste eeuw, doen datadiensten in de eenentwintigste eeuw. Misschien zelfs wel meer dan de auto in de vorige eeuw. Digitalisering en dataficatie zullen de komende decennia sterk gaan bepalen waarom we ergens naar toe gaan, hoe we ons zullen gedragen en waar we boodschappen doen. Dus is het ook noodzakelijk dat zij een volwaardige plek krijgen. Net zo goed als dat wij in de vorige eeuw de auto en de automobiliteit een volwaardige plek hebben gegeven in onze ruimtelijke ordening. Daarvoor is het nodig dat er niet alleen wordt nagedacht over wat dataficatie en digitalisering betekenen, maar ook dat er een aantal dingen wordt gedaan en geregeld.
We moeten ons afvragen of er ook een data-infrabelasting moet worden ingevoerd.
Ten eerste moeten we zorgen dat iedereen in Nederland gelijke toegang heeft tot data en tot het netwerk. Niet alleen in Amsterdam, maar ook bijvoorbeeld in de Achterhoek en in Zeeland. Tegen elke prijs moet worden voorkomen dat bepaalde gebieden in Nederland (‘witte gebieden’) niet mee kunnen, achter het net vissen of geen gebruik kunnen maken van bepaalde diensten omdat burgers of ondernemers daartoe geen toegang hebben. In de tweede plaats moet data van ons allemaal zijn. De komende jaren zit ongetwijfeld de grootste verandering in alles wat uit sensoren komt. Je moet ervoor zorgen dat datagegevens uit die sensornetwerken, bijvoorbeeld waar het gaat om energie, verkeer (zoals de data die hightech auto’s verzamelen) of milieu, van ons allemaal zijn en niet alleen van enkele bedrijven, meestal uit de Verenigde Staten. Het derde is dat onze publieke data-infrastructuur net zo belangrijk wordt als andere netwerken. Dat betekent dat we instituties moeten hebben die ervoor zorgen dat er goede datanetwerken zijn. Dat deze worden aangelegd en onderhouden. Dit houdt ook in dat we ons af moeten vragen of er ook een data-infrabelasting moet worden ingevoerd. Net zoals we de watersysteemheffing (voor onze dijken), motorrijtuigenbelasting (voor onze wegen) en netwerkkosten (voor ons gas- en elektriciteitsnetwerk) kennen.
Het hoort bij de stappen die nodig zijn om digitalisering en dataficatie een volwaardige plek in de samenleving te geven zodat het voor net zo’n revolutie kan zorgen als de auto in de vorige eeuw. Dat is iets dat door steeds meer mensen wordt onderkend…
Geef een reactie