Het onvoorwaardelijk basisinkomen wordt door voorstanders graag als een visionair of revolutionair idee neergezet. Iedereen die er kritiek oplevert, moet dan haast ook wel bekrompen of reactionair zijn. Eenzelfde soort omkering hanteerden de initiators van het Zwitserse referendum. Ondanks dat hun voorstel om een basisinkomen in te voeren met een dikke 75 procent werd verworpen, betoogden voorstanders dat er nog nooit zoveel mensen vóór een onvoorwaardelijk basisinkomen hadden gestemd. Zo lust ik er nog wel een paar.
Drie grote twijfels
Je mag op tenminste drie punten grote twijfels hebben bij de invoering van een onvoorwaardelijk basisinkomen. Dat zijn niet de gebruikelijke (te duur, onhaalbaar en je moet werken voor je geld), maar ze gaan over de onderschatting van de impact, het creëren van een nieuwe tweedeling en de rol van de overheid.
Zolang het plan alleen op hoofdlijnen wordt bediscussieerd, kun je de voordelen maximaliseren en de nadelen minimaliseren. Je kunt hoog opgeven over mogelijke besparingen op gezondheidszorg, omdat iedereen gelukkiger wordt, en vragen over bestaande rechten afdoen met een lange overgangstijd. Of tegelijk stellen dat een basisinkomen de bureaucratie opheft, maar dat voor schrijnende gevallen altijd een oplossing moet worden gevonden. Maar op het moment dat je het gaat invoeren heb je die ruimte niet. Dan gaan heel veel mensen merken dat ze er eigenlijk op achteruitgaan, of heel veel meer belasting gaan betalen. Ik vraag me dan af wat de voorstanders gaan doen: ijzerenheinig zeggen dat het er nu eenmaal bij hoort, of toch maar allerlei ‘bureaucratische’ aanpassingen en specifieke regelingen in het leven roepen?
‘Wat gaat de overheid eigenlijk nog doen bij een onvoorwaardelijk basisinkomen?’
Van mij hoef je niet tot op de komma nauwkeurig uit te werken hoe een basisinkomen er uit moet zien, maar voorstanders mogen wel iets meer werk maken van een concreet plan. In de uitwerking komen namelijk de moeilijke keuzes naar voren. En in de uitvoering de schrijnende gevallen. Kijk maar eens naar recente grote wijzigingen in het stelsel van sociale zekerheid – stuk voor stuk nog altijd minder omvangrijk dan de invoering van een basisinkomen. Is het dan teveel gevraagd om iets preciezer te zijn?
Voor iedereen?
Tweede vraag die wordt onderschat: wie krijgt het. Toegegeven, deze vraag is alleen relevant als je er van uitgaat dat het onvoorwaardelijk basisinkomen niet in de hele wereld tegelijk wordt ingevoerd, maar dat lijkt me voorlopig toch het meest ‘realistische’ scenario. Stel dat het alleen in Nederland wordt ingevoerd, wie heeft er dan recht op? Krijgen andere EU-onderdanen het ook? Asielzoekers? Iedereen die in Nederland geboren is? Welke grens je ook trekt: er zal een groep mét en een groep zónder basisinkomen zijn in Nederland of Europa. De ene groep kan zich ontplooien en in vrijheid keuzes maken, de andere groep moet ‘gewoon’ werken om te overleven. In de praktijk wordt dat een keiharde tweedeling.
Tot slot: wat gaat de overheid eigenlijk nog doen bij een onvoorwaardelijk basisinkomen? In ieder geval veel meer belasting heffen, en heel veel meer geld herverdelen. Gemeenten hoeven in ieder geval niet meer zoveel te gaan doen lijkt het. In ieder geval geen bijstand te verstrekken en geen mensen te begeleiden naar werk. Kan ook niet meer, want de middelen die ze daar nu voor krijgen zijn waarschijnlijk allemaal geschrapt (want ‘bureaucratie’). Een onvoorwaardelijk basisinkomen onderstreept daarmee eigenlijk vooral het idee van ‘eigen verantwoordelijkheid’: iedereen krijgt een basisinkomen, maar mag het verder helemaal zelf uitzoeken. Alle zelfredzame burgers die het nu ook wel redden, gaan het dan ook wel redden. Alle mensen die nu in zeven of meer sloten tegelijk lopen gaan dat straks ook doen. En misschien wel vaker. En wat als het mis gaat? Wie grijpt er in of ruimt de brokken op? Kan een overheid dat nog wel, als alle ‘bureaucratie’ is geschrapt?
Een kwestie van geloof, geloof ik
Het is conceptueel een heel aantrekkelijk idee, het basisinkomen. Het past in die zin in de traditie van bekende utopieën over de ideale samenleving. De eerste echte utopie was van Thomas More en werd in 1516 voor het eerst gepubliceerd. Misschien is het ook een leuk gedachtenexperiment om met de bril van iemand uit 1516 naar nu te kijken. Ik kan me niet voorstellen dat zo iemand als eerste zou beginnen te klagen over de bureaucratische rompslomp. Ik denk dat onze samenleving – zeker de Nederlandse – het utopisch ideaal van toen zelfs overtreft.
‘Ik zie het – in welke vorm dan ook – vooral als een stap terug’
Zo slecht hebben we het niet, wil ik maar zeggen. Maar allicht is er altijd wat te verbeteren. Daarbij kunnen visionaire concepten behulpzaam zijn om de gedachten te scherpen, maar om verbeteringen te realiseren moet je toch een echt plan hebben. Dat ontbreekt bij de voorstanders van het onvoorwaardelijk basisinkomen. Zodra het abstracte idee moet worden ingekleurd gaat het al snel alle kanten op. Over de hoogte van een basisinkomen, over de doelgroep, over aanvullende regelingen voor kinderopvang of bij ziekte, of over de vraag wat de overheid nog wél doet. Omdat het grote idee onuitgewerkt blijft, kleurt iedereen het maar in met eigen voorkeuren. Op die manier wordt het eigenlijk een kwestie van geloof.
Ik geloof er in ieder geval niet in. Ik zie het – in welke vorm dan ook – vooral als een stap terug. Het gaat voorbij aan wat er de afgelopen decennia is opgebouwd, negeert de enorme impact die het heeft op individuen en gezinnen, geeft zich geen rekenschap van een nieuwe tweedeling en beperkt de rol van de overheid tot een minimum. Ik vind het – zeker voor links – een heilloze weg.
Tom van Doormaal zegt
Het betoog is herkenbaar, het lijkt op veel van mijn reserves. Maar toch kom ik niet erg onder de indruk.
Het parlement heeft over het plan van Norbert Klein gedebatteerd. Er zijn internationaal en nationaal serieuze mensen die wel degelijk die kant uitkijken. Ik noem er twee: Robert Reich, voormalig minister van arbeidsmarkt onder Clinton en Yannis Varoufakis, Grieks minister die zijn collega’s tot wanhoop dreef, maar meer gelijk had dan hij kreeg.
Waarom is het basisinkomen en stap terug?
We hebben kinderbijslag, uitkeringen van allerlei aard, toeslagen van allerlei aard, bijstand, AOW. We laten mensen niet verkommeren en hebben daar soms enorme inspanningen voor over. Het kan juist een stap vooruit zijn dit geheel te versimpelen. Natuurlijk, het is ingrijpend, daar houden incrementalisten helemaal niet van. Maar juist daarom: het geheel van de sociale zekerheid is ingewikkeld en ouderwets. De arbeidsmarkt is aan ingrijpende hervorming toe. Ook ik heb moeite met een grote rol van de overheid bij het herverdelen van inkomen. Maar laten we er serieus over nadenken!