In het voorjaar van 2001 publiceerden Cor van Montfort, onderzoeker bij de Algemene Rekenkamer en universitair docent Ank Michels een artikel met de titel ‘Democratie en horizontaal bestuur’ in Bestuurswetenschappen. Ik moet bekennen dat ik het toentertijd heb gemist, maar wat enkele maanden later gebeurde (en zowel democratie als horizontaal bestuur in een ander daglicht zette) herinner ik me nog als de dag van gisteren. De twee vliegtuigen die zich in de WTC-torens in New York boorden, maakte definitief een einde aan de gedachte dat met het einde van de Koude Oorlog het ‘einde van de geschiedenis’ was ingeluid en de ideologische ontwikkeling van de mens voltooid was.
Ter gelegenheid van het 70-jarig bestaan van Bestuurswetenschappen in 2016 is in het jubileumnummer (2016/4) redactioneel aandacht besteed aan de mannen (en een vrouw) van het eerste uur. Een essay in dat nummer bevat een kleine geschiedenis van de (gemeentelijke) bestuurswetenschappen. Bij dat essay horen een literatuurlijst met relevante publicaties (o.a. proefschriften, oraties, boeken en artikelen) vanaf 1964 en een naschrift met correcties, verduidelijkingen en aanvullingen.
Van Montforts en Michels ademen nog de sfeer van de status quo waarin naast een verticale vorm van democratie ook de horizontale samenwerking in alle harmonie een plek verdient, zij het dat de spreiding van soevereiniteit van het volk goed moet worden afgestemd.
Het vertrouwen in de polder is nog groot.
Publicist Paul Scheffer, die al in 2000 zijn essay Het multiculturele drama had geschreven, haalde door het momentum van 9/11 zijn gelijk. In 2002 en 2004 werden vervolgens politieke moorden gepleegd en het populisme kwam op om niet meer te verdwijnen. Vijftien jaar later is Trump de president-elect van de Verenigde Staten en stevent de PVV wellicht af op een enorme winst bij de Tweede Kamerverkiezingen.
De samenleving is sinds 2001 zo sterk veranderd, dat een stuk over horizontaal bestuur en democratie nu in een heel ander daglicht zou komen te staan. Ik noem enkele punten.
Ten eerste heeft het populisme roet in het eten gegooid bij het precaire evenwicht in de verdeling van de macht in ons land. Belangengroepen kunnen niet langer een deel van de soevereiniteit van het volk opeisen, omdat hun legitimiteit niet langer door een grote politieke meerderheid wordt onderschreven. Ontwikkelingssamenwerking, cultuur en de multiculturele samenleving waren in 2001 nog heilige huisjes; het maatschappelijk middenveld dat deze thema’s uitdroeg, heeft echter stevig aan belang ingeboet.
Tegelijk heeft de natiestaat even snel macht ingeleverd. De euro, waarvan we in 2001 op 1 januari de eerste biljetten en munten in onze portemonnee kregen, bleek van de nationale fiscale manoeuvreerruimte weinig te hebben overgelaten. Internationaal kregen steden steeds meer invloed (lees Benjamin Barber’s If Mayors Rule The World er maar op na) en met de opkomst van internet kregen Amerikaanse bedrijven zoals Facebook, Google en Apple steeds meer macht over onze sociale interactie.
Zagen Van Montfort en Michels de legitimiteit van de nationale overheid nog als een gegeven, tegenwoordig doen politici van divers pluimage verwoede pogingen om deze legitimiteit opnieuw te munten: populisten door het Hollands belang voorop te stellen, kosmopolieten door een gemeenschappelijk mondiaal belang te prediken. Beide vertellen een groot verhaal; maatschappelijke groeperingen die zich op een ouderwetse manier met een deelbelang inlaten, hebben het nakijken.
Van Montfort en Michels constateren in 2001 dat de toename van horizontaal bestuur en de roep om transparantie (ook al een belangrijk issue in die tijd) grotendeels onafhankelijk van elkaar plaatsvinden. Dat is natuurlijk geen wonder: horizontaal bestuur is in die dagen grotendeels een ‘black box’; de betrokken private partijen leggen nauwelijks verantwoording af. Anno 2016 heeft transparantie vleugels gekregen, niet alleen door bijvoorbeeld Wikileaks, maar ook door het Huis van Klokkenluiders, dat misstanden in werksituaties inzichtelijk moet maken.
Ik geloof met de Poolse filosoof Zygmunt Bauman dat onze maatschappij vloeibaar is geworden: oude hiërarchieën zijn verschrompeld, we kijken overal doorheen, en de enige zekerheid is onzekerheid. In zulke tijden is alleen maar méér behoefte aan horizontale democratie: netwerken van (subtiele en veranderlijke) macht en invloed die op gelijke voet naast de traditionele instituties komen te staan.
De netwerksamenleving? Aan die ordening, die zich van formele democratische legitimiteit weinig aantrekt, spraken Van Montfort en Michels nu juist hun afschuw uit. Op dat punt hebben ze geen gelijk gekregen. Of dat te betreuren valt, bespreken we over vijftien jaar.
Deze column maakt deel uit van een serie van drie. Lees ook: Het vraagstuk der gemeentelijke indeling en Het succes van falend beleid.
Geef een reactie