Het openbaar debat over radicale oplossingen voor problemen bevredigt niet erg. Het krampachtige zwijgen tijdens de formatie helpt ook niet echt.
Het SCP publiceerde in 2001 het 4R-model: het politiek systeem moest richting geven, ruimte laten, resultaat halen en rekenschap afleggen. Het was een elegante bijsluiter bij het alledaagse politieke gedoe. In vier R-vragen kon je toetsen:
- Is de politiek globaal en helder in het geven van richting aan het beleid?
- Wordt er voldoende ruimte gelaten aan de invulling en uitvoering daarvan?
- Wordt het resultaat behaald dat is beloofd?
- Is er verstandig gebruik gemaakt van de noodzakelijke middelen? (rekenschap)
Ik vond het wel een aardige ordening. De openbare discussie over beleid rond arbeidsmarkt en sociale zekerheid zou volgens dit stramien moeten. Dan zie je beter hoe weinig er al decennia wordt bereikt. De ideologisch lading hindert: veel oordeel, weinig luisteren naar elkaar, weinig betrouwbare kennis. Kan dat beter?
Modieuze discussie
Sybrand Buma (CDA) deed een poging tot diepzinnigheid in zijn Schoo-lezing van een tijdje terug. Toen struikelde ik ook over Edith Schippers (VVD), die een jaar eerder ongeveer het zelfde terrein bestreek. Voor wie het niet heeft opgemerkt: hoe gaan we met elkaar om, wat vinden we passende eigenheid van andere culturen, waar liggen grenzen en moeten we onze cultuur verdedigen?
Ik word er niet erg warm van: postuum krijgt Osama bin Laden te veel zijn zin. De verhoudingen tussen geloofsgemeenschappen zijn gepolariseerd na 09-11-01, zeker. Maar is het daarmee ook een politiek onderwerp van betekenis geworden? Ik geloof dat niet zo erg. Natuurlijk, er is wel wat. Onze communicatie is ruwer geworden, gefragmenteerder ook. Maar een clash of cultures? Migratie is van alle tijden: maar migranten worden na enige frictie allemaal opgenomen. Het gaat in de politiek om andere dingen.
Contact en diversiteit
Hoe hanteren we diversiteit? Vroeger moesten we ‘broadcasten’, berichten rondstrooien en dan werken met de discussie die dat opriep. Tegenstanders te over. Vervelend? Nee, de confrontatie met diversiteit is prima.
John Stuart Mill schreef in 1848: ‘It is hardly possible to overrate the value, in the present low state of human improvement, of placing human beings in contact with persons dissimilar to themselves, and with modes of thought and action unlike those with which they are familiar. Such communication has always been, and is peculiarly in the present age, one of the primary sources of progress.’
Uit de botsing van meningen ontspringt de waarheid. De werkelijkheid van nu laat het moeizame beeld van de social media zien: iedereen verschanst zich in een echoput van gelijkgezinden. Dat geeft ruimte voor een onbestreden, eigen relatie met de realiteit en onbehouwen kritiek op anders denkenden.
Maar het kan anders. Artikel 100 van de Noorse Grondwet zegt dat het de verantwoordelijkheid van de overheid is om condities te scheppen waarin een open en verlicht openbaar debat wordt gefaciliteerd. Dat is nog eens een mooie grondwettelijke verplichting. (T. Garton Ash, Free speech, p. 230)
Openbaar debat over wat?
Waarover moet het dan gaan? Over cultuur, over identiteit, omgangsvormen? Ik geloof het niet, al was het maar omdat de overheid op dat vlak vrijwel niet kan leveren. Of om het streetwise te zeggen: de overheid kan wel iets vinden daarover, maar het blijft onverbindende kletspraat.
Natuurlijk: vreemdelingen, hun integratie in onze samenleving, hun lasten en opbrengsten doen er toe. Maar laten we niet doen of het een unieke uitdaging is: eeuwen van migratie passeren probleemloos. Over sommige groepen gaat het nog heel even, maar ‘laten we lief zijn voor elkaar’ voegt burgemeester van der Laan ons toe.
Waar over gaat politiek doorgaans? In de politieke wetenschap spreken we over ‘het gezaghebbend verdelen van schaarse waarden’, of over who gets what, when and how. Gevoel, culturele identiteit, horen daar niet echt bij: het zijn wel waarden, maar ze zijn niet schaars, niet te verdelen en slecht te beïnvloeden.
Wat hoort er wel bij? De inkomens, die kunnen worden beïnvloed door fiscale maatregelen, de werkgelegenheid, die bepaald wordt door economische politiek, rechtvaardige verhoudingen, die worden bepaald door opvattingen over inkomensverdeling en rechtsstaat.
Tegen systematische vernedering
Margalit pleitte voor een decent society, door Ruud Koole een fatsoenlijke samenleving genoemd, een samenleving die zijn burgers niet systematisch vernedert. Misschien had de PvdA wat meer aan die morele opdracht moeten denken.
En dan zie je ineens hoe politieke vreemden tot gedeelde standpunten komen. In Radar zijn Annemarie van Gaal en Antoinette Hertsenberg ineens te vinden voor een basisinkomen voor ouderen, want solliciteren boven 55 jaar levert 3 procent kans op werk op. In het parlement weten Asscher en Klijnsma dat het onderzoek veel betere cijfers geeft, maar degenen die het betreft kennen de realiteit. Zij worden bovendien systematisch vernederd.
Je zou aan die vernedering een eind kunnen maken door een onvoorwaardelijk basisinkomen voor ouderen: als iedereen recht heeft op een sociaal minimum, vervallen alle verplichtingen, kansloos gesolliciteer, spioneren, tandenborstels tellen. Het openbaar debat over dit idee flakkert op: er is een Vereniging Basisinkomen, het Netwerk Politieke Innovatie vraagt meer onderzoek en beter debat.
Flexibeler pensionering
Anders denken noemt Marijke Linthorst haar laatste blog, gepubliceerd bij de Wiardi Beckman Stichting. Laten we gezondheidsproblemen voorkomen, door de AOW flexibeler te maken. Hoger opgeleiden kunnen eerder met pensioen, lager opgeleiden leven gemiddeld zeven jaar korter. ‘Hoger opgeleiden kunnen het zich veroorloven eerder met pensioen te gaan […] terwijl de AOW voor lager opgeleiden een onmisbaar bestanddeel van het inkomen is. De AOW is dus geen voorziening meer die voor iedereen hetzelfde is: hij pakt voor verschillende groepen anders uit.’
Laten we er nog eens naar kijken. In het parlement beantwoorden haar demissionaire partijgenoten vragen over de pensionering van mensen met zware beroepen. Het lijkt me elementaire logica: als je alleen een ballpoint hebt vastgehouden, kom je gezonder bij de 67 jaar, dan wanneer je stenen hebt getild of zware werktuigen hebt bediend. Dat leidt tot kosten in de gezondheidszorg. Maar het is lastig een goede definitie van een ‘zwaar beroep’ te geven. Misschien moet dat ook niet.
Je zou op de grens van het pensioen een basisinkomen naar keuze kunnen aanbieden: wie wil kan daar gebruik van maken. Het lijkt mogelijk zo meer rechtvaardigheid te scheppen op de belangrijke overgang in een mensenleven. De verbinding met opleiding en beroepszwaarte lijkt lastig te maken in een wettekst. Maar het probleem bestaat wel.
Zo komen ineens gedachten van Philippe van Parijs, Annemarie van Gaal en Marijke Linthorst dicht bij elkaar. Nu nog een kader voor serieus debat hierover… een discussieforum op Facebook helpt een beetje, de Vereniging Basisinkomen en het NPI doen hun best. Maar de politiek moet het openbaar debat toch voeren?
Reyer Brons zegt
Zie ook het NPI-symposium oveer dit onderwerp op 16 oktober via de link https://npi.pleio.nl/events/event/view/52605672/basisinkomen-vraagt-rationele-afweging