Het eerste advies waaraan ik als stafmedewerker van de Raad voor het Openbaar Bestuur (ROB) in 2009 mijn bijdrage mocht leveren, ging over het zogenoemde tweebestuurslagenprincipe. Het vierde kabinet-Balkenende had zichzelf ten doel gesteld om bestuurlijke drukte en administratieve lasten te verminderen. Daarom had het dit principe omarmd: over elke taak mochten maximaal twee bestuurslagen gaan. Als te veel bestuurslagen zich met één taak bezighielden, zouden stroperigheid, bestuurlijke spaghetti en inertie ontstaan.
Een aantal jaren daarvoor bracht de raad advies uit over de randstandprovincie. De raad adviseerde om niet tot één grote randstandprovincie te komen, zoals de commissie-Kok in dezelfde periode zou doen, maar meende dat het beter was om een noord- en zuidvleugel te vormen.
Deze twee voorbeelden illustreren mooi het bestuurlijke discours in de jaren nul van deze eeuw.
Politiek en bestuur probeerden de maatschappelijke complexiteit te reduceren door bestuurlijke drukte en de administratieve lasten te verminderen. En dus waren jarenlang noties als ‘Je gaat erover of niet’ of ‘het tweebestuurslagenprincipe’ in zwang. Door duidelijk te maken dat je ergens wel of juist over niet gaat, probeerde de politiek greep te krijgen op de complexiteit.
Als adviseur van de ROB heb ik dat beleidsparadigma langzaam zien veranderen. In 2010 droeg ik bij aan het advies Het einde van het blauwdrukdenken. Daarin bepleitte de raad juist om niet meer vanuit Den Haag nieuwe bestuurlijke kaarten van Nederland te tekenen, maar juist de maatschappelijke opgave centraal te stellen. De heilige schaal bestaat niet, dus probeer daar ook niet naar te streven. Twee jaar later kwam daar met Loslaten in vertrouwen nog een advies bij die liet zien dat politiek en bestuur meer moeite moeten doen om maatschappelijke organisaties en burgers bij beleid- en besluitvorming te betrekken.
‘De heilige schaal bestaat niet, dus Den Haag moet daar ook niet naar streven’
Eind 2013 vertrok ik bij de ROB om daar in het voorjaar van 2017 weer terug te keren. En de wijziging van paradigma en bijbehorende taal bleek zich radicaal te hebben doorgezet. De dominante beleidstheorie is nu: accepteer de complexe realiteit en probeer het bestuur flexibel, adaptief en veerkrachtig te maken zodat die kan inspelen op de continue verandering. Overheden willen nu opgavegericht werken. Daarbij is het niet meer belangrijk wie waar precies over gaat, zolang de opgave maar wordt opgepakt. We bezigen het mantra dat er voor burgers maar één overheid bestaat en dat het voor hen niet uitmaakt wie waarvoor verantwoordelijk is als een probleem maar wordt opgelost. Multi-level governance is het nieuwe buzzwoord.
Ik denk dat deze omslag goed is. Het biedt een realistischer uitgangspunt bij het aanpakken van complexe maatschappelijke vraagstukken. We moeten niet proberen het vraagstuk in de structuur van de overheid te duwen, maar de overheid aanpassen aan de opgaven waarvoor zij aan de lat staat.
‘Bij de toedeling van taken is de provincie de afgelopen decennia opzichtig genegeerd’
Dat betekent niet dat we acceptatie van complexiteit zodanig moeten cultiveren dat we de mogelijkheden tot overzicht onbenut laten. En dat is wel wat nu gebeurt. Diffuse regionale samenwerkingsverbanden worden opgezet zonder duidelijke democratische structuren en borging, terwijl we in ons land beschikken over een regionale en democratisch gelegitimeerde bestuurslaag: de provincie. Ik zie met verwondering hoe de provincie de afgelopen twee decennia bij de toedeling van taken opzichtig is genegeerd. De Haagse politiek gaf onder meer veiligheidsregio’s, regionale uitvoeringsdiensten en nu weer jeugdzorgregio’s een wettelijke status, waarna gemeenten vervolgens ingewikkelde hulpconstructies moesten opzetten om de besluitvorming daarbinnen nog enigszins democratisch te organiseren.
In veel gevallen hoeven we het onszelf dus helemaal niet zo ingewikkeld te maken. Opgavegericht werken kan ook door het bestaande regionale bestuur in positie te brengen en de taken en opgaven te geven waarvoor veel gemeenten niet de omvang en slagkracht voor hebben.
Deze column is ook gepubliceerd op de website van de ROB.
Geef een reactie