Wereldwijd zijn er toenemende protesten, van Hong Kong tot Parijs. De publieke arena is ook in Nederland revolutionair veranderd, maar politici en bestuurders spelen hier niet voldoende op in. Zij moeten meer publiek leiderschap gaan vertonen.
De publieke arena, het publieke debat en de publieke opinie zijn dankzij de nieuwe ict en internettechnologie revolutionair veranderd. Iedereen met een smartphone of laptop kan nu van onderop binnen een paar dagen massale protesten organiseren. Een protest heeft een grotere kans van slagen als de organisator al een beginnend online netwerkje heeft en goed aanvoelt en verwoordt waar de ongerustheid zit. Ook een betrokken persoonlijke achtergrond, uiteraard bekend in de publieke arena, is van belang om een protest(beweging) te doen slagen.
Ouderwets Nederland
Het groeiende publieke protest is uiteraard ook zichtbaar in Nederland: het begon met #POinAktie (daar stonden drie basisschoolleraren aan de basis) en #MeToo. Daarna kregen we nog vele varianten, zoals #wetBIG en #verpleegkundigen en #Boerenprotest (ook weer terug te voeren op drie individuele boeren). Polderorganisaties hobbelen daar achteraan, zoals bij de laatste de LTO en bij de eerste de V&VN, waarvan het bestuur inmiddels heeft moeten aftreden vanwege gebrek aan raadpleging van de eigen leden. Ook de verbazing daarover is op diezelfde technologische revolutie terug te voeren. Tegenwoordig kan men immers moeiteloos direct communiceren met de eigen leden, tot in de honderdduizenden.
Nederlandse politici en journalisten denken nog ouderwets en duiden de protesten als grotere onrust dan in het verleden. Daarbij richten ze zich, al even ouderwets, op ‘waartegen dit protest is’ en vooral ‘wat er beleidsmatig aan te doen is’. Meest tekenend voorbeeld hiervan was Sybrand Buma, toen nog fractievoorzitter van regeringspartij CDA, die in een uitzending van het televisieprogramma Buitenhof uitzending inging op het ‘gele hesjes’ protest in Parijs. Hij verkondigde als zijn meest strategische antwoord dat wij in Nederland toch ook kritisch moesten gaan kijken naar belasting op benzine.
‘De beste reactie van een leider zit niet in dossierbehandeling, maar in gezag’
Dan mis je het grotere punt: je hebt dan dus absoluut niet door dat er een machtsverschuiving gaande is naar burgers, zowel individueel, gezamenlijk als massaal, en naar hun directe en openlijke uiting van hun emoties en meningen. De oude representatieve democratie heeft een groot probleem dat te vertegenwoordigen, laat staan aan te kunnen (in de zin van kanaliseren of stil krijgen van het protest). Het enige antwoord is nieuw publiek leiderschap te tonen tegenover deze nieuwe burgermacht en nieuwe publieke tribune. Met een wat internationalere blik had Buma veel kunnen leren van president Macron. Die laat immers zien dat de beste reactie niet zit in dossierbehandeling, maar in stijl en houding en dus uiteindelijk in het gezag als publiek leider: openlijk luisteren, openlijk in debat gaan, ronde tafels organiseren en iedereen uitnodigen. We zien nu voor het eerst een Franse president die in hemdsmouwen en informeel naar burgers luistert en spontaan en persoonlijk reageert met de camera’s erbij.
Emoties
Er was vermoedelijk altijd al veel onrust, maar die kan nu gemakkelijker, sneller, massaler en van onderop georganiseerd en zichtbaar worden geuit. Het gaat dus niet langer om inhoud of dossiers, maar om gevoelens als miskenning, niet gehoord worden, belangen en posities die geschaad worden en het publieke gezagvolle antwoord daarop. Ik heb dat niet gezien rond het #Boerenprotest en ook nu niet in de onrust rond het coronavirus. Nergens zie ik een erkende publiek bestuurder de tribune pakken en gezaghebbend uitleggen wat er aan de hand is, welke maatregelen er al genomen zijn en wat men zelf moet en kan doen. Veel personen met publieke functies in Nederland, zoals ministers, burgemeesters, maar ook bestuurders van publieke instellingen, lijken bij dit soort onrust liever te duiken en te schuilen. Publieke communicatie wordt overgelaten aan technische experts. Daarmee worden emoties of onrust van bewoners van dit land opnieuw niet geadresseerd, maar gaat men publiekelijk vooral in op een mogelijk gebrek aan informatie en geeft men vooral veel richtlijnen en instructies.
‘De technologische revolutie geeft veel meer directe zeggenschap en organiseermacht aan burgers’
Nederland had altijd ‘de polder’ als de institutionele en wettelijk verankerde structuur, die voortkwam uit een strategie van pacificatie van ‘volkse’ onrust. Vertegenwoordigende besturen (overigens sterker aan vakbondszijde dan aan werkgeverszijde) die onderhandelen met een (zeer indirect gekozen) politieke vertegenwoordiger van de overheid, die eventuele compromissen vervolgens in wetten verankert (corporatistische overheid). Ik heb dat eerder polderpaternalisme genoemd: het is deugdzaam gedrag, daar in die binnenkamertjes, en vaak goed bedoeld, maar het komt er zeer betuttelend uit, waarbij diezelfde mondige burger dus als kind wordt behandeld.
Dit is een driedubbele trap van representatie, zowel aan de polderkant (verenigingen) als aan de politieke kant (representatieve democratie, geen directe verkiezingen bestuurders). Dat strategisch instrument lijkt dus nu uitgewerkt omdat de technologische revolutie veel meer directe zeggenschap en organiseermacht aan burgers geeft. De publieke opinie is nu van en door het publiek zelf.
Dit inzicht liet premier Rutte goed zien door de bedrijfslobby erop te wijzen dat hij niet langer namens hen de publieke opinie in de hand heeft (dat was namelijk via zijn positie naar het bekende circuit van ‘Haagse’ journalisten), maar dat ze die nieuwe publieke tribune voortaan zelf rechtstreeks moesten gaan tackelen. Er is nu een publieke tribune die permanent ‘aan’ staat, alles ziet en beoordeelt en bovendien direct terugpraat. Richting polder betekent dat dat ‘achterbannen’ een publiek zichtbare en meetbare (!) mening kunnen uiten en zich desnoods buiten de polderverenigingen om massaal kunnen organiseren. Richting politiek zijn dit kiezers en dus zal iedere politicus die herkozen wil worden (en anders wel zijn/haar politieke partij) zich deze nieuwe direct zichtbare publieke opinie zeer aantrekken. Dit ondermijnt het polderconstruct natuurlijk ook van binnenuit: de politiek wordt wispelturiger en de publieke tribune zit zelf direct aan tafel in het polderoverleg.
Uiteraard leidt dit tot nieuwe spanningen, nieuwe vormen van protest, nieuwe issues van conflict, maar het oude strategische antwoord op ‘onrust onder het volk’ van een (representatief democratische) politiek die leunt op een (vertegenwoordigende) polder, is daarvoor nu steeds te laat, heeft te veel de – anonieme en niet persoonlijke – kleur van papier en binnenkamertjes en heeft dus ook nauwelijks nog publiek gezag.
Publieke arena
De grote slag zit daarom in publiek leiderschap, in gedrag en cultuur, niet in dossiers of structuren. Dat laatste is alleen maar een wegvluchten voor de psychologisch pijnlijke slag naar de onontkoombare nieuwe stijl. Dat is dus de moeilijkste omslag en zal nog jaren duren. Waarschijnlijk is er een geheel nieuwe generatie publieke bestuurders voor nodig. Het is jammer dat politici zo laat zijn met dit strategisch inzicht. De winst van Trump heb ik voorspeld op grond van deze analyse (ook zijn targeting van de juiste ‘swing’ states was media-technisch en campagnestrategisch doordacht), evenals de verkiezingswinst van Baudet. Beiden hanteren het nieuwe derde kanaal van, door en voor de mensen zelf nu eenmaal veel beter dan hun tegenstanders. Baudet liep zelfs tijdens debatten uit de Tweede Kamer om op sociale media te verschijnen: dan heb je dus dat de journalistiek (hoe welwillend ook) niet meer het belangrijkste kanaal naar kiezers is. Er is nu eenmaal een strijd om schaarse aandacht gaande tussen alle media en waarschijnlijk is dit derde, directe kanaal al aan het winnen. Inmiddels is Baudet er op diezelfde manier in geslaagd zijn partij tot de grootste ledenpartij van het land te maken.
Kortom: deze technologische revolutie moet er in Nederland toe leiden dat publieke bestuurders meer publiek leiderschap gaan vertonen (en dan ook ander leiderschap dat de tribune aankan, retorica is te lang verwaarloosd). Cultureel zal men af moeten van de denigrerende, paternalistische houding dat ‘de burger het toch niet snapt’, ‘het aan ons moet overlaten’ en dat de mening van het ‘interne bestuurlijke’ circuit het belangrijkste is om op te sturen. Nederland zal moeten wennen aan de gevolgen van een fundamenteel andere publieke arena.
Geef een reactie