Hoe (on)rechtvaardig is de bijstand en hoe maken we die rechtvaardiger? Het boek ‘Streng maar onrechtvaardig. De bijstand gewogen’, hier besproken door Dave van Ooijen, zoekt antwoorden op die vragen. Het blijkt dat we veel eisen van de meest kwetsbaren in onze samenleving, maar hen weinig te bieden hebben.
Bij de behandeling van het rapport over de Toeslagenaffaire dreigde de discussie in de Tweede Kamer zich te beperken tot ‘het systeem’. Diverse politici, vooral van VVD-huize, lieten doorschemeren dat sprake was van een verschrikkelijk bedrijfsongeluk waaraan niemand echt schuld had. Alsof het fraudebeleid dat daaraan ten grondslag lag niet het gevolg was van bewust beleid en het handelen van politici en ambtenaren. Lilianne Ploumen, de kersverse leider van de PvdA, legde in het debat met Mark Rutte meteen de vinger op de zere plek: “U bent geen toeschouwer, u bent een van de hoofdrolspelers”. Volgens haar is alle ellende begonnen toen Mark Rutte in 2002 aantrad als staatssecretaris van Sociale Zaken. “Vanaf dat moment sloop wantrouwen langzaam, maar heel zeker en heel doordringend alle systemen van de overheid in”. Dat het mensbeeld van Rutte en de VVD ook een stevige rol heeft gespeeld over hoe met bijstandsgerechtigden wordt omgegaan komt naar voren in het onlangs uitgekomen boek: ‘Streng maar onrechtvaardig. De bijstand gewogen’. In het boek geeft een twintigtal onderzoekers aan op welke manieren de bijstand in de afgelopen 10 jaar steeds onrechtvaardiger en strenger is geworden. Waarbij zowel wetgeving als uitvoering in toenemende mate werd gebaseerd op wantrouwen, misbruik en fraude. Het boek, dat eindigt met zes uiterst interessante voorstellen voor een rechtvaardiger bijstand, biedt een stevig fundament voor een nieuw mensbeeld onder de Participatiewet.
‘Het “verdienen van bijstand” is kenmerkend voor de meritocratische samenleving van de afgelopen decennia’
Angst voor misbruik
Het eerste deel van het boek bevat een drietal bijdragen die rechtvaardigheid in de bijstand in perspectief plaatsen. Wat is de achtergrond van de huidige Participatiewet? Hoe heeft het bijstandsbeleid zich ontwikkeld? En voorkomt de bijstand armoede? Margo Trappenburg laat zien dat de Participatiewet het resultaat is van een sinds de jaren zestig voortdurende discussie over angst voor misbruik van de bijstand versus het recht op bijstand voor iedereen die niet in staat is zelfstandig een inkomen te verdienen. Met behulp van een zeer verhelderende grafiek laat zij zien hoe de zoektocht naar rechtvaardigheid in de bijstand zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld. Zo kenmerkte de hulp zich ten tijde van de Armenwet (1912-1965) nog in de vorm van maatwerk en was de hulp streng. Met de Bijstandwet van 1965 en Bijstandswet van 1972 verschoof de hulp langzaam maar zeker in de richting van standaardisering en werd deze milder. De verdere geschiedenis van de Bijstandswet (Bijstandswet 1996, Wet werk en bijstand 2004 en Participatiewet 2015) laat zich volgens Trappenburg typeren als een pijl in de omgekeerde richting: van mild en standaardisering naar streng en maatwerk.
Terwijl het SCP eerder al concludeerde dat de Participatiewet is mislukt en niet heeft geleid tot banen voor de doelgroep, zegt Trappenburg dat we weer terug zijn bij het rechtvaardigheidsregime van de Armenwet uit 1912. Een uitkering om mensen te beschermen tegen de grillen van de arbeidsmarkt is vervangen door een uitkering die geen recht meer is, maar ‘verdiend moet worden’. Het ‘verdienen van bijstand´ is kenmerkend voor de meritocratische samenleving die zich de afgelopen decennia heeft ontwikkeld.
Wreed optimisme
In het tweede deel wordt in vier bijdragen stilgestaan bij de uitvoering van de bijstandswet. Hoe gaan uitvoerders van de wet om met bijstandsgerechtigden? Kunnen zij mensen op gepaste wijze helpen? En welke opvattingen hebben uitvoerders over rechtvaardigheid? Josien Arts, die ruim een jaar heeft meegelopen met klantmanagers en bijstandsgerechtigden bij drie sociale diensten, laat zien hoe in de re-integratie naar betaald werk vanuit de bijstand steeds meer is gaan bestaan uit het stimuleren van ‘positieve’ gedachten en gevoelens van bijstandsgerechtigden over hun potentie om betaald werk te vinden. Met meer nadruk op tegenprestatie en ‘activering’ en het steeds minder daadwerkelijk bieden van werk.
‘De bijstand heeft bijgedragen aan een vorm van mild despotisme’
Gezien de beperkte mogelijkheden op de arbeidsmarkt is de bijstand voor degene die het nodig hebben een vorm van ‘wreed optimisme’. Optimisme dat hetgeen wat wordt nagestreefd juist in de weg zit. Voor de meeste bijstandsgerechtigden dient volgens Arts de nadruk juist niet te liggen op het stimuleren van ‘positieve’ gedachten om zo snel mogelijk weer aan het werk gaan. Maar op het bieden van hulpbronnen zij nodig hebben om hun kansen te versterken, zoals opleiding of omscholing. In de woorden van Alexis de Tocqueville zouden we kunnen zeggen dat de bijstand heeft bijgedragen aan een vorm van ‘mild despotisme´. Waarbij een sterk geïndividualiseerde samenleving en een onbeheersbare, centrale en bureaucratische overheid er gezamenlijk voor heeft gezorgd dat de overheid haar belangrijkste opdracht, de publieke zaak en het welbegrepen eigenbelang, uit het zicht heeft verloren.
Alternatieven
Na het derde deel waarin verschillende visies op rechtvaardigheid van bijstandsgerechtigden, klantmanagers en anderen aan bod komen, vinden we in het afsluitende vierde deel drie bijdragen met voorstellen tot aanpassingen van en alternatieven voor de bijstand. Het betreft een aantal zeer interessante voorstellen die het vanaf 17 maart te vormen nieuwe kabinet zou kunnen gebruiken om de verhouding tussen overheid en samenleving opnieuw vorm te geven. Naast een bijdrage van Wim van Oorschot en Femke Roosma over steun voor het basisinkomen onder de Europese bevolking pleit Paul de Beer in zijn bijdrage voor verdergaande individualisering van de bijstand, zodat de bijstand qua systematiek aansluit bij veranderingen in de samenleving en het overige sociale zekerheidsrecht, waarin de financiële zelfstandigheid van vrouwen allang een gegeven is. Monique Kremer, ten slotte, stelt dat in plaats van een bijstandsuitkering een werkend bestaan meer recht doet aan herverdelende rechtvaardigheid. Zij pleit voor de basisbaan als rechtvaardiger alternatief voor een bijstandsuitkering. Een basisbaan is voor haar een structurele betaalde baan die gecreëerd wordt voor mensen die niet vanzelfsprekend werk vinden op de reguliere arbeidsmarkt. Volgens haar zou een basisbaan het sluitstuk van de verzorgingsstaat moeten zijn. Bedoeld voor mensen die met de permanente tijdelijkheid van de huidige arbeidsmarkt niet goed uit de voeten kunnen.
Krachtig pleidooi
In het afsluitende hoofdstuk wordt door de samenstellers van de bundel antwoord gegeven op de centrale vraag die zij aan het begin van het boek stelden. Hoe (on)rechtvaardig is de bijstand en hoe maken we die rechtvaardiger? Volgens de samenstellers vertelt het sombere beeld dat uit de diverse bijdragen oprijst ons iets over hoe we, net als bij de Toeslagenaffaire, omgaan met de meest kwetsbaren in onze samenleving. We eisen veel van hen, maar hebben hen weinig te bieden. Zo wordt in 2011 door een besluit van het toenmalige kabinet Rutte I (VVD, CDA, met gedoogsteun van de PVV) de bijstand elk half jaar verlaagd en gaat dit nog tot 2035 door. Daarnaast is het re-integratiebudget vanaf 2010 gedaald van 4.500 euro naar 1.500 euro per uitkeringsgerechtigde.
‘De bijstand levert eerder minder dan meer kans op werk’
Al met al heeft de bijstand geleid tot minder inkomen, meer plichten en verdere aantasting van het zelfvertrouwen. Vooral doordat de bijstand niet meer kans op werk oplevert, eerder minder. De samenstellers doen zes voorstellen om mensen in de bijstand meer waardig en rechtvaardig te behandelen. Met minder plichten en meer kansen: 1) voldoende bijstand om armoede te voorkomen (verhoging minimuminkomen), 2) bijstand als individueel recht (afschaffen kostwinnersprincipe), 3) opleidingskansen (ook in reguliere en erkende opleidingen), 4) arbeidspools (van overheid en werkgevers), 5) basisbanen (in de publieke sector), en 6) meer zekerheid op de arbeidsmarkt (minder tijdelijke en afroepcontracten). Al met al een mooi lijstje om, samen met een ander mensbeeld als fundament onder de Participatiewet, eens naast de verkiezingsprogramma’s te leggen.
*Thomas Kampen, Melissa Sebrechts, Trudie Knijn, Evelien Tonkens (red.), ‘Streng maar onrechtvaardig. De bijstand gewogen’, Uitgeverij Van Gennep, 261 pagina’s, € 19,90
Marina van der Maazen
Pre-pensionada zegt
Prachtig en zeer interessant artikel Dave!
Rafza Hussainali
Gebiedsmanager gemeente Ede zegt
hoe voorkomen we dat mensen in bijstand geraken? Zijn er nog voldoende betekenisvolle jobs en opleidingen voor mensen die de snelheid en academische hoogtij van onze samenleving niet kunnen bijbenen? Hebben bijstandsmensen zelf ook oplossingen? Het vertrekpunt zou de mens moeten zijn vol van talenten en mogelijkheden. Het doel zou daarbij kunnen zijn dat het bestaande hokje bijstand verdwijnt: ieder mens heeft recht op een zinvol en betekenisvol bestaan en daar hoort ook passend werk bij.
Joop Böhm
UBI activist zegt
De slotzin van de introductie slaat de spijker op z’n kop: “Het blijkt dat we veel eisen van de meest kwetsbaren in onze samenleving, maar hen weinig te bieden hebben.” En gelezen het voorstel van Monique Kremer, die een basisbaan als sluitstuk ziet van de verzorgingsstaat, zou ik daaraan willen toevoegen: hetgeen dàt geboden wordt is weinig meer dan dwangarbeid in slavernij. De overheid mag niet beschikken over het leven van haar onderdanen. Werkgelegenheid ontstaat wanneer er werk gedaan moet worden. Is er weinig werkgelegenheid dan kan de werkweek worden verkort.
Het wordt tijd dat de overheid gaat beseffen dat we moeten streven naar een democratische rechtsstaat. De overheid moet daarin handelen naar de wens van de bevolking en een samenleving creëren waarin men zich thuis voelt. De eerste stap daartoe zou moeten zijn: de invoering van een universeel basisinkomen (UBI) dat hoog genoeg is voor een onbekommerd bestaan. Waarom moet je eerst je hebben misdragen om in aanmerking te komen voor ‘vrije kost en inwoning’? Voor misdadigers in detentie vindt men dat namelijk vanzelfsprekend.
Met zo’n basisinkomen is een ieder gebaat. Het biedt mensen gelegenheid om in vrijheid te beslissen op welke wijze men z’n tijd gaat besteden. Misschien heeft men mantelzorg te doen. Of men ziet een gat in de markt en begint een onderneming. Of men is artistiek begaafd en gaat schilderen of muziek maken. Of men wil zich op een bepaald terrein verder bekwamen en gaat studeren. Dus lukt het niet om betaald werk te vinden dat je schikt, dan is er toch een overheid die ervoor zorgt dat je (ongevraagd) voldoende geld beschikbaar hebt om onbekommerd van te kunnen leven.
Het grote voordeel van een basisinkomen is dat je mensen kansen biedt. Men gaat niet langer werken omdat het moet voor ‘brood op de plank’, maar uit vrije wil omdat je het ambieert. Zzp’ers zijn niet langer het afvoerputje van de samenleving zonder financiële zekerheid. Men kan dieren verzorgen en kinderen opvoeden. Criminelen beschikken na vrijlating uit de gevangenis direct weer over een vast inkomen om onbekommerd van te kunnen leven. Het basisinkomen tijdens de detentie kan in mindering worden gebracht van de kosten.
De samenleving is onder invloed van het gevoerde neoliberale beleid verloederd. Statuscompetitie voert de boventoon. Gemeenschapszin is ver te zoeken. Moeten we een revolutie uitroepen om vrijheid, gelijkheid en broederschap terug te eisen, zoals minister van staat Herman Tjeenk Willink suggereerde in het TV programma ‘Buitenhof’ van 31 mei 2020? Met sociaal beleid in plaats van economisch denken hoeft dat niet met bloedvergieten gepaard te gaan. Een overheid met ‘fatsoen’ in het vaandel zal inzien dat met de invoering van een universeel basisinkomen een eerste grote stap gezet kan worden op de terugweg naar gemeenschapszin en beschaving.