Nog altijd is de herinnering aan Hans van Mierlo, een bevlogen politicus die streefde naar grootschalige verandering, springlevend. Lex Cachet bespreekt Hans van Mierlo. Een wonderbaarlijk politicus, geschreven door Hubert Smeets. Een lijvige biografie, met enkele wonderlijke keuzes.
Hans van Mierlo, grondlegger van D66, was een bijzondere man. Een lijvige biografie ten volle waard. Of het dan deze biografie van Hubert Smeets moet zijn?[1] Daarover later meer. Laten we eerst vaststellen dat Van Mierlo – meer dan zijn tijdgenoten en collega’s in de politiek – symbool staat voor het streven naar maatschappelijke en politiek-bestuurlijke vernieuwing in de jaren zestig en later van de vorige eeuw. En, niet te vergeten, ook voor het gebrek aan succesvolle verandering in de politiek-bestuurlijke sfeer, alle bevlogen ambities ten spijt.
Afbrokkeling van verzuiling
De politiek-bestuurlijke vernieuwing die de grondleggers van D66 wilden bewerkstelligen stond niet op zich. Het was mede de weerspiegeling van een maatschappelijke ontwikkeling waarin na de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw ruimte kwam voor meer persoonlijke vrijheid, voor diversiteit in opvattingen en gedrag en voor meer individuele autonomie. De starre verzuilde samenleving brokkelde in hoog tempo af. Politiek en bestuur hadden grote moeite die ontwikkelingen bij te benen. In die zin kwam een vernieuwingsbeweging, als D66, als geroepen. Indien politiek en bestuur (weer) richting wilden geven aan maatschappelijke ontwikkelingen dan zouden ze in de allereerste plaats zichzelf moeten hervormen, was de terechte boodschap van D66.
‘Er kwam niets van de beoogde politiek-bestuurlijke hervormingen terecht’
Hoe het Van Mierlo en D66 qua politiek-bestuurlijke hervormingen verging, loopt als een rode draad door dit boek heen. Kort gezegd: er kwam niets van terecht. We kiezen de burgemeester en Commissaris van de Koning nog steeds niet rechtstreeks, het districtenstelsel of de dubbele stem werden nooit gerealiseerd en het consultatief (!) referendum werd uitgerekend door een D66 minister weer afgeschaft. Voor zover het politiek-bestuurlijke landschap de afgelopen decennia veranderde was dat nauwelijks gepland en zeker niet in de richting die D66 indertijd voor ogen stond. Dominant zijn anno 2021 immers thema’s als gebrek aan vertrouwen in de overheid, de opkomst van (cultureel) rechtse politiek en een enorme verbrokkeling van het politieke landschap.
Progressieve samenwerking
Van Mierlo staat in zekere zin niet alleen symbool voor het politiek-bestuurlijke deel van de vernieuwingsbeweging uit de jaren zestig maar ook voor het mislukken ervan. Wat creatief, speels, bijna ludiek en enigszins vrijblijvend op gang kwam, werd ineens (bloed)serieus. Dat begint eigenlijk al op het moment dat D66 een factor van belang in de Haagse politiek wordt en Van Mierlo en de zijnen positie moeten kiezen op de toen en nu nog zo dominante links-rechts dimensie. Voor Van Mierlo was dat toch vooral een keus voor progressieve samenwerking. Dat werd hem door een deel van zijn partijgenoten zeker niet in dank afgenomen (p.128 – 134). Het is een ambivalentie die D66 tot op de dag van vandaag tekent.
Hans van Mierlo was een interessante man. Ook in deze biografie blijkt dat weer: onafhankelijk en visionair denker, flamboyant, chaotisch, meeslepend, loyaal. Maar ook een orator, die bij vlagen zeker zo vaag kon zijn als Ruud Lubbers. In het politieke handwerk – het met veel geduld en incasseringsvermogen realiseren van een klein deel van je grote ambities – was hij minder bedreven. Daar lag de kracht van deze bevlogen man ook niet. Dat kan. Maar het betekende wel dat hij als politiek leider – binnen en buiten zijn eigen partij – al snel op grote weerstand stuitte.
‘Het is een hybride boek waar persoonlijke en politieke geschiedenissen door elkaar lopen’
Typerend voor het laatste kwart van de vorige eeuw is dat die weerstand opvallend weinig van doen had met Van Mierlo’s ronduit chaotische privéleven. Konden politici in die tijd hun privéleven beter afschermen? Waren collega’s en journalisten terughoudender? Of was de samenleving minder kritisch of zelfs toleranter? Ik weet het niet. Maar ik weet wel dat Van Mierlo – als ongedisciplineerde libertijn, dixit Smeets – slecht gepast zou hebben binnen wat momenteel in de politiek doorgaat voor persoonlijke moraliteit en politiek-bestuurlijke integriteit.
Schim
Als er één les uit deze biografie te trekken valt dan is het wel hoe moeilijk verandering tot stand brengen, kan zijn. Anders dan vaak van Rutte wordt gezegd, had Van Mierlo wel degelijke een visie op waar we heen moesten met de samenleving en het politiek-bestuurlijke stelsel. Maar het waarmaken van die visie in het versplinterde, verbureaucratiseerde en verstarde politiek-bestuurlijke landschap vergt eigenschappen die hij niet had: geduld, compromisbereidheid, stuurmanskunst. Op die punten scoort Rutte veel hoger. Noch Van Mierlo noch zijn opvolgers hebben de grootse ambities van het oorspronkelijke D66 waar kunnen maken. Als Hofland hem in 2006 vraagt of hij geslaagd is in de politiek antwoordt hij: ‘Nee, dat kun je absoluut niet zeggen’ (p. 463). Wat uiteindelijk rest is een partij te midden van vele andere; een schim van de partij die het hele stelsel ooit zou doen ontploffen.
Persoon en context
Dat ik toch niet echt enthousiast over deze biografie ben, heeft zeker niet te maken met de persoon Van Mierlo. Het heeft ook niet te maken met het relatieve falen van D66, in termen van de oorspronkelijke ambities. Ook qua degelijkheid is er op dit boek van Smeets weinig aan te merken. Het boek is gebaseerd op grondige research, veel materiaal en een fors aantal interviews. Bij vlagen heeft het wel iets van een spannend jongensboek – bijvoorbeeld over het niet aanhouden van Bouterse in Brazilië – of van een Griekse tragedie, in het geval van het Srebrenica drama. Gebeurtenissen die Van Mierlo’s ministerschap van Buitenlandse Zaken tekenden.
‘Sommige maatschappelijke analyses leiden af van de hoofdpersoon’
Waar ik moeite mee heb is de balans in het boek tussen persoon en context. Smeets doet zo veel moeite de persoon Van Mierlo in de maatschappelijke en politiek-bestuurlijke context van zijn tijd te plaatsen dat die persoon in sommige delen van het boek zoek dreigt te raken. Ik heb mij herhaaldelijk afgevraagd of het nu primair om Van Mierlo ging of om de tijdsbeelden en analyses van de tweede helft van de vorige eeuw. Op zich is er met die analyses van de maatschappelijke en politiek-bestuurlijke context weinig mis. Maar ze zijn vaak zo uitgebreid en diepgravend dat ze afleiden van de lotgevallen van de beoogde hoofdpersoon.
Door zijn duiding van allerlei maatschappelijke en politiek-bestuurlijke trends en zijn neiging om met ‘andersdenkenden’ daarover in discussie te gaan – zie bijvoorbeeld zijn discussie met Klaartje Peters over de duiding van het paarse kabinet (p.447) – is Hubert Smeets zelf ook wel heel nadrukkelijk aanwezig in dit boek. Is andermans biografie daar wel de geëigende plek voor? En, ligt het wel voor de hand om van een epiloog bij Van Mierlo’s biografie een ellenlange aanval op de Partij van de Arbeid te maken en een, lichtelijk warrig overkomend, pleidooi voor een progressieve volkspartij anno nu?
Het resultaat is een hybride boek waar politieke en persoonlijke geschiedenissen door elkaar heen lopen. Dat past dan wel weer wonderwel bij de persoon Van Mierlo. Maar het evenwicht tussen beide typen geschiedenis is soms een beetje zoek en dat maakt het boek af en toe best lastig leesbaar.
Bibliografie
[1] Besproken wordt: Hubert Smeets, Hans van Mierlo, 1931 – 2010. Een wonderbaarlijk politicus. Amsterdam: De Bezige Bij, 2021. 584 bladzijden.
Geef een reactie