Het is tijd om afscheid te nemen van de standaardindeling ‘westers/niet-westers’ bij onderzoek naar personen met een migratieachtergrond. Dit onderscheid is wetenschappelijk niet onderbouwd en steeds minder informatief, betogen Mark Bovens, Roel Jennissen, Meike Bokhorst en Godfried Engbersen.
Het label ‘niet-westers’ roept bovendien negatieve associaties op. Het gebruik van het herkomstland van personen in onderzoek en beleid is legitiem, mits dat zorgvuldig gebeurt. De overheid en onderzoekers dienen daarom standaardtweedelingen te vermijden bij de clustering en labeling van herkomstlanden. Vaak is clustering helemaal niet nodig, omdat men kan volstaan met de herkomstlanden zelf, of met een substitutie-variabele, zoals economische ontwikkeling. Als men toch gebruik maakt van clusters, dan dient de onderzoeks- of beleidsvraag te bepalen hoe de clustering van herkomstlanden eruitziet.
‘De tweedeling biedt steeds minder zicht op wat er in de samenleving werkelijk aan de hand is’
In het kader van het project Migratiediversiteit heeft de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) aandacht besteed aan het taalgebruik rond migratie en integratie. Na de publicatie van de WRR-verkenning Migratie en classificatie: Naar een meervoudig migratie-idioom is het gebruik van het onderscheid autochtoon en allochtoon aanzienlijk verminderd. In de nieuwe policy brief Afscheid van westers en niet-westers: naar meervoudige indelingen van herkomstgroepen laat de WRR zien dat het ook wenselijk is om afscheid te nemen van de standaardtweedeling ‘westers/niet-westers’.
Veelvuldig gebruik ‘niet-westers’
In beleid en onderzoek bestaat behoefte aan informatie over hoe het gaat met de verschillende bevolkingsgroepen in ons land. Het idee leefde dat de integratie van Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond verschilde van die van Nederlanders met een westerse migratieachtergrond. Het onderscheid heeft sindsdien een grote vlucht genomen in onderzoek en beleid. In de CBS-Jaarrapporten Integratie komt het label ‘niet-westers’ in 2016 bijvoorbeeld 353 keer voor, in 2018 265 keer en in 2020 407 keer. Omdat het CBS vaak de leverancier is van data voor grootschalig onderzoek, komen het onderscheid en de labels die het CBS hanteert vervolgens ook terug in tal van onderzoeken en beleidsstukken.
‘Het veelvuldige gebruik in beleidsstukken leidt ertoe dat het onderscheid ook vaak in Kamerstukken te vinden is’
Vooral de ministeries van SZW, VWS, BZK, OCW en J&V gebruiken het onderscheid in beleidsnota’s om ongelijkheid en achterstanden op de arbeidsmarkt, in de gezondheidszorg, in wonen en wijken, het onderwijs en de veiligheid te beschrijven. Zo wordt op het gebied van wonen en wijken het onderscheid naar westers en niet-westers gemaakt bij het beschrijven van onder meer ruimtelijke verschillen en concentratie. In het jeugdbeleid, de jeugdzorg en het veiligheids- en justitiebeleid dient de term ‘niet-westers’ om probleemgroepen voor beleid te identificeren. Het veelvuldige gebruik in beleidsstukken leidt er op zijn beurt toe dat het onderscheid vaak in Kamerstukken is te vinden.
Geen wetenschappelijke onderbouwing
Het is niet helder wat de theoretische overwegingen en criteria zijn op grond waarvan het ene herkomstland als westers wordt gezien en het andere als niet-westers. De tweedeling is overwegend cultureel van aard en gaat over culturele nabijheid. Maar niet goed valt uit te leggen waarom Japan en Indonesië, waar niet-Europese talen worden gesproken en shintoïsme, boeddhisme en de islam de belangrijkste religies zijn, westers zijn. Terwijl alle landen in Zuid-Amerika, waar Europese talen worden gesproken en het katholicisme de overheersende religie is, als niet-westers gelden. Wonderlijk is ook dat Oezbekistan en Papoea-Nieuw-Guinea als westers gelden, terwijl Suriname en Curaçao, waar Nederlands een officiële taal is en het onderwijssysteem op Nederland is georiënteerd, als niet-westers worden gezien.
Steeds minder informatief
Door de toename van de verscheidenheid naar herkomst onder migranten biedt de tweedeling ook steeds minder zicht op wat er in de samenleving werkelijk aan de hand is. Eind vorige eeuw bestond de cluster ‘niet-westers’ nog voornamelijk uit de klassieke herkomstlanden Suriname, de Antillen, Marokko en Turkije. Inmiddels wonen er ook substantiële groepen migranten uit Afghanistan, China, India, Iran, Irak, Syrië, Eritrea en Somalië in ons land, die ook allemaal onder het label ‘niet-westers’ vallen. Ook de verscheidenheid in de cluster ‘westers’ is sterk toegenomen door de komst van grote groepen migranten uit Midden- en Oost-Europa en uit landen die ooit deel uitmaakten van de voormalige Sovjet-Unie. Daardoor is steeds minder duidelijk over wie het gaat als er uitspraken worden gedaan over de situatie van westerse of niet-westerse migranten. Ook de sociaaleconomische verscheidenheid binnen migrantengroepen is sterk toegenomen, waardoor het onderscheid aan informatieve kracht heeft ingeboet. Kenniswerkers uit India, studenten uit de Antillen, arbeidsmigranten uit Turkije en asielzoekers uit Eritrea vallen allemaal in de categorie ‘niet-westers’. Terwijl de – in veel opzichten vergelijkbare – kenniswerkers uit Japan, studenten uit Indonesië, arbeidsmigranten uit Bulgarije en asielzoekers uit Tsjetsjenië in de categorie ‘westers’ vallen.
Uitsluitende werking
De tweedeling ‘westers en niet-westers’ is ook een rangschikking in plaats van een neutrale nevenschikking. Dat speelt in het bijzonder bij de tweede generatie, die in Nederland is geboren en getogen, maar toch als ‘niet-westers’ wordt gelabeld. Het label ‘westers’ heeft een positieve connotatie, die deels een geopolitieke achtergrond heeft. Denk aan de ‘westerse mogendheden’ tijdens en na de Tweede Wereldoorlog, of aan het ‘vrije Westen’ tijdens de Koude Oorlog. In dit taalgebruik is ‘westers’ meestal positief en ‘niet-westers’ minder positief of zelfs vijandig.
De onderzoeksvraag bepaalt de indeling
Voor veel onderzoeks- of beleidsvragen is het niet nodig om een standaardtweedeling te gebruiken. Men kan volstaan met de belangrijkste herkomstlanden zelf of werken met een substitutie-variabele, zoals economische ontwikkeling. Als onderzoekers toch gebruik willen maken van clusters van herkomstlanden, dan dient de onderzoeksvraag te bepalen hoe de clustering eruitziet.
Meervoudige indelingen
De WRR pleit ervoor om meervoudige indelingen te gebruiken, afhankelijk van het onderzoeksthema.
De policybrief bespreekt indelingen op basis van geografie, welvaart, staatsvorm, cultuur, of taalverwantschap en de bijpassende onderzoeksvragen. Voor onderzoek of beleid op het terrein van onderwijs zal een andere clustering voor de hand liggen dan op het terrein van gezondheid of arbeidsmarkt. En zelfs binnen deze thema’s kan weer gewerkt worden met variabele clusteringen per deelthema, afhankelijk van de verbanden waarnaar men onderzoek wil doen. Door af te zien van standaardtweedelingen en vaker per onderzoeksvraag of beleidsdossier verschillende clusteringen en labels te gebruiken neemt de kans ook af dat labels negatieve associaties oproepen. Dit kan eraan bijdragen dat de nieuwe clusteringen en labels de tand des tijds beter doorstaan.
Geef een reactie