In het boek Topvorm. Lessen voor de prestatiemaatschappij breken Maarten Janssen en Kim Putters een lans voor een nieuwe visie op presteren. Dave van Ooijen bespreekt het werk op platform O. Een interessant werk, hoewel de auteurs het concept ‘prestatiemaatschappij’ an sich niet ter discussie stellen.
Leren is niet vanzelfsprekend in een prestatiemaatschappij. Zeker niet als een prestatiemaatschappij wordt gedefinieerd als een samenleving waarin individuele prestaties centraal staan. Waarin succes als eigen verdienste wordt beschouwd. En waarin het niet vanzelfsprekend is jezelf te verdiepen in een ander. In die zin is het verfrissend dat Maarten Janssen en Kim Putters op basis van diepgaande gesprekken met twaalf zorgbestuurders en tien topsporters vraagtekens zetten bij de heersende maatschappelijke visie op presteren. Op basis van hun gesprekken maken zij helder hoe bekende zorgbestuurders en topsporters toewerken naar topprestaties. In hun boek Topvorm. Lessen voor de prestatiemaatschappij pleiten Janssen en Putters voor een nieuwe visie op presteren. Een visie die niet uitgaat van ‘ik’, maar van ‘wij’. Volgens Janssen en Putters moeten we breder naar prestaties leren kijken dan we nu doen. Het gaat niet enkel om de uitkomsten, maar om wat van waarde is. Hoe verfrissend het boek ook is, is een samenleving waarin individuele prestaties centraal staan ook meteen een prestatiesamenleving?
De top
Het boek heeft een heldere structuur. Zo heet het eerste deel ‘Naar de top’. Dit deel gaat over de weg bergop, richting de top. Twee vragen komen daarbij aan de orde. Ten eerste: waar gaat het mij als zorgbestuurder en topsporter echt om? Dit geeft inzicht in waarom men überhaupt aan de reis naar de top zou beginnen en wat daarvan de essentie is. De tweede vraag is: waarom ik? In dit hoofdstuk behandelen de auteurs de vraag waarom een bestuurder of sporter zichzelf de juiste persoon acht om naar de top te gaan.
‘In welke mate de door hen opgedane inzichten ook werken voor degenen die de top niet hebben gehaald, blijft onzichtbaar’
Het eveneens uit twee hoofdstukken bestaande tweede deel gaat over het verblijf aan de top. Specifiek gaat het over wat er op je afkomt als je aan de top bent en hoe je daar kunt blijven. Ook hier komen twee vragen aan de orde. Ten eerste: hoe houd ik dit vol? Dit geeft inzicht in wat zorgt voor inspiratie, motivatie en voldoening. De tweede vraag gaat over hoe je op koers blijft of die juist verlegt. Het hoofdstuk laat zien hoe lastig het is aan de top te blijven. In het derde deel gaan de auteurs in op het inzetten en voltooien van de weg naar beneden, weg van de top. Ook in het laatste deel komen twee vragen aan de orde. Ten eerste wat het je oplevert, ten tweede wat er gebeurt als je stopt. Dit laat zien hoe topsporters en zorgbestuurders nadenken over een carrièreswitch of het stoppen aan het eind van een carrière. Na de drie delen volgt nog een vierde deel over lessen van de top.
Reflective practitioners
Opvallend is dat Janssen en Putters vooral gesproken hebben met zorgbestuurders van ziekenhuizen. Wat betreft topsporters spraken ze met watersporters, volleyballers en schaatsers. Nadeel van de gekozen aanpak is, zoals ze zelf ook al aangeven, dat zij nogal selectief te werk zijn gegaan. Zo hebben ze mensen benaderd die zij uit hun professionele netwerk kenden en die de top hebben bereikt. Daarbij blijft onzichtbaar in welke mate de door hen opgedane inzichten ook werken voor degenen die de top niet hebben gehaald. En of de opgedane inzichten ook gelden voor degenen die werkzaam zijn in andere zorgorganisaties of andere sporten.
‘Achter topprestaties gaat een continue zoektocht naar het doen van het goede schuil’
Hoewel het om een interessante groep van deels bekende, deels onbekende Nederlanders gaat, is hun keuze voor de geïnterviewden ook nog op een andere manier interessant. Zo interviewden ze vooral reflective practitioners. Dat wil zeggen zorgbestuurders en topsporters die het zich eigen hebben gemaakt om te leren aan de hand van reflectie op vraagstukken, het eigen handelen en wat onderliggend is aan dat handelen. Het zijn met andere woorden professionals die zich hebben aangeleerd om actief te reflecteren op hun werk. Die als professional kennis opdoen onafhankelijk van het normatieve oordeel over de situatie en het handelen. Het zijn professionals die in een kritisch zelfonderzoek hun werk reconstrueren en hun eigen houdingen, opvattingen, overtuigingen en aannames weten te onderzoeken. En op die manier impliciete kennis expliciet weten te maken.
Reflecties en lessen
Ging het in de drie thematische delen nog over wat er schuilgaat achter topprestaties in de sport en het zorgbestuur, op basis van de 22 dieptegesprekken komen Janssen en Putters aan het eind van het boek tot drie overkoepelende reflecties en vijf lessen voor de samenleving. Wat betreft de reflecties constateren ze dat achter topprestaties een continue zoektocht naar het doen van het goede schuilgaat. Voortdurend streven zorgbestuurders en topsporters naar goed en beter. Ze constateren ook dat er veel nodig is om het aan de top vol te houden en te kunnen blijven excelleren. Tor slot merken ze op dat het op weg naar, aan, en weg van de top vooral gaat om het goed om kunnen gaan met spanningen en tegenstrijdige elementen. Zorgbestuurders moeten zowel bescheiden als zelfbewust zijn. Uiteindelijk formuleren Janssen en Putters vijf lessen voor de prestatiemaatschappij. Het zijn lessen die niet alleen voor zorgbestuurders en topsporters van belang zijn, maar ook voor alle andere managers en leidinggevenden. Ten eerste: doe er toe, maar maak het team belangrijker. Ten tweede: bied tijd en begeleiding om talent tot ontwikkeling te laten komen. Ten derde: ontwikkel identiteit in relatie tot de ander. Ten vierde: ga voorbij eenvoudig oplossingen en wees daadkrachtig in onzekerheid. En ten slotte: leer collectief beter omgaan met spanningen, vooral als het spannend wordt.
Presteren aan de top
Op basis van inzichten over presteren aan de top plaatsen Janssen en Putters aan het eind van hun boek topprestaties in een breder perspectief. En ontwikkelen zij, zoals zij het zelf zeggen, een visie met implicaties voor de grote sociaal-maatschappelijke uitdagingen van deze tijd. Ze zetten dus groots in. Jammer is dat die visie (van ‘ik’ naar ‘wij’) niet wat meer wordt uitgewerkt, maar blijft hangen in een paar grove pennenstreken. Mijns inziens heeft dat vooral te maken doordat zij het concept prestatiemaatschappij niet wezenlijk ter discussie stellen. Maar ze er voor kiezen deze een beetje te kantelen. Dat ze de prestatiemaatschappij niet fundamenteel ter discussie stellen blijkt ook uit de ondertitel van hun boek: ‘Lessen voor de prestatiemaatschappij’. En ook al telt het boek een laatste afsluitende paragraaf met als titel ‘Voorbij de prestatiemaatschappij’, ze komen daarin toch niet echt voorbij de zogeheten prestatiemaatschappij. Mogelijk dat dit in een vervolg nog eens zal gebeuren. Waarbij leren en kennisontwikkeling wordt bekeken vanuit een kwadrant. Waarbij op de ene dimensie wordt uitgegaan van een prestatiesamenleving en een participatiesamenleving. En op de andere dimensie wordt uitgegaan van topsport en breedtesport. Op deze manier wordt ‘presteren’ niet alleen benaderd vanuit topsport, maar ook vanuit breedtesport. En wordt presteren niet alleen bekeken vanuit de prestatiesamenleving, maar ook vanuit het perspectief van een participatiesamenleving.
Bibliografie
Maarten Janssen en Kim Putters, Topvorm. Lessen voor de prestatiemaatschappij, Uitgeverij Prometheus, 235 pagina’s.
Geef een reactie