Als de coronacrisis, de aardbevingsproblematiek, de toeslagenaffaire en de vluchtelingencrisis ons iets duidelijk maken is het wel dat onze bestuurders geen crisismanagers zijn. Ze polderen te veel, zijn zich veelal niet bewust van de urgentie van de zaak, communiceren vanuit de reputatiegedachte en zijn niet opgeleid om onder stressvolle omstandigheden de juiste besluiten te nemen. Dit is niet zo verwonderlijk, omdat crisisbeheersing een vak is, dat je er niet zomaar even bijdoet. Het vereist specifieke vaardigheden, kennis en vooral ervaring en daar zijn bestuurders niet goed voor toegerust. Onderzoeksrapporten tonen aan dat het in de bestuurlijke leiding en coördinatie van rampen en crises vaak misgaat. Dat leidt met enige regelmaat tot een vroegtijdig vertrek van een burgemeester en/of minister. Vervolgens staan er nieuwe en onervaren bestuurders aan het roer die in dezelfde valkuil stappen. Het ligt voor de hand bestuurders niet meer met deze complexe taak te belasten.
Laat de aansturing van een crisisteam over aan een professional. Een goed opgeleide en ervaren crisismanager die fulltime met deze materie bezig is. Neem een voorbeeld aan grote bedrijven. Daar heeft een crisismanager (Emergency Manager) de leiding en het mandaat voor het nemen van besluiten in crisissituaties. De bestuurder blijft eindverantwoordelijk, faciliteert de crisismanager en functioneert daarbij op ‘gepaste’ afstand. De crisismanager heeft zelfs de bevoegdheid om de bestuurder als instrument in te zetten in zijn of haar operatie. Bijvoorbeeld door invulling te geven aan de crisiscommunicatie of aandacht te besteden aan de slachtoffers en/of nabestaanden. Wat betekent dit dan in de praktijk voor het optreden van het openbaar bestuur in crisissituaties?
‘Complexe en sluimerende crises vereisen leiderschap van hoge kwaliteit en professionaliteit’
Bij rampen en crises op lokaal niveau zal het gemeentelijk beleidsteam niet meer door de burgemeester, maar door het hoofd van de afdeling crisisbeheersing/openbare orde en veiligheid van de gemeente worden aangestuurd. Een functionaris met veel praktijkervaring, een operationele mindset en kennis van zaken. Binnen de Veiligheidsregio zal niet de burgemeester van de grootste gemeente, maar de directeur Veiligheidsregio het regionale beleidsteam voorzitten. Een ervaren crisismanager die van wanten weet. Wanneer we bij nationale crises opschalen naar het Rijksniveau, wordt er een Ministeriële Commissie Crisisbeheersing (MCCB) geactiveerd. Die commissie zal dan niet door de premier of de minister van Justitie en Veiligheid worden voorgezeten, maar door de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Een deskundige met veelal een operationele achtergrond. Wanneer je voorts het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) integreert met het Territoriaal Operatiecentrum (TOC) van de krijgsmacht tot een professionele crisisorganisatie die verantwoordelijk is voor de bovenregionale operationele coördinatie, dan ontstaat er een crisisstructuur die veel effectiever is met een meer dienende rol voor bestuurders.
Juist omdat rampen en crisissituaties steeds complexer en sluimerend van karakter worden, vereist het bijbehorend leiderschap een hoge mate van kwaliteit en professionaliteit. Dat mag niet worden onderschat, het kan (extra) slachtoffers voorkomen. De coronacrisis is een harde leerschool geweest en heeft onmiskenbaar aangetoond hoe ongemakkelijk en reactief bestuurders hebben gefunctioneerd. Men liet zich leiden door de dominantie en tunnelvisie vanuit de (medische) wetenschap en verschool zich daarachter wanneer het mis ging. Echte crisismanagers hadden hier het verschil kunnen maken. Het is de hoogste tijd dat crisisbeheersing als een vakdiscipline wordt erkend. Bestuurders moeten dan wel over hun eigen schaduw heenstappen en de moed tonen een stapje terug te doen. In dat opzicht kunnen we veel leren van het bedrijfsleven. Een mooie en concrete invulling van de nieuwe en open bestuurscultuur. Dit in de wetenschap van de bekende uitspraak: “iets dat je zelden doet, doe je zelden goed”.
Eelco H. Dykstra zegt
Wat Gert-Jan Ludden doet met dit stuk is de deur openen naar een SYSTEEMDISCUSSIE.
Een discussie die uiteraard krampachtig vermeden wordt door hen die direct of indirect afhankelijk zijn van een bestaand systeem – en dus ook glashard zullen blijven ontkennen dat dit systeem niet voldoet.
Het blijven vasthouden aan – en het blijven redeneren vanuit – bestuurlijke structuren en processen zelfs wanneer duidelijk wordt dat ze niet (meer) aansluiten op de praktijk, is wellicht Nederland’s (en Europa’s) grootste probleem.
Lees het artikel nog maar een keer.
Of…
leg er het #NineUniversalRoadblocks Model eens naast.
Of…
kijk nog even naar uitspraken zoals die door PM Rutte na het toeslagendebacle. “Het hele systeem heeft gefaald.” gaf hij destijds toe. Dan zou je toch verwachten dat het hele systeem op de schop gaat? Welnee. Na deze uitspraak, enkel bedoeld om de politieke druk weg te nemen, ging men weer over tot ‘de orde van de dag’…
P.J. Westerhof LL.M MIM zegt
“Bestuurders zijn geen crisismanagers”
Ja, en nee.
Bestuurders doen zelden waarvoor ze, duur, betaald worden.
Elke bestuurder zou verplicht een OGC-training ‘Management of Risk’ (MoR™)moet volgen. Ingeval van een succesvolle afronding is er voor de klant/belastingbetaler tenminste enige zekerheid dat deze bestuurder wéét waar hij/zij het over heeft. En niet nalatigheid verhult als ‘cyber attack’.
Een ‘risk’ is dan niet meer dan een potentiële ‘kans’ of ‘bedreiging’.
Negeren van de kans of bedreiging kan geld kosten.
Het kan ook dat de bedreiging realiteit wordt.
En dan is het plotseling een ‘issue’ geworden, een ‘crisis’. En daarop dient dan direct en effectief gereageerd te worden om erger te voorkomen.
Een nalatige, comfortabel op het pluche zittende, ‘bestuurder’ is dan al snel verzopen. Ook al heeft hij/zij de ‘responsibility’ gedelegeerd (= afgeschoven) naar een ondergeschikte, de ‘accountability’ blíjft rusten bij deze, nalatige, bestuurder. De betreffende bestuurder had voorafgaand actie moeten ondernemen, in plaats van de nalatigheid af te doen als ‘iets van buitenaf’.
In de praktijk komen dergelijke non-bestuurders er mee weg.