Overheden buitelen over elkaar heen om met regelgeving de energietransitie te versnellen en nieuwe innovaties af te dwingen. Toch zorgt regelgeving niet vanzelf voor de juiste prikkel en kan het innovaties zelfs frustreren. Maurits Kreijveld vraagt zich af wat we kunnen leren van het verleden.
Groot nieuws voor het klimaat: de staat Californië wil per 2035 de verkoop van nieuwe benzineauto’s verbieden. Elke verkochte auto moet vanaf dat jaar ‘emissievrij’ zijn. Californië is de grootste automarkt in de VS en geldt daarom als een voorbeeld voor andere staten. Velen verwachten daarom dat andere staten het Californische voorbeeld gaan volgen. De Europese Commissie heeft vergelijkbare plannen en wil, als onderdeel van de The Green Deal, eveneens in 2035 alleen nog de verkoop van volledig emissievrije voertuigen toestaan. Gaat de elektrische auto dan definitief doorbreken?
Het Californië-effect
In het verleden maakte Californië al naam met strengere regelgeving voor de emissie van voertuigen en vervuilende industrie, de strengste ter wereld. Velen waren bang dat California zich hiermee uit de markt zou prijzen. Strengere regels zouden de industrie alleen maar wegjagen en de consument op kosten jagen.
Het leidde echter tot het tegenovergestelde: fabrikanten besloten zich te richten op de meest strenge normen van Californië en deze tot de sector-brede norm te maken. Voertuigen die voldeden aan de strengste normen konden immers ook in andere staten verkocht worden. Staten die bovendien op en duur de strenge regelgeving begonnen over te nemen. Deze race to the top is bekend komen te staan als het ‘California effect’.
‘Innovaties afdwingen met strenge milieueisen vraagt om samenspel met de industrie’
In Europa gebeurde in de jaren tachtig en negentig iets vergelijkbaars rond milieunormen voor giftige stoffen. Europa was toen nog minder sterk georganiseerd en minder voortvarend: ieder land maakte zijn eigen milieubeleid en lette er goed op de eigen industrie niet onnodig te benadelen. Na diverse incidenten waarbij mens en natuur schade opliepen door vrijgekomen stoffen, scherpte Duitsland de milieuregels flink aan en zette in op vergroening. Nederland volgde dit voorbeeld, mede dankzij milieuminister Pronk. Dit kon op veel weerstand rekenen van de Nederlandse industrie, inclusief de landbouw en veeteelt en van het ministerie van Economische Zaken, dat bezorgd was om de Nederlandse concurrentiepositie. Uiteindelijk hebben Nederlandse producenten echter enorm kunnen profiteren en hun marktaandeel kunnen vergroten omdat zij producten leverden die aan de strenge Duitse regels voldeden. Duitsland, de grootste Europese markt en onze belangrijkste handelspartner veroorzaakte een Californië-effect.
Timing is essentieel
Toch ging het in Californië niet altijd goed. Al in de jaren negentig wilde Californië flink schonere auto’s. Toen al werd ingezet op een roadmap die moest leiden tot zero emission voertuigen. De mijlpalen die in de loop van de jaren behaald moesten worden waren ‘arbitrair’ gekozen: op basis van wat politiek wenselijk was. Echter, de technologie bleek nog niet volwassen genoeg te zijn en het aantal fabrikanten dat met de ontwikkeling aan de slag ging was klein. Met veel pijn en moeite werden voertuigen ontwikkeld, maar deze waren buitensporig veel duurder en kostten veel meer energie en grondstoffen om te maken dan conventionele voertuigen. De auto’s werden uiteindelijk alleen in Californië verkocht, mondjesmaat. California was te vroeg en te ambitieus en had zichzelf geïsoleerd van de rest van de wereld. De strenge regelgeving was in dit geval niet effectief geweest.
Duidelijk belangrijker en effectiever dan strenger
Het is dus minder eenvoudig dan sommige overheden misschien hopen, om eenvoudig met strenge milieueisen innovaties af te dwingen en te versnellen. Het vraagt in de praktijk om een goed ‘samenspel’ met de industrie. De technologie moet bovendien al voldoende ontwikkeld zijn, of in korte tijd flinke sprongen kunnen maken. De batterij-technologie is voor elektrische auto’s een goed voorbeeld, evenals de breed ingevoerde Ledlamp, ooit niet meer dan een controlelampje op je tv. Als veel fabrikanten zich op een nieuwe technologie storten dan wordt er doorgaans grote vooruitgang geboekt. Toch hoeft dat niet te betekenen dat er echte schaalsprongen in prestaties of prijsverlaging worden behaald. Er blijven technologische onzekerheden en beperkingen.
‘Zoek naar ambitieuze, maar haalbare doelen’
De industrie heeft vaak de neiging terughoudend te zijn met ambities, en te zoeken naar een gelijk speelveld waarin alle partijen mee kunnen. Het is dan zaak om kansrijke innovaties en uitdagers te identificeren die de hele industrie in beweging kunnen brengen. Zoals Tesla de elektrificatie van de auto een enorme impuls heeft gegeven, terwijl de ambities van dat bedrijf in het begin door veel andere autofabrikanten onrealistisch werden geacht. Het is ook zaak op basis daarvan te zoeken naar ambitieuze doelen, die toch haalbaar kunnen zijn en de industrie breder uitdagen om te versnellen.
Energietransitie
Wat betreft de elektrische auto zou je kunnen zeggen dat een belangrijk kantelpunt bereikt is. De technologie wordt inmiddels als voldoende volwassen beschouwd om een volwaardig alternatief te kunnen zijn voor de brandstofauto en alle fabrikanten zijn inmiddels bezig met de ontwikkeling van elektrische voertuigen. Op dit moment is de industrie in de volle breedte al bezig een enorme omslag te maken naar elektrische voertuigen en zero emissies. Er is dus als het ware al een concurrentiestrijd, een race to the top, op gang gekomen. De overheid kan dan nog wel een belangrijke rol spelen bij een omschakelpunt, waarbij de oude technologie definitief afgeschakeld wordt. Verder is er ook een nieuwe infrastructuur nodig van oplaadpunten en batterijen, waar de overheid kan helpen versnellen door mee te investeren in die infrastructuur (en dat gebeurt momenteel ook bij elektrische voertuigen).
Lessen voor nu
Nu landen over elkaar heen buitelen in duurzaamheidsdoelstellingen, komen zij in de verleiding om individueel eigen variaties te maken op de doelstellingen. Denk aan net een paar jaar eerder omschakelen, of net al wat strengere normen hanteren in de aanloop naar dat omschakelpunt. Zo wil Nederland met 60 procent reductie van CO2-emissies in 2030 vooroplopen in Europa, dat met 55 procent al ambitieuzer is dan de reductie uit het Parijs-akkoord van 50 procent. Dit staat nog los van provincies en gemeenten met eigen regels.
Deze wildgroei aan normen levert vooral grote verwarring op bij de industrie. Tegelijkertijd zijn deze kleine, en vaak arbitrair gekozen aanpassingen in de regelgeving, weinig of niet effectief. De industrie is al heel hard bezig en moet al heel hard werken om de transitie naar elektrische voertuigen te maken, nu duidelijk is dat die er sowieso gaat komen. En er is een grote prikkel om de voertuigen zo zuinig mogelijk te maken, omdat dit de actieradius vergroot.
‘Voor de industrie is duidelijkheid nu het belangrijkst’
Er valt nog weinig of geen winst te halen uit een paar procent strengere emissienormen, niet voor het milieu noch als concurrentievoordeel voor de industrie. Op dit moment is het voor de industrie veel belangrijker dat zij duidelijkheid krijgen: een tijdpad voor de omschakeling naar elektrische voertuigen met dezelfde standaarden en normen, die liefst wereldwijd gelden. Zodat die het gaspedaal kan blijven intrappen met het ontwikkelen en uitrollen van de nieuwe technologie, zowel de voertuigen als de benodigde infrastructuur.
Laat Europa en Californië dus met elkaar om tafel gaan om hun roadmaps en regelgeving richting 2030 en 2050 op elkaar af te stemmen. Daarmee kunnen ze een wereldstandaard creëren en zo uiteindelijk meer impact op het klimaat genereren dan individueel met variatie in de milieunormen. Op naar een nieuw Californië- effect.
Geef een reactie