In Het einde van de BV Nederland. Over de noodzaak van een verhaal voor onze samenleving gaat Kim Putters in op het nieuwe sociale contract dat Nederland volgens hem nodig heeft. Lex Cachet bespreekt het werk op platform O. Zonder visie gaat het echt niet lukken om maatschappelijke problemen het hoofd te bieden.
Bestuurskundige Kim Putters – nu voorzitter van de SER – was van 2013 tot begin 2022 directeur van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). In die functie ontwikkelde hij zich niet alleen tot een toonaangevend boegbeeld van het SCP. Putters werd ook, zeker ten tijde van de coronacrisis, één van de belangrijkste adviseurs van het kabinet. Volgens de Volkskrant was hij in 2021 en 2022 zelfs de meest invloedrijke Nederlander. Putters is al lange tijd hoogleraar aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Eerder was hij onder meer, voor de PvdA, lid en vicevoorzitter van de Eerste Kamer en bestuurslid van scouting.
Sociaaldemocraat, maar niet naïef
In een tijd waarin steeds meer aandacht uitgaat naar de maatschappelijke impact van wetenschappelijke kennis is Putters de ideale boodschapper. Hij weet, als weinig anderen maatschappelijke problemen en kansen te benoemen op basis van de resultaten van wetenschappelijk onderzoek. Dat is ook precies wat hij in Het einde van de BV Nederland doet.[1] Hij schetst, veelal op basis van SCP-onderzoeken, maatschappelijke problemen, in het bijzonder de zorgelijk snel toenemende maatschappelijke ongelijkheid. Putters is zeker niet de enige die een snel dieper en breder wordende kloof tussen kansarmen en kansrijken in onze samenleving signaleert. Maar hij ziet ook mogelijkheden voor de overheid en vooral voor de samenleving om dergelijke problemen aan te pakken.
‘De overheid kan niet alles en zeker niet alles alleen’
Putters is sociaaldemocraat, maar zeker niet naïef. Anders gezegd: hij vindt de overheid belangrijk maar hij is geen aanhanger van de idee dat de overheid onbeperkt de samenleving naar haar hand kan zetten, zoals de klassieke maakbaarheidsgedachte van enkele decennia geleden dicteert. Putters ziet het oplossen van maatschappelijke problemen en het boeken van vooruitgang meer als coproductie van overheid, maatschappelijke organisaties en bedrijven en burgers.
De rol van de overheid is daarbij belangrijk. Zeker bij het beschermen van meer kwetsbare burgers of bij het formuleren en handhaven van de spelregels van de rechtsstaat voor iedereen. Maar, de overheid kan niet alles en zeker niet alles alleen. Vandaar zijn pleidooi voor een nieuw sociaal contract; voor een (gezamenlijk) verhaal voor onze samenleving. Zoals hij het zelf, in de slotalinea van zijn boek, formuleert: […] “dat de inspiratie voor een verhaal voor Nederland voor het oprapen ligt in de samenleving. U hebt mij of het SCP er eigenlijk niet voor nodig, of tenminste niet alleen. U moet er zelf iets tegenover zetten. De inspiratie begint bij uzelf…” (p.96).
Kansenongelijkheid
Wat Putters ‘het verhaal voor onze samenleving’ noemt, is essentieel. Enerzijds omdat je als samenleving en politiek een beeld moet hebben – al is het maar een globaal beeld – waar je met elkaar naar toe wilt werken.
Maar het is ook van belang omdat we een veel scherper beeld moeten hebben wat overheid en samenleving wel en niet kunnen. Hoe het fout kan gaan als beleid een dergelijk beeld ontbeert, illustreert hij onder meer aan het falen van de mensvisie achter de participatiesamenleving (p. 22-26). Burgers die de overheid het hardst nodig hebben, kunnen in de praktijk het minst voldoen aan de eisen die een participatiesamenleving stelt.
‘Gelukkig is er sprake van maatschappelijke veerkracht’
In zijn analyse van actuele problemen (in het voorjaar van 2022; dus nog voor de huidige energiecrisis maar daardoor alleen maar actueler geworden) toont Putters zich vooral bezorgd over de grote en snel toenemende kansenongelijkheid in onze samenleving. De verschillen qua opleiding, inkomen, werk, huisvesting, participatie, gezondheid en levensverwachting zijn, onder meer door de decentralisaties, niet kleiner maar groter geworden. Zie bijvoorbeeld hoeveel moeilijker het is geworden voor mensen met een arbeidsbeperking om zinvol aan het werk te komen (p.41). Toch is er, gelukkig, ook sprake van maatschappelijke veerkracht. Hij verwijst in dat kader onder andere naar interessante initiatieven vanuit de samenleving om, al dan niet samen met de overheid, de positie van (v)mbo-leerlingen te verbeteren (p.43).
Andere kijk
Putters pleit er uiteindelijk voor op een andere manier naar onze samenleving te kijken om zo nieuwe oplossingen te vinden (p.18). Burgers zijn te veel en te lang alleen maar als klant, als afnemer van overheidsdiensten, gezien. Dat leidt bij hen dan weer tot te hoge verwachtingen van de overheid en te weinig vertrouwen in oplossingen vanuit de samenleving zelf (p.65). In de paradigmawisseling die Putters bepleit moet de overheid meer vanuit burgers en maatschappelijke organisaties denken.
Door als overheid met hen samen te werken en door eigen initiatief vanuit de samenleving te stimuleren, kunnen oplossingen voor hardnekkige problemen gevonden worden. Die ‘andere’ overheid moet ook beter om kunnen gaan met verschillen tussen burgers, ze minder wantrouwend tegemoet treden en intern minder verkokerd opereren. Beleid zal minder op marktprincipes gebaseerd moeten zijn en meer op een breed welvaartsidee dat ook recht doet aan andere dan puur economische principes: kansen, geluk en welzijn, ontplooiing, binding, vertrouwen in elkaar en in de overheid, om er een aantal te noemen (p.68). Burgerinitiatieven kunnen daarbij een belangrijke(r) rol spelen. De overheid moet de civil society voldoende ruimte bieden maar kan en mag tegelijkertijd ook kaders stellen, waarbinnen die maatschappelijke inbreng plaats kan hebben, om zo toegang, legitimiteit en waar nodig ondersteuning te borgen (p. 72; p.82).
Feiten boven meningen
Putters zou Putters niet zijn, oud-directeur van het SCP maar vooral ook empiricus, als hij niet ook zou pleiten voor betere benutting van wetenschappelijke kennis in het beleid; feiten en geen meningen moeten de basis voor het beleid vormen. “Zonder feiten komen we nergens” (p.85). Visie en verbeeldingskracht zijn nodig maar moeten wel gebaseerd zijn op feitenkennis.
In zijn bescheiden omvang biedt dit boek veel mooie inzichten, die hier niet allemaal in extenso weergegeven kunnen worden. Panklare oplossingen ontbreken – de auteur pretendeert dat ook niet – maar er is toch veel om over na te denken en naar te handelen.
‘Het is van belang om reflectie en creativiteit aan te boren’
Politici, bestuurders en ambtenaren zouden er verstandig aan doen even uit hun huidige denkraam te komen door dit boek te lezen. Tijd kan het probleem niet zijn; zo omvangrijk is het boek niet.
Misschien dat sommigen Putters’ boodschap, dat het anders en beter kan, wat utopisch vinden. Tot op zekere hoogte is dat ook wel zo. Maar zij doen er tegelijkertijd goed aan te beseffen hoe gering het probleemoplossend vermogen binnen het huidige (markt)paradigma van overheidshandelen is geworden en hoe groot de op te lossen problemen momenteel zijn. Hoogste tijd dus voor een ‘nieuw verhaal voor onze samenleving’. Of zoals Putters het zelf formuleert: “Het is van belang om in de beleidsvorming soms wat te vertragen en reflectie en creativiteit aan te boren” (p.90).
Bibliografie
[1] Kim Putters, Het einde van de BV Nederland. Over de noodzaak van een verhaal voor onze samenleving. Prometheus, 2022.
Geef een reactie