Het plan voor herziening van het kinderopvangstelsel is niet alleen inconsequent, maar ook ineffectief, betoogt Jan Soons. Wordt dat gerealiseerd, dan ontstaan voor de laagst betaalde ouders grote financiële obstakels en dreigt het risico op segregatie. ‘Het kabinet toont gebrek aan daadkracht.’
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft besloten de geplande herziening van het kinderopvangstelsel, dat gepland stond voor 2025, met tenminste twee jaar uit te stellen. Tegen die tijd ligt het begin van de toeslagenaffaire acht jaar achter ons. Wie veronderstelt dat die tijd gebruikt is en wordt om een fundamentele en doordachte herziening van de Kinderopvang mogelijk te maken, komt bedrogen uit. Zowel in sociaaleconomisch als organisatorisch opzicht is er veel op de plannen af te dingen. Ook hier lijkt het kabinet zich in hoofdzaak te laten leiden door neoliberale overwegingen.
Kinderopvang goed voor ontwikkeling
Volgens de plannen wordt kinderopvangtoeslag, de oorzaak van zoveel ellende, afgeschaft en gaan alle betreffende ouders een eigen bijdrage van 4 procent betalen over een door de overheid vast te stellen maximum uurtarief. Het werkurencriterium is met ingang van 1 januari 2023 reeds losgelaten en de bedoeling is dat kinderopvang in 2028 ook mogelijk wordt voor ouders waarvan geen van beiden een baan hebben. Zoals het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP)[1] (1) in haar reflectie stelt, is er in de afgelopen tien jaar het besef ontstaan dat kinderopvang niet alleen een arbeidsmarktinstrument is, maar ook in belangrijke mate kan bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen. Voortschrijdend wetenschappelijk inzicht toont aan, aldus het SCP, dat de basis voor de cognitieve, motorische en sociaal-emotionele ontwikkeling in de vroege kindertijd wordt gelegd en kinderen met een kwalitatief goede kinderopvang belangrijke stappen in hun ontwikkeling kunnen zetten.
‘Waarom moet kinderopvang in private handen blijven?’
De herziening van het stelsel beoogt te voorkomen dat kinderen al in de vroegste jaren een sociale en/of emotionele achterstand kunnen oplopen. Spelenderwijs zouden zij gedrags- en taalvaardigheden aanleren, die hen in de latere jaren beter bestand maken tegen de uitdagingen van een steeds complexer wordende samenleving.
Grote financiële obstakels
Of met de beoogde herziening meer ouders gebruik gaan maken van de kinderopvang is nog maar zeer de vraag. Vooral de laagst betaalden zullen in het nieuwe stelsel geconfronteerd kunnen worden met aanzienlijke financiële obstakels. Naar algemeen verwacht wordt zullen de tarieven voor kinderopvang, bij een verwachte toename van de vraag en het aanhoudend personeelstekort, omhooggaan. Een prijs, die uitkomt boven het maximumtarief dat de overheid vergoedt, komt geheel voor eigen rekening. En dat kan oplopen tot vele honderden euro’s per maand.
De hogere inkomens gaan er daarentegen in het nieuwe stelsel aanzienlijk op vooruit. Zij betalen nu immers een eigen bijdrage van maximaal 67 procent van de kinderopvangkosten en gaan straks ook het uniforme tarief van 4 procent betalen. Dat scheelt eveneens vele honderden euro’s per maand, maar dan in hun voordeel.
Risico op segregatie
Zoals de plannen er nu liggen is het niet denkbeeldig dat het nieuwe stelsel vooral hoger opgeleiden stimuleert om meer uren te gaan werken en dat de lager opgeleiden juist minder uren zullen gaan werken of zich volledig uit de arbeidsmarkt terugtrekken. Daarmee zou de oorspronkelijke bedoeling van kinderopvang als arbeidsmarktinstrument teloorgaan. Het SCP spreekt ook van een risico op segregatie, doordat de hogere inkomens zich straks betere en duurdere opvang kunnen veroorloven dan de lagere inkomensgroepen.
Het is vreemd dat de minister van SZW kiest voor het scenario van de uniforme eigen bijdrage en niet voor een ander scenario, dat als één van de drie alternatieven in de Scenariostudie Vormgeving Kindvoorzieningen (SVK) is uitgewerkt.[2] In dat scenario wordt kinderopvang een integrale voorziening voor alle kinderen van 0 tot 12 jaar.
‘Om te wachten tot 2027 met een stelselwijziging, is een gemiste kans’
Dat brengt mij bij de vraag waarom kinderopvang nog langer in private handen moet blijven. De nieuwste wetenschappelijke inzichten met betrekking tot de betekenis van kwalitatief goede kinderopvang passen niet bij de idee van kinderopvang als verdienmodel.
De huidige kinderopvang kampt met grote capaciteitsproblemen. Het uitstroompercentage is in vergelijking met de totale zorgsector bovengemiddeld en het ziekteverzuimpercentage steekt met gemiddeld 8,3 procent negatief af tegen het gemiddelde van 5,6 procent in Nederland.[3]
Groepshulpen
De commerciële instellingen hebben dit grotendeels aan zichzelf te wijten. In de kinderopvang geldt een zogenaamde professional-kindratio en de geldende tarieven voor de kinderopvang zijn op deze ratio gebaseerd. De instellingen zouden goed gebruik kunnen maken van zogenaamde groepshulpen maar doen dat niet of in onvoldoende mate, omdat de groepshulp niet meetelt in de professional-kindratio.Groepshulpen zijn medewerkers die eenvoudige huishoudelijke en verzorgende taken onder begeleiding van een professional verrichten. Voor de functie van groepshulp geldt geen specifieke startkwalificatie. Uit onderzoek blijkt dat de functie van groepshulp ook bijzonder geschikt is voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt en voor statushouders.[4] Beide categorieën behoren tot het zogenaamde onbenut arbeidspotentieel, waardoor het mes ook nog eens aan twee kanten snijdt. Maar de bottleneck is dat de groepshulp niet past in het verdienmodel van de commerciële kinderopvang. De conclusie kan geen andere zijn dan dat de sector haar eigen probleem creëert.
Overheid aan zet
Een echte integratie van kinderopvang en basisonderwijs, zoals in de scenariostudie van de ministeries van OCW en SZW als optie wordt gesuggereerd, lijkt mij in alle opzichten te prefereren boven handhaving en uitbreiding van de commerciële kinderopvang.[5]
Met het verkregen inzicht, dat kinderopvang veel meer is dan een arbeidsmarktinstrument, kan de logische conclusie niet anders zijn dan dat de kinderopvang een integratie van kinderopvang en basisonderwijs vereist en daarmee een overheidstaak wordt. De basisschool wordt in die visie uitgebreid tot een instelling voor kinderen van 0 tot 12 jaar, met een onderbouw voor kinderen van 0 tot 6 jaar en een bovenbouw voor kinderen van 6 tot 12 jaar. In de onderbouw kunnen professionals in de kinderopvang, ondersteund met groepshulpen, samenwerken met leerkrachten die nu werken met kinderen van groep 1 en 2 in de basisschool. Deze groepshulpen, waarvan het nut bewezen is, krijgen een breder loopbaanperspectief en de bottleneck waarmee de opvanginstellingen nu kampen, vanwege de formatieplaatsen, bestaat niet meer. De inzet van meer groepshulpen zal het ziekteverzuim en de uitstroom verminderen.
‘Het kabinet toont gebrek aan daadkracht’
De financiering van de kinderopvang zal in mijn visie dezelfde worden als thans geldt voor het basisonderwijs. Om de extra kosten die hiermee gepaard gaan te financieren zou de Kinderbijslag voor kinderen tot 12 jaar verlaagd kunnen worden. Dat stimuleert niet-werkende ouders om ook hún kinderen te laten deelnemen.
Het is sowieso een gemiste kans voor het kabinet om tot 2027 te wachten met een systeemwijziging. Daarmee toont het immers gebrek aan daadkracht en ontbreekt het aan respect en empathie jegens de slachtoffers van de toeslagenaffaire. Maar dan nog liever 4 jaar langer wachten, met de zekerheid dat de kinderopvang goed ingebed ligt in een beproefd en door de onderwijsinspectie gecontroleerd onderwijssysteem, dan voortborduren op een twijfelachtig, immers door gastouders en private kinderopvanginstellingen georganiseerde kinderopvang.
Voetnoten
[1] SCP: Kennisnotitie, Reflectie op herziening kinderopvangbeleid, 5 oktober 2022.
[2] Rapport Ministerie OCW en ministerie van SZW 2020.
[3] CBS: Verzuimcijfers 2022
[4] Ministerie van SZW: Brief aan Tweede Kamer over voortgang aanpak personeelstekort op 26 april 2023.
[5] Scenariostudie vormgeving kindvoorzieningen, ministeries van OCW en SZW, 2020.
Geef een reactie