De Nederlandse Sociologische Vereniging (NSV) bestond in 2022 honderd jaar. Een goede gelegenheid voor een jubileumbundel, die Lex Cachet bespreekt op platform O. In de bundel staat een hoop lezenswaardigs, maar tegelijkertijd ontbreekt veel, aldus Cachet.
De Volkskrant heeft – ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van de krant – een mooie serie waarin 100-jarigen worden geïnterviewd over hoe zij ‘hun’ eeuw hebben ervaren. Opvallend in die serie is hoe vitaal veel van die honderdjarigen nog zijn. Ze hebben veel meegemaakt. Armoede vaak in hun jeugd, de crisis van de jaren dertig, een Wereldoorlog en enorme maatschappelijke veranderingen daarna. Ze hebben hard gewerkt en ook persoonlijke tegenslag is hen, in hun lange leven, meestal niet bespaard gebleven. En toch zijn ze er nog en hebben ze bijna allemaal een positieve kijk op het leven.
Geen gemakkelijke eeuw
Aan die serie moest ik denken toen ik dit boek over 100 jaar Nederlandse sociologie onder ogen kreeg.[1] Anders dan bij die 100-jarigen van de Volkskrant is die leeftijd een beetje willekeurig. Er is natuurlijk niet een exact moment waarop de sociologie in Nederland als het ware opeens begint (p.333). De 100 jaar heeft dus meer betrekking op de Nederlandse Sociologische Vereniging (NSV) die door Willem Adriaan Bonger in 1922 werd opgericht dan op de sociologie sec. Deze bundel verscheen vorig jaar dan ook ter gelegenheid van dat jubileum.
‘De sociologie heeft zich zorgvuldig buiten de studie van rampen gehouden’
Ook voor de Nederlandse sociologie geldt dat de afgelopen eeuw niet altijd gemakkelijk is geweest. Wie herinnert zich niet de pogingen in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw om de sociologie te reduceren tot een uiterst rigide en autoritair soort marxisme. Wie is Jan Blokkers venijnige kritiek vergeten dat sociologen in hun onderzoek alles bewijzen wat ‘iedereen al lang wist’. Toch is ook de sociologie anno 2022/3 in menig opzicht vitaal oud geworden. Deze bundel laat daar vele voorbeelden van zien. Ongewild wordt echter ook geïllustreerd dat ‘de’ sociologie niet meer bestaat.
Alleen maar niche-spelers
In deze bundel worden vooral ontwikkelingen op deelterreinen als onderwijs, ongelijkheid, jeugd, migratie, individualisering, secularisering en polarisatie behandeld. Dat levert interessante bijdragen op die vaak echter meer ingaan op veranderingen en ontwikkelingen op die deelterreinen dan op de evolutie van het sociologisch denken zelf. Natuurlijk wordt er vaak ook nog (een beetje) ingegaan op wat daarbij dan de rol van de sociologie is geweest. Maar dat voelt in veel gevallen toch wel een beetje als een verplichte oefening. Echt enthousiast is men vooral over de ontwikkelingen op het eigen specialistische deelterrein. Het deed me denken aan wat Dick Houtman – een van de auteurs in deze bundel – jaren geleden eens tegen me zei: ‘De sociologie bestaat niet, er zijn alleen nog maar niche-spelers’. Deze bundel bevestigt – onbedoeld, lijkt me – zijn gelijk. Niets mis met de uiteenlopende specialismen op zich. Maar het bundelen van die specialismen roept dan wel vragen op.
Stratificatie en sociale ongelijkheid
Eén van die vragen betreft de door de redacteuren gehanteerde selectiecriteria. Waarom sommige vormen van deelsociologie wel en andere niet? Waarom ontbreekt bijvoorbeeld de organisatiesociologie van een groot Nederlands socioloog als Cor Lammers. Waarom is Anton Zijdervelds mooie cultuursociologie alleen indirect vertegenwoordigd via een bijdrage als die van Dick Houtman en de zijnen? Natuurlijk, de deelterreinen die wel aan de orde komen zijn interessant en belangrijk. Maar toch mis ik veel. Ook bijvoorbeeld vrijwel alles op het rijke terrein van stratificatie en sociale ongelijkheid.
‘De grensoverschrijdende vooruitgang van het vak lijkt te stokken’
Ruim baan is er dan wel weer voor een ‘klaagzang’ van Rafael Wittek over het feit dat de (Nederlandse) sociologie zich zorgvuldig buiten de studie van rampen en crises heeft gehouden. Een interessante conclusie. Niet in de laatste plaats omdat in ons land de politicologie en later de bestuurskunde wel uitgebreid en op hoog niveau met het onderwerp bezig zijn geweest en nog bezig zijn. Is dit dan echt een problematische lacune binnen de sociologie? Wat telt uiteindelijk? Maatschappelijk inzicht of de volledigheid van de sociologie?
Het belang van theorieontwikkeling
Belangrijker nog dan het probleem van dergelijk selectieve aandacht is dat van het ontbreken van ‘de’ sociologie. In de woorden van de redacteuren moeten we ‘vaststellen dat (….) sprake is geweest van een hoge mate van specialisatie’ (p.12). Over de ontwikkeling van de algemene sociologie is in deze bundel dan ook niet of nauwelijks iets te vinden en dat is zorgelijk. Niet primair omdat ik persoonlijk een voorkeur voor grand theory zou hebben. Het is vooral zorgelijk omdat het iets zegt over de ontwikkeling van het vak.
Als je wilt dat kennis- en theorieontwikkeling op deelterreinen ook cumulatief betekenis heeft voor andere terreinen dan louter het eigen specialisme, dan heb je theorieontwikkeling binnen een vorm van algemene sociologie hard nodig. Theorie – abstractie en generalisatie van kennis – is immers de enige wijze waarop inzichten verworven in het ene deelgebied overgedragen kunnen worden naar andere deelgebieden. Alleen op die manier kan er sprake zijn van echte wetenschappelijke vooruitgang en van cumulatief inzicht. Die grensoverschrijdende vooruitgang van het vak lijkt nu te stokken. Althans als deze bundel representatief is voor de state of the art binnen de huidige Nederlandse sociologie.
Volwassen sociologie
Mijn zorgen nemen niet weg – gelukkig – dat de bundel veel lezenswaardige en interessante bijdragen over de deelterreinen bijeenbrengt. Interessant zijn ook de bijdrage over waar sociologen inmiddels werkzaam zijn (hoofdstuk 11) en het overzicht van sociologische tophits (hoofdstuk 17), hoewel ook daar best over de selectie van sommige publicaties valt te twisten. Na het lezen van deze bundel is de conclusie gerechtvaardigd dat de wetenschappelijk sociologie inmiddels, ook in Nederland, ruimschoots volwassen is geworden. Niet zo vreemd voor een honderdjarige. En ook het toekomstperspectief lijkt gunstig. Een steeds complexere en veranderlijker samenleving doet de behoefte aan wetenschappelijke kennis over ons samenleven alleen maar verder toenemen. De sociologie kan en moet, ook de komende 100 jaar, in die kennisbehoefte voorzien. Of, zoals Engbersen (p. 341) het formuleert, helpen ‘de raadsels van de samenleving te duiden en te verhelderen’. Maar de sociologie moet dan ook maatschappelijk goed zichtbaar en hoorbaar zijn.
Staalkaart van verandering
Pleidooien voor een publieke sociologie (o.a. in hoofdstuk 20 en 21) – een sociologie die actief participeert in maatschappelijke debatten – zouden eigenlijk overbodige moeten zijn. Dat hoort gewoon bij het vak. Maar, kennelijk, is dat niet vanzelfsprekend in de huidige praktijk van het vak en dat is ronduit zorgelijk.
Dat ik toch uiteindelijk wat teleurgesteld ben over deze bundel komt omdat redacteuren noch auteurs een poging doen een wat meer overkoepelend beeld neer te zetten. Ook niet in de redactionele epiloog. Waar staat de sociologie als geheel? Wat was en is in den brede haar maatschappelijke betekenis? Hoe kan de sociologie ons helpen greep te krijgen op een steeds complexer wordende samenleving? En, als dat niet het geval is, hebben we dan niet een serieus probleem? Deze dikke bundel is uiteindelijk dan ook geen ‘balans van de sociologie’. Het is meer een staalkaart van uiteenlopende maatschappelijke verandering in de afgelopen decennia en van de pogingen van de sociologie daar iets van te begrijpen.
Bibliografie
[1] Jurre van den Berg, Marcel Ham, Rie Bosman en Godfried Engbersen (redactie), Raadselen van de maatschappij. Honderd jaar sociologie in Nederland. Uitgeverij Van Gennip, 2022. 343 pagina’s.
Geef een reactie