Stel, je hebt een gezin waar alles lekker loopt. Het enige waar je zorgen over hebt is dat één van je kinderen autistisch is. Of geestelijk gehandicapt. Stel nu dat je via Google of andere ouders een zorgaanbieder vindt die je kind kan helpen. In meer dan 90 procent van de gemeenten kun je op dit moment dan zorg krijgen bij die zorgaanbieder. Deze gemeenten hebben namelijk een inkoopsysteem waarbij zij contracten sluiten met alle aanbieders die aan strikte kwaliteitseisen voldoen en die akkoord gaan met het gemeentelijke tarief. Als het aan de minister ligt, stoppen gemeenten zo snel mogelijk met deze werkwijze.
Vrijdag 7 juni 2019 liet de minister opnieuw weten dat gemeenten een alternatief inkoopsysteem zullen moeten hanteren.[1] In dat alternatief moeten gemeenten met een beperkt aantal grote aanbieders een contract sluiten voor het leveren van jeugdzorg. Dit inkoopsysteem is nodig om de grote aanbieders overeind te houden. Zij hebben omzetgaranties nodig. De minister ruilt dus de keuzevrijheid van ouders en de innovatie van nieuwe zorgaanbieders graag in voor bestaanszekerheid van bestaande, grote aanbieders die nog steeds niet geïnnoveerd hebben.
Onwenselijk
De argumenten van de minister zijn bijzonder hard voor ouders van kinderen met een beperking. Voor ingewijden in (de inkoop in) het sociaal domein zijn zij ook onbegrijpelijk. Ik ben zowel ouder als ingewijde. Ik ben dus zowel boos als verbaasd. Het alternatief dat de minister schetst is niet alleen onnodig, het is ook onwenselijk.
Dat het alternatief juridisch gezien onnodig is, staat vast. Het inkoopsysteem dat meer dan 90 procent van de gemeenten gebruikt, valt helemaal niet onder een aanbestedingsplicht. Het probleem voor de minister is dat zijn alternatief daar wel onder valt. Het strijden tegen een aanbestedingsplicht is dus vooral voor de bühne en voor zijn eigen alternatief. Zijn beleidsmarketing is echter zo goed, dat er al gemeenten zijn die beginnen te geloven dat het invoeren van zijn alternatief tot financieel en kwalitatief voordeel leidt.
Dat is echter onzin. Alle gemeenten, ongeacht hun inkoopmodel, hebben namelijk tekorten. Ook die gemeenten die al volgens het model werken dat de minister voorstelt. Onderzoek van het ministerie toont zelfs aan dat er geen relatie is te leggen tussen het inkoopsysteem en de tekorten.[2] Dus waarom wil de minister dit?
‘Onderzoek van het ministerie toont aan dat er geen relatie is te leggen tussen het inkoopsysteem en tekorten’
Waarschijnlijk omdat hij geen onderscheid maakt tussen de honderdduizenden gezinnen met ‘lichte’ problematiek, waar wij toe behoren, en de enkele duizenden gezinnen waarin sprake is van ‘zware multiproblematiek’.[3] Voor onze gezinnen is samenwerking tussen zorgaanbieders helemaal niet zo belangrijk. Een goede zorgaanbieder wel. Daarvoor kunnen kiezen is belangrijk voor de kwaliteit van de zorg. Dat bij de multiproblem-gezinnen – waar veel aanbieders bij betrokken zijn – de samenwerking wél beter moet is natuurlijk duidelijk.
Wat de minister blijkbaar niet lijkt te weten is dat aanbieders gewoon mogen samenwerken binnen het inkoopsysteem dat gemeenten nu hanteren . Gemeenten mogen dat ook gewoon faciliteren. Zijn alternatief is daar helemaal niet voor nodig. Waarom weet de minister dit niet? Naar wie laat hij zijn oren hangen voor advies? De grote vraag is namelijk waarom aanbieders nu nog niet samenwerken terwijl dat gewoon kan. En waarom zouden zij dat dan wel gaan doen in het alternatief van de minister, waarin onze gezinnen aan verplichte winkelnering moeten doen en uitwijken naar innovatieve, nieuwe, betere zorgaanbieders onmogelijk is?
Keuzevrijheid afgekocht
Er is dan volgens de minister immers geen concurrentie meer. En dat is goed. Maar is er nu wel concurrentie dan? Welnee. De grote aanbieders van 2015 draaien ook in 2019 bij gemeenten nog steeds de grootste volumes. Dat zij dan onvoldoende omzetten om te blijven bestaan heeft meerdere redenen, maar de ‘concurrentie’ met kleine zelfstandige praktijken is er in ieder geval geen. Misschien zijn gemeentelijk tarieven te laag? Of is het slecht financieel inzicht? Volgens de banken ligt het (ook) aan het slechte financieel inzicht van aanbieders dat er zoveel klant zijn bij bijzonder beheer.[4] Het alternatief van de minister lost deze problemen niet op. Sterker nog, hij kaart ze niet eens aan. In plaats daarvan koopt hij volgend jaar voor 450 miljoen euro onze keuzevrijheid af. Gemeenten blij. Grote aanbieders blij.
Het cliëntperspectief dat de minister schetst in zijn stukken van vrijdag is dan ook geen cliëntperspectief. Honderd aanbieders zijn niet het probleem, maar honderd keer je verhaal moeten vertellen om überhaupt zorg te krijgen. Ook daar geen woord over. Over onze ruggen stelt hij wel dat keuzevrijheid ‘principieel kwestieus’ is gezien de wettelijk opgave. Dat is bijzonder hypocriet. De minister is namelijk in een ander dossier bereid de wet aan te passen als uitspraken van de hoogste rechter hem niet zinnen.[5] Terwijl alle cliëntorganisaties tegen zijn![6] Donderdag 13 juni 2019 spreekt de Kamer de minister. Ik hoop dat zij wel onze gezinnen willen vertegenwoordigen. Zie: https://www.tweedekamer.nl/debat_en_vergadering/uitgelicht/overleg-over-jeugdhulp
Deze column is ook te lezen op de website van de Stichting Beroepseer.
Noten
[1] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2019Z11619&did=2019D23915 (Bijlage: Beschouwing over inkoop jeugdhulp, kwaliteit en verantwoording).
[2] Significant, Benchmarkanalyse uitgaven jeugdhulp in 26 gemeenten, 19 april 2019. Onderzoek uitgevoerd voor het ministerie van VWS.
[3] Zie bijvoorbeeld brief Iederin en Per Saldo: https://iederin.nl/nieuws/18520/besteed-extra-miljard-voor-jeugdhulp-ook-aan-kinderen-met-een-beperking/
[4] https://nos.nl/nieuwsuur/artikel/2286707-banken-bezorgd-over-wankele-jeugdzorginstellingen-ondanks-extra-geld.html
[5] https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2019Z07659&did=2019D15639
[6] https://iederin.nl/nieuws/18483/indiceren-op–resultaat—minder-rechten–minder-hulp/
Geef een reactie