Eerder dit jaar schreef ik een column over Tegenspraak graag, het nieuwe boek van Mark Frequin, over het tegenspreken van ministers door hun ambtenaren. Daarin beschrijft hij hoe belangrijk goede tegenspraak is, maar tegelijkertijd hoe lastig dat soms kan zijn omdat degene die je tegenspreekt hoger in rang staat.
Nu zit niet iedere ambtenaar wekelijks bij de minister aan tafel, maar daar gaat het niet om. Het speelt in alle lagen van de organisatie, of het nu de minister is, je DG, je directeur of je afdelingshoofd. Iedereen heeft er in meer of mindere mate mee te maken. Ik vroeg me af hoe mijn collega’s hier tegenaan kijken. Spreken wij onze leidinggevenden vaak genoeg tegen? Krijgen we daarvoor voldoende ruimte? Nemen we die ruimte ook? En als we tegenspreken, wordt dat dan geaccepteerd?
‘We doen het te weinig, tegenspraak geven’
Ik nodigde een aantal collega’s uit – van trainee tot directeur – om over dit onderwerp in gesprek te gaan. Buiten kantoor, in een informele setting en met een drankje en een hapje erbij. Om het spannend te maken spraken we af om elkaar tijdens het gesprek ook veel tegen te spreken. Dus niet alleen erover praten, maar het ook daadwerkelijk doorvoelen.
Het feit dat dat in het begin niet erg lukte is misschien wel illustratief voor hoe we er in ons dagelijks werk mee omgaan. Het gesprek kabbelde rustig voort en we waren het vooral erg eens met elkaar: ‘Tegenspraak ervoor zorgt dat een product of besluit uiteindelijk alleen maar beter wordt.’ En: ‘Tegenspreken doe je bij voorkeur een-op-een, op een geschikt moment.’ Eén van de deelnemers vond het lastiger om iemand tegen te spreken die je niet kent.
Intussen stond wel vast dat we het te weinig doen, tegenspreken. Maar hoe komt dat dan? Willen we de ander niet kwetsen? Is het onverschilligheid, in de zin van: ach, hij of zij is nu eenmaal de baas? Zijn wij ambtenaren gewoon van nature gezagsgetrouw? Of willen we wel meer tegenspreken, maar ontbreekt het ons aan zelfvertrouwen en lef?
De gespreksleider vond het tijd voor wat meer reuring: ‘Wie is er weleens bang om tegen te spreken?’ Zo’n driekwart van de aanwezigen stak z’n hand op. De een was bang om gepasseerd te worden, de ander om een zeur gevonden te worden. Weer iemand anders was bang dat zijn professionaliteit in twijfel getrokken zou worden. Bang om z’n baan kwijt te raken was eigenlijk niemand. De trainee in het gezelschap was zichtbaar geschokt. Haar ervaring was dat trainees juist gestimuleerd werden om zoveel mogelijk tegen te spreken, en dat men dat blijkbaar ook verwachtte van de nieuwe lichting Rijksambtenaren. Is hier sprake van een zekere naïviteit of is het juist een hoopvol teken?
‘Spreken we wel genoeg met elkaar’
Tegenspraak gaat over de relatie tussen twee mensen, maar het gaat ook over organisatiecultuur. Hoe gaan we met elkaar om? Wat zijn de do’s and don’ts? Durven we elkaar de waarheid te vertellen of lopen we op eieren en laten we veel zaken onbesproken? Of, zoals een collega het na afloop van de bijeenkomst treffend verwoordde: ‘Deze bijeenkomst ging over tegenspraak, maar spreken we wel genoeg met elkaar?’
Je zou tegenspraak moeten organiseren, werd er gezegd. Bijvoorbeeld door te zorgen voor meer diversiteit in de organisatie, vanuit de gedachte: meer diverse ambtenaren, dus meer diverse meningen. Blijkbaar vormen we met z’n allen nog teveel een ambtelijke eenheidsworst. Daarnaast zou je een veilige omgeving moeten creëren. Zelf zou ik willen aanraden om tegenspraak bewust op te zoeken, en desnoods te beginnen in kleine, besloten kring. Op mijn afdeling organiseren we weleens sessies rond een bepaald thema waarbij we elkaar uitdagen om stevige standpunten in te nemen en waar het dan ook echt mag ‘knetteren’. Knettersessies noemen we die.
Onlangs nam de trainee afscheid van onze afdeling. Haar derde en laatste periode zat erop en ze stond klaar om aan het echte werk te beginnen. Ik gaf haar mee dat ze vooral haar (kritische) zelf moest blijven en daarbij niet moest aarzelen om tegen te spreken. Eigenlijk zou ik dat tegen iedereen willen zeggen, inclusief mijzelf.
Tom van Doormaal zegt
Wat gebeurt er als tegenspraak wordt genegeerd? Wat gebeurt er wanneer je door je tegenspraak wordt geridiculiseerd? Ga je dan een constructieve tegenbeweging in?
Ik ben altijd eigenwijs en kritisch geweest. Veel goeds heeft me dat niet gebracht. Ik ben ook wel braaf en opportunistisch geweest, maar dat hielp ook niet vaak.
Vooral puzzels dus: wat doen we door tegenspraak? De politieke top heeft genoeg aan de voeding uit de eigen partij, of het bestuurlijk college. De ambtelijke top heeft geen grote behoefte aan dwarse ambtelijke ondersteuners die nieuwe dingen bedenken.
Maar ik voel me niet zo volgzaam.