De huidige tijd vraagt om nieuwe vormen van beleidsontwikkeling. Dat stellen Peter van Hoesel en Max Herold in hun boek Beleidsontwikkeling in de 21e eeuw, hier besproken door Rob van Engelenburg. Een verfrissende kijk op beleidsontwikkeling, meent Van Engelenburg, die hoopt dat beleidsmakers gaan leren en experimenteren.
Beleidsontwikkeling in de 21e eeuw. Het is een uitdagende titel van het nieuwe boek van Peter van Hoesel en Max Herold (Boombestuurskunde, 2020). De ondertitel, ‘Hoe het anders kan (en zou moeten)’, legt de lat nog hoger. Stevige analyses en kritiek, maar bovenal heldere suggesties en een uitgewerkt alternatief voor de gangbare beleidsontwikkeling maken het een leesbaar boek en een must voor beleidsmakers en bestuurders met een verbeteragenda.
Goed beleid als basis
Sinds de grondwetherziening van 1848 onder leiding van Johan Rudolph Thorbecke zijn de politieke, bestuurlijke en ambtelijke verhoudingen stevig verankerd. In de ruim 150 jaar daarna is de overheid stevig gegroeid, zowel qua omvang als qua impact op de samenleving. Ruime financiële middelen (circa 350 miljard euro per jaar) en een stroom aan wet – en regelgeving, inclusief handhavingsmiddelen, staan haar ter beschikking.
De basis voor zorgvuldig en behoorlijk bestuur ligt voor een aanzienlijk deel bij de (ambtelijke) beleidsvorming. Goed beleid als basis voor beter bestuur en de beste uitvoering dus.
‘Is de traditionele beleidsbenadering anno 2021 nog wel werkbaar?’`
Traditiegetrouw is het beleidsproces top-down, ge- en besloten en dus vrij ontoegankelijk. Daarnaast is het gebaseerd op principes zoals procedures boven resultaat, de politiek c.q. bestuurscultuur is leidend boven de praktijk en rang en complexiteit boven feiten. Dit laatste wordt mooi verwoord in het onder ambtenaren bekende adagium ‘hoogste salarisschaal wint’, ook aangehaald door de auteurs. Hierbij neemt de hoogste ambtenaar in de hiërarchie de beslissingen, zonder daarvoor per se te leunen op feiten of (eigen) praktijkervaring.
Is deze beleidsbenadering nog wel werkbaar anno 2021? Legio voorbeelden uit de hedendaagse praktijk, onder meer weergegeven in het boek van voormalig topambtenaar Roel Bekker (Dat had niet zo gemoeten), benadrukken het belang van een andere visie op beleidsontwikkeling.
Open beleidsontwikkeling
Van Hoesel en Herold laten niet zozeer zien wat er fout ging, maar pleiten voor een andere aanpak van beleidsontwikkeling en werken deze uit. Uitgaande van onder meer de eigen persoonlijke werkervaringen als organisatievernieuwer en beleidsonderzoeker komen Van Hoesel en Herold met een open beleidsontwikkelingsaanpak. Kernaspecten hierbij zijn een open innovatieproces (bottom-up), een open netwerkbenadering en draagvlak en acceptatie bij betrokken klanten/groepen burgers en robuustheid. Deze robuustheid betreft in de zogenaamde Open Multi Stakeholder BeleidsOntwikkeling (OMSBO) de aspecten integraal ontwerpen, kennis, omgeving en toekomst.
Politiek gezien gaat deze benadering terug tot 1993, wanneer Tweede Kamerlid Wilbert Willems (GroenLinks) een aangenomen motie inbrengt die de inbreng van burgers bij beleidsontwikkeling borgt. Een dergelijke vorm van beleidsontwikkeling stelt zeker andere eisen aan onder andere de functie van beleidsmedewerker, gebruik van informatie, kennis, onderzoek en werkwijze. Leuk, zult u denken, maar ik zit wel in een cultuur en omgeving met erg bepalende of ongeschreven regels. Zoals het dienen van de minister, het met name intern zichtbaar zijn, je planning halen en je netwerk te koesteren. Voor verandering is ruimte nodig.
‘Je moet willen leren van het verleden als basis voor beter toekomstig beleid’
Die ruimte geven Van Hoesel en Herold in veel aansprekende adviezen tot ‘omdenken’. Beleidsambtenaren zouden bijvoorbeeld hun blik meer moeten richten op nut voor de samenleving dan op de ongeschreven regels binnen hun ministerie of departement en zouden meer sparringpartner dan uitvoerder van beleid moeten zijn.
Vervolgens passeren alle stappen uit de beleidscyclus van initiatief tot evaluatie de revue, inclusief systeemfouten en kritiek, maar bovenal verbetersuggesties. Vervolgens besteden de auteurs aandacht aan de vele rollen van kennis en onderzoek bij beleidsontwikkeling ‘nieuwe stijl’. ‘Op de wind van gisteren kan je niet zeilen’ is duidelijk maar je kan, nee, moet wel willen leren van het verleden als basis voor beter onderbouwde toekomstgerichte beleidsadviezen. Met veel voorbeelden uit de praktijk van bedrijfsleven en overheid wordt dit toegelicht. Aparte hoofdstukken worden gewijd aan het belang en keuze van de beleidstheorie en te gebruiken beleidsinstrumentarium. Welke aanpak en regels moet je inzetten voor het meest optimale resultaat? De auteurs geven speciale aandacht aan de zero-based benadering of nuloptie (niks doen), houd het simpel/vermijdt bestuurlijke drukte en complexiteit en opschonen van bestaand beleid. Met name het laatste hoofdstuk met toekomstige bespiegelingen is ook interessant, vanwege het vernieuwende perspectief. Keuze versus kennis, inhoud versus proces, burgerparticipatie en burgerperspectief als partner en ijkpunt, meer mening dan kennis en de lerende organisatie zijn zo enkele voorbeelden van dit nieuwe perspectief.
Verfrissende kijk op beleid
Het boek wordt besloten met een veelheid van praktisch tips and tricks rond de toepassing van de open beleidsontwikkelingsbenadering (OMSBO). Deze zijn veelal makkelijk te implementeren en verruimen de beleidsblik en het beoogd resultaat stevig.
‘Wezenlijke structuurwijzigingen verlopen moeizaam, ondanks beloften en aanzetten tot verandering’
De publicatie van Van Hoesel en Herold richt zich uitsluitend op het niveau van de Rijksoverheid. De laatste dertig jaar hebben aangetoond dat wezenlijke structuurwijzigingen, en zeker de beoogde top-down naar bottom-up verandering, uiterst moeizaam gaan, ondanks beloften, aanzetten en wat experimenten. Aandacht voor een mogelijke routekaart op dit vlak en toepassing van deze beleidsbenadering op provinciaal en lokaal niveau zou in Beleidsontwikkeling in de 21e eeuw van toegevoegde waarde zijn geweest. In algemene zin kan gesteld worden dat er in de (vak)literatuur veel waardevolle veranderconcepten gepubliceerd worden maar dat doorwerking in de eigen organisatie en praktijk veelal stokt. Meer aandacht voor de vertaling van idee naar daadwerkelijke impact zou raadzaam zijn.
‘Welke beleidsmaker durft een verfrissend experiment aan te gaan?’
Resumerend kan gesteld worden dat de publicatie Beleidsontwikkeling in de 21ste eeuw een stevige analytische grondslag heeft met een verfrissend ander beleidsproces als alternatief en perspectief voor de traditionele aanpak. Voorbeelden en kritiek worden consequent van verbetersuggesties voorzien en de wetenschappelijke onderbouwing is leesbaar gekoppeld aan voorbeelden uit de praktijk.
Van Hoesel en Herold dagen met hun boek de huidige beleidsmakers uit, maar de overall vraag blijf: wie pakt deze handschoen op? Welke beleidsmaker durft een verfrissend experiment aan te gaan?
Geef een reactie