Integriteit binnen het openbaar bestuur staat hoog op vele agenda’s. Onderzoek naar (vermeende) integriteitsproblemen – onafhankelijk onderzoek – is dan ook booming business. Bij vrijwel elk vermoeden van integriteitsproblemen klinkt al snel de roep om onafhankelijk onderzoek. Die roep klinkt vaak luider naarmate het veronderstelde probleem vager is, aldus Michiel de Vries in het boek Kapot. Hoe vilein is de deugindustrie?
Voor harde(re) vermoedens of aantijgingen – corruptie, fraude, fysiek of seksueel geweld – hebben we het reguliere strafrecht. Politie, OM en rechtsspraak ontfermen zich, min of meer effectief, over die hardere casus. Hun onderzoek is omgeven met alle waarborgen, die men zich als klager maar ook als beklaagde, kan wensen. Bijvoorbeeld het cruciale recht op hoor en wederhoor (p.128). De vereiste zorgvuldigheid leidt er regelmatig toe dat een onderzoek gestaakt wordt (wegens onvoldoende bewijs), dat het OM besluit niet te vervolgen (kans op succesvolle vervolging te klein) of dat, uiteindelijk, de rechter besluit dat er geen wettig en overtuigend bewijs is. Dat kan voor alle betrokkenen heel frustrerend zijn. Maar het is wel zorgvuldig.
Heel anders ligt dat buiten het strafrecht. Vaak volstaan daar vage aantijgingen om een proces op gang te brengen. Schorsing bijvoorbeeld en onafhankelijk onderzoek. Termen als grensoverschrijdend, onveilig of intimiderend zijn extreem vaag maar kunnen voor (alle) betrokkenen wel enorme impact hebben (cf. p. 26/27 resp. 13/14). Over de rol die onderzoek, onafhankelijk onderzoek, daarbij speelt gaat het werk van Michiel de Vries[1].
De kern van zijn boodschap is even simpel als verontrustend: het meeste onderzoek naar vermeende integriteitsschendingen deugt van geen kant. De probleemstelling noch de onafhankelijkheid noch de methodologie van de meeste onderzoeken kan de toets van de meest elementaire wetenschappelijke kritiek doorstaan. Dat onderzoek een vak is – en zeker onderzoek naar zo gevoelig liggende zaken die zo grote consequenties kunnen hebben – wordt maar al te vaak miskend[2].
Vanuit boosheid
Maar, de gevolgen van dergelijk slecht onderzoek zijn er niet minder om: stigmatisering, ontslag, verlies van toekomstmogelijkheden etc. Vandaar ook de titel van dit boekje: Kapot. Vanwege de mogelijk zeer ingrijpende gevolgen zou dit soort opdracht-onderzoek eigenlijk extra zorgvuldig moeten zijn (cf. p.58). Het tegendeel lijkt het geval. Van de 87 door De Vries geanalyseerde onderzoeken voldoen er 5 (!) aan alle eisen. 81 Procent daarentegen vertoont twee of meer ernstige onvolkomenheden. De afgelopen jaren is dat alleen maar slechter geworden (p. 144).
‘De gevolgen van slecht onderzoek zijn er niet minder om: stigmatisering, ontslag, verlies van toekomstmogelijkheden’
De Vries heeft zijn boekje overduidelijk vanuit boosheid geschreven. Hij kwam met het probleem in aanraking omdat mensen, die onderwerp van onafhankelijk onderzoek waren geweest, een beroep op hem deden voor een second opinion over de kwaliteit van dat onderzoek. In veel gevallen kwam hij tot de conclusie dat de gevolgen voor betrokkenen enorm waren terwijl het onderzoek van de ‘deugindustrie’ zelf absoluut niet deugde. Alle reden dus voor boosheid.
De Vries is echter zeker niet in alleen maar in boosheid blijven hangen. Hij heeft de moeite genomen om een groot aantal onderzoeken uit de afgelopen jaren – bijna 90 – te verzamelen en te analyseren. Het zijn die onderzoeken die min of meer openbaar zijn. In een aanzienlijk aantal gevallen is er zelfs niet eens sprake van openbaarheid en ontbreekt dus iedere vorm van externe controle in de vorm van ‘peer review’ (onder andere p. 127 en 135). Overigens gaat De Vries, wat mij betreft, wel wat makkelijk voorbij aan het feit dat geheimhouding soms bijna onvermijdelijk is om de belangen van een (kwetsbare) klager te beschermen. In een (eerste) deel van een procedure kan dat best legitiem zijn; maar niet te lang en zeker niet permanent.
Zorgvuldige analyse
Zorgvuldige analyse van de onderzoeken die wel openbaar zijn laat zien dat ze zelden de toets der kritiek kunnen doorstaan. Zelfs op de meest elementaire methodologische criteria deugen ze niet. Of het nu gaat om echte onafhankelijkheid (ten opzichte van een opdrachtgever), om heldere definities en redeneringen, om representativiteit van bronnen, om conclusies die uit het onderzoek volgen en (dus) op feiten en niet op (vooringenomen) meningen gebaseerd zijn, vrijwel alle onderzoeken schieten in één of meer opzichten drastisch tekort. Geen incident maar een structureel probleem blijkt uit de tabellen in het boek. En dat dus in een toch al moeilijke situatie waarin onafhankelijke getuigen vaak ontbreken, herinneringen soms tegenstrijdig zijn – vaak ook omdat zaken lang geleden speelden – of mensen er simpelweg belang bij hebben te liegen (p.102 ev.).
Als je dit boekje leest zou je haast concluderen dat je beter van iets ernstigs beschuldigd kunt worden. In het strafrecht zijn er immers allerlei waarborgen voor een beschuldigde. In de buitenwettelijke procedures en ‘onafhankelijke’ integriteitsonderzoeken ontbreken die vrijwel volledig: schuldig bij voorbaat, trial by media, vage of niet kenbaar gemaakte beschuldigingen, geen fatsoenlijk hoor en wederhoor, onafhankelijkheid die schijn is, etcetera. Kortom: in veel gevallen ben je rechteloos als je (bijvoorbeeld) van grensoverschrijdend gedrag wordt beschuldigd. Dit boekje biedt er meer voorbeelden van dan je lief is.
Lessen
Wat mij betreft zijn er uit dit boekje een paar essentiële lessen te trekken. Allereerst de les dat (te) veel vage beschuldigingen leiden tot onafhankelijk onderzoek, dat in de praktijk allerminst onafhankelijk is. Vervolgens dat het onafhankelijke onderzoek zelf vaak niet voldoet aan de meest elementaire eisen die je aan onderzoek kunt stellen. In de derde plaats dat dergelijk onderzoek bijdraagt aan de rechteloosheid van veel beschuldigden.
Tenslotte dat er – gegeven de vaak ingrijpende gevolgen van slecht onderzoek – alle reden is om paal en perk te stellen aan de wildgroei van dergelijk onafhankelijk onderzoek. Hetzij door (zelf)regulering, certificering of tuchtrecht vanuit de sector zelf. Hetzij – als het niet anders kan – door wettelijke regulering. Zoals het nu gaat, kan het echt niet meer[3]. De Vries laat zien dat er ook andere mogelijkheden zijn om het integriteitsonderzoek te verbeteren maar constateert tegelijk dat effectieve verbetering allerminst simpel zal zijn.
Al met al is dit dus niet zomaar een boos boekje. Het is een mooi boos boekje met grote actuele betekenis. Het is te hopen dat onderzoeksbureaus en onderzoekers er de juiste lessen uit weten te trekken. Zeker ben ik daar, helaas, allerminst van.
Voetnoten
[1] Michiel de Vries, Kapot. Hoe vilein is de deugindustrie? Amsterdam: Blauwburgwal, 2023. 162 pagina’s.
[2] Voor 1000 euro kan je bij het LOI opgeleid worden tot onderzoeker. Wie dat toch te duur vindt, kan digitaal terecht voor nog veel minder. “Een vooropleiding is niet vereist”. p.146.
[3] Zie ook hoofdstuk 7, p.141 ev. en het nawoord van Geert-Jan Knoops, p. 157/8.
Max Herold
Organisatie & ontwikkeladviseur zegt
Een uitgebreide samenvatting van dit uitstekende boek vind je via https://www.managementissues.com/cultuuranalyse/%f0%9d%97%9e%f0%9d%97%ae%f0%9d%97%bd%f0%9d%97%bc%f0%9d%98%81-%f0%9d%97%b1%f0%9d%97%bc%f0%9d%97%bc%f0%9d%97%bf-%f0%9d%97%b1%f0%9d%97%b2-%f0%9d%97%b6%f0%9d%97%bb%f0%9d%98%81%f0%9d%97%b2%f0%9d%97%b4/