Burgerparticipatie neemt toe. De afgelopen jaren worden inwoners steeds vaker betrokken bij lokale vraagstukken. Dit zien we het sterkst bij projecten over ‘schoon, heel en veilig’ in de eigen de wijk, van groenvoorzieningen tot buurtbarbecues. De overheid wil meer loslaten, burgers willen meedoen en de techniek maakt het makkelijker om dit te organiseren. Een win-winsituatie zou je dus zeggen. Vaak pakt het toch anders uit, zo is onze ervaring. Niet iedere gemeente vindt het makkelijk om haar inwoners op een goede manier te betrekken. Goed bedoelde initiatieven pakken dikwijls anders uit dan beoogd. Hoe komt dat toch?
Er zijn verschillende verklaringen voor de toegenomen populariteit van participatie:
- De rol en betekenis van de volksvertegenwoordiging is behoorlijk veranderd. Denk bijvoorbeeld aan de lage opkomst bij de verkiezingen.
- De opkomst van de mondige en maatschappijkritische burger die wil meepraten, meebeslissen en meedoen.
- Nieuwe opvattingen over de rol van de overheid geven burgers en bedrijven meer ruimte om zelf met oplossingen te komen, de overheid faciliteert.
- Bezuinigingen hebben ertoe geleid dat de overheid zich (noodgedwongen) terugtrekt en meer van de samenleving vraagt.
- Nieuwe technologie en social media waardoor het gemakkelijker is om participatie mogelijk te maken.
Gemeenten vinden loslaten moeilijk…
Met beleid en budget wordt er behoorlijk geïnvesteerd in het betrekken van inwoners bij (nieuwe) plannen en projecten. En veel gemeenten gebruiken de participatieladder om vooraf een goede keuze te maken over het niveau waarop inwoners geïnformeerd of kunnen meedoen.
In theorie klinkt het goed in de oren. In de praktijk blijkt een procesinstrument als de participatieladder geen verschil te maken. Gemeenteraden worstelen met de vraag hoe zij vooraf een goede afweging moeten maken en helder naar de inwoners toe te zijn over welke invloed zij op welk moment in het proces hebben. Ook colleges hebben moeite om de ruimte voor inbreng van bewoners vooraf te bepalen. Ze richten zich vooral op het creëren van draagvlak, zonder écht zeggenschap te delen. En ambtenaren zien de participatieladder vooral als een verantwoordingsinstrument naar de gemeenteraad in plaats van een hulpmiddel voor aanvang van een nieuw traject.
Gevolg is dat inwoners niet weten wat hun rol is: ‘Mochten we adviseren? Het voelde meer als een beetje meepraten.’ Ook is vaak niet duidelijk wat er met hun input is gedaan. Verder zien we dat vooral de usual suspects meedoen, zoals de wijk- en dorpsbelangen, burgerplatforms, bedrijfsleven en het maatschappelijk middenveld.
… en inwoners krijgen geen energie van meepraten
Hoe komt het toch dat weinig inwoners (willen) meedoen, maar kennelijk wel op andere manieren maatschappelijk betrokkken zijn? Met acties als de bucket challenge, Alpe d’Huzes en plastic soup zien we een groeiend aantal maatschappelijke initiatieven die buiten de overheid om gestart zijn.
Twee aspecten spelen wat ons betreft een rol. In de eerste plaats zijn gemeenten weinig bezig met de vraag hoe participatie ook aantrekkelijk kan zijn. Dat betekent in ieder geval dat gemeenten moeten nadenken over de vraag of er geen diverser aanbod moet komen voor inwoners om mee te doen. De jonge generatie voelt zich bijvoorbeeld niet aangesproken tot de traditionele inspraakavonden. Zij ervaren andere maatschappelijke opgaven en willen mede-eigenaar zijn van de inhoud. Zij willen vooral aan de slag en direct het verschil maken. Impact hebben in plaats van input leveren dus.
In de tweede plaats gaat het om de vraag bij welke vraagstukken inwoners betrokken worden. Het maakt nogal wat uit of inwoners gevraagd wordt mee te denken over een groenvoorziening in de buurt, de plaatsing van de AZC of over de manier waarop een wijk aardgasvrij gemaakt moet worden. Niet iedereen vindt ieder onderwerp even interessant. Gemeenten kunnen als uitgangspunt hanteren dat hoe meer een onderwerp het individuele leven raakt, hoe belangrijker om invloed te kunnen hebben op de keuzes die gemaakt worden.
Gooi het over een andere boeg
Gemeenten hebben de afgelopen jaren terecht werk gemaakt van burgerparticipatie. Als we kijken naar de effecten ervan is het wat ons betreft de hoogste tijd om het over een andere boeg te gooien. Nog altijd zien we dat de systeemwereld van gemeenten en de leefwereld van de samenleving onvoldoende op elkaar afgestemd worden. We geven vijf tips om dit proces op gang te brengen:
- Ken uw inwoners: breng ‘de staat van de lokale democratie’ in beeld om scherp te krijgen wie op dit moment wil en kan participeren en wat ieders behoeften zijn. Neem op basis hiervan maatregelen voor een slimmer en krachtiger participatiebeleid.
- Kies voor initiatieven waar inwoners echt het verschil willen maken. Laat hen bijvoorbeeld meepraten over onderwerpen die hen echt raken, zoals straks de transitie naar aardgasloze wijken. Of geef hen eigenaarschap over de realisatie van projecten in hun directe leefomgeving (beleidsuitvoering).
- Experimenteer met nieuwe vormen van participatie – en differentieer daarbij tussen verschillende groepen inwoners. Dat begint met inwoners zelf het proces en de werkwijze te laten kiezen (in plaats van het voor hen te bedenken). En zorg er aan de achterkant voor dat inwoners geïnformeerd worden wat er met hun inbreng gebeurt.
- Benut de mogelijkheden van digitalisering. Amsterdam bijvoorbeeld heeft een online platform waar bewoners per stadsdeel voorstellen (een initiatief, een gevaarlijke kruispunt dat verbetering vraagt, een bankje voor ouderen etc.) indienen voor hun wijk of stadsdeel, zelf campagne voeren (ook offline) en kunnen stemmen. Stadsdeelcommissieleden modereren dit platform en bespreken elke maand het voorstel met de meeste stemmen. Zo ontstaat een snelle wisselwerking tussen representatieve en participatieve democratie. En mooier: voorstellen worden net zoals politieke moties direct opgepakt door ambtenaren samen met de indieners en andere partijen.
- Investeer in de nieuwe rolinvulling. Succesvolle participatie is vooral ook het eigen maken van een nieuwe rolinvulling van de gemeente. Dit moet niet onderschat worden. Raadsleden, bestuurders en ambtenaren moeten zichzelf de tijd en ruimte gunnen en oefenen met de verdere professionalisering van nieuwe vormen van democratie.
Willem van rosmalen
Adviseur overheid zegt
Uit het hart gegrepen. Ik pleit al jaren voor het bijbrengen van het besef dat burgers eigenaar zijn van hun gemeente. Dit geeft een nieuwe dimensie aan participatie
Frank Bolder
Eigenaar Opiniepijlers.nl zegt
In het artikel wordt één belangrijk aspect overgeslagen. Wie het artikel leest zou de indruk kunnen krijgen dat bewoners in dorpen en wijken zichzelf aanmelden met allerlei ideeën en initiatieven en dat de ambtenaren er zijn om dit in goede banen te leiden. Het klopt dat bewoners zich melden, daar zijn veel goede voorbeelden van, en het klopt ook dat ambtenaren dit goed oppakken. Maar het gaat steeds om een klein deel van de bevolking dat in actie komt. Dat percentage zal niet groeien omdat de overheid op een traditionele manier contact zoekt met bewoners en ook niet goed durft om te experimenteren. De overheid stuurt vele prikkels uit om bewoners in actie te krijgen. Er zijn subsidies, bijeenkomsten, websites en uitwisseling van goede voorbeelden, maar in al deze gevallen wordt iets verwacht van bewoners. Zij moeten in actie komen en bijeenkomsten bezoeken, websites bekijken en uiteindelijk ook ideeën opperen. Naar schatting 80 procent van de bewoners reageert daar niet op, wat inhoudt dat ze op een andere manier geprikkeld moeten worden om mee te doen. Waarom niet eens gevraagd welke onderwerpen bewoners zelf zouden willen oppakken?
Met ons bedrijf hebben we goede ervaringen met het persoonlijk benaderen van mensen. In gesprekken met wijk- en dorpsbewoners is goed uit te leggen waarom het belangrijk is dat bewoners meedoen; uit deze gesprekken komt ook een agenda naar voren van onderwerpen die de bewoners zelf kunnen oppakken. Tegelijkertijd kunnen bewoners worden aangespoord om mee te doen. Deze benadering levert aantoonbaar meer op dan de aanpak waarvoor de overheid nu meestal kiest. Ingewikkeld is het niet. Beschouw het als een steuntje in de rug voor de bewoners, een opstapje. De goede wil is er bij de overheid om bewoners te betrekken bij hun eigen woonomgeving, er is alleen een slimmere manier van communiceren en prikkelen voor nodig om daar te komen.
Frank Bolder, Hoog-Keppel