Publieke professionals worden in hun werk geconfronteerd met pogingen tot criminele beïnvloeding. Zo geven burgemeesters, vooral in de grotere gemeenten, aan dat zij met een crimineel oogmerk bedreigd zijn. Dat zegt bijna een kwart (24 procent) van de 225 ondervraagde burgemeesters. Bij de bedreigingen gaat het om (anonieme) uitingen. De genoemde bedreigingen met fysiek geweld zijn niet in praktijk gebracht. Dat blijkt uit het eerste fenomeenonderzoek Criminele beïnvloeding van het lokale openbaar bestuur dat Pro Facto heeft uitgevoerd in opdracht van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) en waarvan de resultaten eerder deze maand werden gepresenteerd.
Het onderzoek onder bijna 4.000 burgemeesters, wethouders, raadsleden en ambtenaren levert een eerste indicatie op van de aard en omvang van de problemen met bedreiging, omkoping en infiltratie in het lokale bestuur. De onderzoekers concluderen dat er geen sprake is van grootschalige beïnvloeding en dat niet kan worden vastgesteld wat de impact is op de nationale veiligheid. Uit het onderzoek blijkt dat criminelen zowel in grote als in kleine gemeenten proberen om bestuurders, raadsleden en ambtenaren te beïnvloeden. In die zin is er sprake van een landelijk probleem en beperkt het zich niet tot enkele provincies. Het probleem van pogingen tot criminele beïnvloeding wordt wel gevoeld.
‘Maatregelen om het lokaal bestuur weerbaarder te maken tegen criminele ondermijning kunnen intensiever worden ingezet’
Van alle ondervraagden heeft 1 procent te maken gehad met bedreiging met een crimineel oogmerk, waarbij dat invloed heeft gehad op de besluitvorming(sprocessen). Omkoping wordt veel minder tot niet genoemd. Voorbeelden en vermoedens van infiltratie door een functionaris met een crimineel oogmerk, wordt in 8 procent van de gemeenten gezien. De ondervraagden geven verder aan dat bestaande maatregelen om het lokaal bestuur weerbaar te maken tegen criminele ondermijning, intensiever kunnen worden ingezet.
Maatregelen
Veel van de maatregelen of voorzieningen die gemeenten al hebben getroffen, hebben betrekking op integriteit. Zo geeft 49 procent van de raadsleden tot 71 procent van de burgemeesters aan dat er in hun gemeente een integriteitsbeleid aanwezig is voor hun functie dat mede gericht is op het tegengaan van beïnvloeding met een crimineel oogmerk (bij de overige functies lig- gen de percentages daar tussenin) en wordt 53 procent van de burgemeesters, 64 procent van de wethou- ders en 29 procent van de raadsleden gescreend op integriteit. Opvallend is dat de percentages voor zowel screening als integriteitsbeleid voor raadsleden het laagst liggen, terwijl het in 39 procent van de gevallen waarin sprake is of zou zijn van infiltratie met een crimineel oogmerk juist – zoals eerder aangegeven – om raadsleden gaat. Juist bij raadsleden zou er daarom meer nadruk kunnen liggen op screening en integriteitsbeleid.
In het kader van het onderzoek is door diverse geënquêteerden en gesprekspartners input gegeven voor maatregelen. Op basis van de onderzoeksgegevens is ook duidelijk geworden dat een aantal bestaande maatregelen geïntensiveerd zou kunnen worden, zoals hiervoor ge- schetst. Eerder in dit hoofdstuk, in paragraaf 8.3, is ingegaan op de kwetsbare processen. Welke maatregelen gewenst of zinvol zijn hangt niet af van de aard van de processen. Ze hangen wel af van de fase van de beïnvloedingspoging. Dit is weergegeven in tabel 6.
Tabel 6: maatregelen tegen typen beïnvloeding met een crimineel oogmerk
De komende periode organiseren de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties expertsessies met burgemeesters, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG), commissarissen van de Koning, wetenschappers en beroepsverenigingen in het lokale bestuur om de problematiek beter in kaart te brengen en de weerbaarheid tegen deze vorm van ondermijnende criminaliteit te vergroten.
Geef een reactie