Al negen jaar voor Google Maps bestond, startte het Finse kadaster met Oskari. Op deze software draait nu niet alleen het Geoportaal van het Finse kadaster met meer dan 2000 kaartlagen. De software groeide in de afgelopen 25 jaar ook uit tot een open source framework waarmee iedereen makkelijk kaarttoepassingen kan bouwen. Daarvoor kunnen Finse overheden en andere publieke organisaties terecht bij verschillende bedrijven die dit framework kunnen ondersteunen. Hoe organiseerden de Finnen de ontwikkeling van de software en een markt daarvoor?
“Paikkatietoikkuna” is de catchy naam van het landelijk geoportaal in Finland. De ontwikkeling daarvan speelde een belangrijke rol bij de implementatie van INSPIRE. INSPIRE is een initiatief van de Europese Commissie uit 2007 om de uitwisseling van geografische gegevens te organiseren en de ontwikkeling van standaarden daarvoor. Daarom kunnen nu datasets vanuit de gehele Europese Unie samen op een kaart gezet worden. Het Finse kadaster maakte niet alleen de data publiek, maar ook de software om kaarttoepassingen te ontwikkelen, Oskari. De behoeften van andere publieke organisaties waren daarvoor de aanleiding.
Van andere gebruikers naar anders werken
Allerlei Finse autoriteiten bleken behoefte te hebben aan een geoportaal. “Omdat de software al gebaseerd was op een open source oplossing, was het logisch om de vraag te stellen: waarom zouden we onze software niet weggeven?” vertelt Jani Kylmäaho. Jani is de directeur Ontwikkeling en Digitalisering bij het Finse Kadaster. “Aanvankelijk was dat niet erg georganiseerd. Eén van onze ontwikkelaars ‘hackte’ een eerste versie van Oskari bij elkaar. Het was niet erg goed, in termen van gemak om Oskari in een andere overheid te gebruiken, maar het was bruikbaar.” Al snel kwamen er andere Finse organisaties met dezelfde vraag, zoals het centraal bureau voor de statistiek, de op twee na grootste stad en het agentschap voor transport en communicatie.
‘Je moet leren hoe je moet werken als je nieuwe versies uitbrengt’
“We realiseerden ons dat we moesten nadenken over hoe we de software onderhouden,” vervolgt Jani. “We hebben ook een morele verantwoordelijkheid voor onderhoud, verdere ontwikkeling en het accommoderen van de behoeften van andere organisaties. Uiteraard kan dat tevens voordelen hebben voor ons, anders zijn wij het alleen die ontwikkelen en onderhouden. Maar dat betekent wel dat je op een andere manier beslissingen moet nemen, zoals beslissingen over de ontwikkeling van de software. En je moet leren hoe je moet werken als je nieuwe versies uitbrengt.
We hebben andere overheden uitgenodigd om de samenwerking te verdiepen in een min of meer formele community. Onverwacht kwam er daarna nationale aandacht voor de software en dat leidde tot extra budget om een kaartdienst te bouwen waarmee de publieke sector in den brede makkelijk kaarten en zelf te kiezen kaartlagen kon opnemen in websites. Dat was een kans om een ecosysteem te vormen rond deze software.”
Een markt van bedrijven rond de software
“Er waren natuurlijk al verschillende bedrijven betrokken bij de ontwikkeling van Oskari, omdat ze gecontracteerd waren door het Finse kadaster,” legt Jani uit. “Maar het scheppen van een markt rond je eigen software moet je organiseren. In eerste instantie hebben we dat gedaan door mensen in te huren via een systeem van competitie. Een team van de meest geschikte mensen, maar wel met slechts één of twee mensen van hetzelfde bedrijf. Zo verspreidt de kennis en expertise zich. Later hebben we deze bedrijven aangemoedigd om ook aan anderen te leveren en modules te ontwikkelen die ze aan anderen konden leveren. Zeker bij de start, als er nog weinig tractie is en weinig goede componenten, gaat dit niet vanzelf. Maar het wordt eenvoudiger wanneer je hele componenten, toepassingen of zelfs oplossingen kunt wegzetten.”
Invloed van anderen
Uiteraard riep bredere betrokkenheid ook weer nieuwe vragen op. Jani: “Bedrijven doen pull-requests. Dat wil zeggen dat ze voorstellen doen voor wijzigingen in de software. Wij begrepen dat we ook anderen moesten betrekken bij architectuurbeslissingen. We zijn daarvoor te rade gegaan bij Osgeo. Dat is zowel een stichting als een set van principes of “best practices” voor het management van een open source project. Dat heeft onder meer geleid tot het instellen van een zogenaamde ‘steering committee’, een vereniging van zowel overheden als bedrijven, die volgens die principes opereert. De vertegenwoordigers hier nemen de beslissingen over de kern van de software.
Uiteraard was ook dit lastig in het begin. Destijds moest er nog veel veranderen in de kern van de software. Inmiddels is Oskari zoveel meer modulair, dat andere gebruikers de software ook op maat kunnen maken zonder in de kern iets te hoeven aanpassen. Het is in ons belang om alles meer configurabel te maken, want er zijn heel verschillende behoeften in termen van functionaliteit en gebruikersinterface.”
‘Als iets open source is, is het makkelijk te ontwikkelen met verschillende aanbieders’
“Cofinanciering is een proces waar nog niet velen vertrouwd mee zijn. Je moet een gezamenlijke behoefte vinden en er zijn een beperkt aantal organisaties die er het benodigde geld in kunnen steken.”
Data van drones en voorspellingen op de kaart
Inmiddels zijn er tientallen organisaties die op basis van Oskari eigen ruimtelijke toepassingen hebben ontwikkeld, zoals meer recent de universiteit van Tampere. De universiteit verzamelt gegevens over gewassen, bodemsamenstelling en water om beter te begrijpen hoe bodem, voedingsstoffen en de waterbalans de oogst van gewassen beïnvloedt. Boeren kunnen met een plug-in eigen datasets toevoegen en met drones aanvullende gegevens verzamelen. Op basis van data-analyse met kunstmatige intelligentie (AI) kan de universiteit nu voorspellingen doen over de oogst. Een voorspelling die ze weergeven op een aparte kaartlaag en presenteren met Oskari. Het doel is om dit tot dienst aan de boeren te ontwikkelen.
Er zijn veel meer van dit soort projecten, waarbij ook vele verschillende bedrijven betrokken zijn voor de ontwikkeling van die toepassingen. Finland heeft net als Nederland een soort energielabel. Er is een project dat private wegen in kaart brengt. De zeevaart, kabels, kustlijnconstructies en dieptecontouren, het wordt allemaal ontsloten met Oskari. En er is wat we in Nederland een ‘wat mag waar kaart’ zouden noemen. ‘Liiteri’ combineert gegevens over ruimtelijke ordening, vergunningen, regelgeving en ondersteunt ook de evaluatie daarvan. “Omdat het open source is,” zegt de projecteigenaar van Liiteri, “is het makkelijk te ontwikkelen met verschillende aanbieders en zijn we niet gebonden aan één dienstverlener.” Met dank aan het Finse kadaster.
Geef een reactie