Herman Vuijsje deed er alles aan om niet in militaire dienst te hoeven, maar kijkt daar inmiddels met verbazing op terug. Op platform O bespreekt Lex Cachet het boek van Vuijsje, Wij waren geen soldaat. Het leger was voor losers.
Als socioloog ben en blijf ik gefascineerd door de wisselwerking tussen individu en samenleving. Mensen maken de samenleving; hun samenleving. Maar, omgekeerd, geldt ook dat de samenleving mensen maakt. Meer dan we vaak (willen) beseffen, zijn we het product van de samenleving waar we opgroeien, leven en werken. Ook datgene wat we als onze hoogst individuele opvattingen en voorkeuren ervaren is in wezen veel socialer gevormd dan we geneigd zijn te erkennen. Zelfs in deze tijd van veronderstelde extreme individualisering zijn mens en maatschappij nauw met elkaar vervlochten. Niet voor niets sprak mijn geliefde leermeester Joop Goudsblom over mensen in enkelvoud en mensen in meervoud; in plaats van over individu tegenover samenleving.
Individueel en sociaal
Het nieuwste boek van Herman Vuijsje laat overduidelijk zien hoezeer het individuele en het sociale met elkaar vervlochten zijn. Vuijsje – een tegendraadse denker bij uitstek; zie zijn oeuvre – constateert verbaasd hoe sterk hij in het verleden meebewogen heeft met de antimilitaristische tijdgeest. Als zo veel hoogopgeleide baby boomers deed hij er alles aan om niet in militaire dienst te moeten. Met succes en zonder scrupules. ‘Het leger was voor losers’ luidt de veelzeggende ondertitel van zijn boek.[1] In dit boek kijkt hij nu verbaasd terug op zijn opstelling van toen.
‘Onze defensie verdient meer geld en aandacht’
Het gaat misschien te ver om Vuijsje een bekeerling te noemen. Maar een herwaardering van het militaire metier, in brede zin, is dit boek zeker. In die zin beweegt Vuijsje toch opnieuw mee met de tijdgeest. Tegendraads of niet. Tegen wil en dank? Ook hier lijkt het individuele in ieder geval weer veel socialer dan je misschien zou denken.
Op dit punt gekomen, heeft de lezer recht op een disclaimer. Ik ben niet een volkomen neutrale lezer. Herman Vuijsje en ik zijn vrienden sinds de middelbare school. Sinds we het Nieuwe Lyceum in Hilversum bezochten, de school die herhaaldelijk ook in het boek voorkomt. We zijn ook studievrienden, die tegelijkertijd sociologie in Amsterdam studeerden. Incidenteel hebben we nog steeds contact. Zelfs over het zeer prille begin van dit boek. De lezer zij dus gewaarschuwd.
Omslag in denken
Hoewel ik de auteur dus goed ken, ben ik toch verrast door de omslag in zijn denken. Niet eens zozeer over het feit dat hij van mening is veranderd. Dat past wel in mijn beeld van hem als een flexibel en (zelf)kritisch denker. Verrassender vind ik hoe drastisch die omslag in zijn denken is. Dit boek leest immers in menig opzicht als een ‘oratio pro domo’ voor het leger. ‘In menig opzicht’ want Vuijsje ontpopt zich zeker niet als een liefhebber van geweld, oorlog of militarisme. Zijn genuanceerd positieve houding, nu, tegenover het leger past binnen zijn eigen denken.
Maar het past ook wonderwel bij de genuanceerde en soms ambivalente houding in Nederland tegenover het leger, die hij in zijn boek op vele plaatsten signaleert. We zijn geen krijgshaftig volk, geen land van heldenverering ook, maar als het er op aankomt, vechten we wel.
Grote externe dreiging
De omkering in Vuijsje’s denken over het krijgsbedrijf is te typeren als defensief. Het leger is belangrijk. Belangrijker dan hij ooit dacht. Belangrijk vooral om ons te verdedigen tegen dreigingen van buitenaf. Die externe dreiging is inderdaad, sinds de val van de Muur en de Sovjet-Unie, alleen maar groter geworden en niet kleiner, zoals optimisten toen even dachten. De bezetting van de Krim en de recente oorlog in de Oekraïne maken duidelijk dat vrede en vrijheid in Europa niet vanzelf spreken en niet vanzelf gewaarborgd worden. Minder concreet, maar niet per se kleiner, zijn er dan ook nog andere externe dreigingen als het Chinese imperialisme, IS, Al Qaida etc. We zijn naïef geweest. Ik ben te naïef geweest. Zo luidt ongeveer Vuijsjes mea culpa. Onze defensie verdient meer geld en aandacht. De militaire professie verdient meer waardering. Want onze vrijheid staat (al weer) op het spel.
‘Het al dan niet vervullen van de dienstplicht werd een vorm van sociale ongelijkheid’
Peter Berger, een eminent godsdienstsocioloog, heeft ooit de stelling geponeerd dat bekeerlingen het meest fanatiek zijn in de verdediging van hun geloof. Die stelling past wonderwel op Vuijsje’s bekering. Voor twijfel of voor een kritische analyse van macht en invloed van het militair-industriële complex is niet veel ruimte. Misschien heeft de auteur zich wel iets te sterk laten beïnvloeden door de tijdgeest. Al weer een voorbeeld hoe maatschappelijk het hoogstpersoonlijke toch kan zijn.
Plezierige leesstof
Herman Vuijsje is een scherp waarnemer; ook in dit boek. Hij is en blijft ook een vaardig journalist en bij tijd en wijle een woordkunstenaar: ‘het uniform is weer helemaal uit de kast’. Dat maakt dit boek – hoe serieus de thematiek ook is – tot plezierige leesstof. De uitwerking van zijn thematiek is breed: Wilhelmus, heldendom, de Tweede Wereldoorlog, oude en nieuwe veteranen, veteranenzorg, politionele acties in Indonesië, vredesmissies, de Taptoe, waardering (of niet) van het uniform en natuurlijk het nationale trauma Srebrenica. De bronnen die hij benut zijn zeer divers: veel interviews en wetenschappelijk onderzoek, literatuur, film, muziek en, natuurlijk, eigen ervaring en observaties. Maar de rode draad in al die interessante beschouwingen blijft toch verbazing. Verbazing over het gemak waarmee hij (en ik) en vele generatiegenoten wegen vonden om niet in militaire dienst te gaan. Onbedoeld droegen zulke hoogopgeleide, veelal progressieve, jongeren er op die manier ook aan bij dat het wel of niet vervullen van de dienstplicht een vorm van sociale ongelijkheid op zich werd.
‘De auteur lijkt verbaasd over zijn eigen ontwikkeling en die van de samenleving’
Interessant is zeker ook hoe genuanceerd de vele hoge militairen, krijgshistorici en militaire sociologen, die Vuijsje aan het woord laat, tegenwoordig denken over de krijgsmacht en het krijgsbedrijf. Het lijkt welhaast of de militaire top en de vroegere ‘ontduikers’ van de dienstplicht qua opvattingen naar elkaar toe zijn gegroeid. Of dat ook geldt voor het denken van het ‘voetvolk’ – de beroepssoldaten en beroepsonderofficieren nu – daar is twijfel over mogelijk.
Vuijsje heeft een niet al te dik boek geschreven waarin toch veel aan de orde komt. Een boek waarin fundamentele vragen ook weer gerelativeerd worden. Geheel in zijn stijl, zou ik zeggen. Soms schrijft hij met een licht ironische ondertoon die me wel aanspreekt. Vaak lijkt hij vooral verbaasd over zowel zijn eigen ontwikkeling als die van de samenleving. Mooie sociologie dus met een persoonlijk tintje.
*De titel van dit stuk is vrij naar ‘tempora mutantur et nos mutamur in illis’, de tijden veranderen en wij veranderen met de tijden.
Bibliografie
[1] Herman Vuijsje, Wij waren geen soldaat. Het leger was voor losers. Walburg Pers, 2023. p.228.
Geef een reactie