In een maandelijkse column reflecteert Caroline Wiedenhof op de transformatie naar een meer menselijke overheid, die volgens haar hard nodig is. Vandaag deel 1.
Tijdens mijn vakantie besefte ik dat mijn hele loopbaan bij het rijk – inmiddels zo’n dertig jaar – doordrenkt is geweest van het streven naar beheersbaarheid en controle. De eerste tekenen verschenen voorzichtig toen ik net een paar jaar werkte bij het rijk. Er werden vragen gesteld over efficiency en doelmatigheid waarbij ook wel eens ‘new public management’ werd gemompeld. Het was nieuw, het was fris en Ik begreep waarom de vragen werden gesteld. In mijn korte loopbaan had ik al meer dan eens machtige mensen hun goddelijke gang zien gaan zonder zich ooit ergens voor te hoeven verantwoorden. En ik maakte dagelijks mee dat we geen idee hadden wat we waarom precies deden.
En laat dat nou net kunnen worden verholpen met de nieuwe ideeën over overheidsmanagement. Automatisering zou ook een handje meehelpen. Gouden bergen werden ons beloofd.
Door die grote beloften voelden mijn collega’s en ik ook ongemak. We vreesden dat de verhoudingen zoek zouden raken en dat management een doel in plaats van een middel zou worden. Het zou niet lang duren voor de bedrijfskundige aanpak het helemaal overnam. Dat was in de jaren negentig. De afdeling Werving en selectie van het ministerie waar ik werkte kreeg de opdracht om in een moordend tempo tientallen mensen aan te nemen die de bedrijfsvoering op orde zouden brengen. We leerden nieuwe taal. Competentiemanagement deed zijn intrede. Beleid en uitvoering werden gescheiden. Inkoop en contractbeheer werden een serieus vak. We gingen jaarplannen schrijven en kwartaalplanningen maken. Consultants kwamen helpen. Voordien werden op mijn ministerie van ambtelijke notities nog persoonlijke kunstwerkjes gemaakt – een hobby die soms een beetje uit de hand liep. Maar nu verschenen er dwingende sjablonen, waardoor je zeker wist dat je inhoudelijk geen enkel aspect kon vergeten. Je was verplicht alles in te vullen, ook al was het niet aan de orde, anders kwam het niet door “de lijn”: de lange weg omhoog die elk stuk moest afleggen om de benodigde parafen erop te krijgen. Het leidde tot onleesbare gedrochten en nog erger, tot ontsporingen in de werkelijkheid.
‘We kunnen het anders doen, zonder meteen door te slaan’
We zijn gelukkig op een punt aangekomen dat men beseft dat de uitwassen van de managerial aanpak moeten worden hersteld. Ook de inrichting van het programma Dialoog en ethiek, waar ik sinds begin dit jaar werk, is daar een teken van. Maar als we niet oppassen tuimelen we met z’n allen weer de andere kant op. Ik kom genoeg mensen tegen die al razend worden van woorden als inclusie, diversiteit, transparantie, aandacht, menselijkheid, compassie en maatwerk. Ook dat kunnen ‘taalmonsters’ worden, net als de integrale afwegingskaders, de beleidscycli, regie-organen en sturingsprincipes van de jaren negentig en nul.
Net zoals we dertig jaar geleden hadden kunnen kiezen voor een minder groteske aanpak van belangrijke zaken als inhoudelijke en financiële verantwoording, hebben we nu ook een keuze. We kunnen het anders doen, zonder meteen door te slaan.
In de serie blogs die ik de komende tijd schrijf voor platform Overheid beschouw ik de transformatie naar een menselijke rijksoverheid. Die is onmiskenbaar gaande en hard nodig. Ik werk er met overtuiging aan. Het wordt een openbaar persoonlijk onderzoek. Ik wijs niet de weg, geef geen handige tips en beloof geen gouden bergen. Ik laat mijn fantasie, ervaring en intuïtie los op wat ik meemaak. Ik sta stil bij wat zich daarin naar voren dringt, of wat juist over het hoofd wordt gezien. En ik probeer de momenten te vangen waarop ik iets zie schuiven. Het wordt een palet van woorden, gebeurtenissen, ontmoetingen of gebaren die ik tegenkom in mijn dagelijkse pogingen om bij te dragen aan het prachtige vak van rijksambtenaar.
Geef een reactie