We voeren maar moeizaam het debat over nationale identiteit, maar dat is onverstandig, vindt Will Tiemeijer. Omdat de sociale cohesie onder druk staat en het aantal migranten toeneemt moeten we simpelweg in gesprek over nationale identiteit. Aan de overheid de taak om dit debat te faciliteren en zo nodig zelfs actief aan te jagen.
Wat is de Nederlandse identiteit? Waarin onderscheiden wij ons van Duitsers, Marokkanen, Chinezen of welk ander volk dan ook? Hoe meer migranten er naar Nederland komen, hoe vaker deze vraag oprijst. Zij is onderwerp van luchtige televisieprogramma’s, geleerde bespiegelingen en diepgaande onderzoeken. Vaste prik daarin zijn de welbekende windmolens, fietsen en de Elfstedentocht, maar ook karaktertrekken zoals onze veronderstelde tolerantie, verdraagzaamheid en directheid (of zelfs botheid).
Linke soep
Toch praten veel politici en wetenschappers liever niet over het onderwerp. “Nationale identiteit”, dat is linke soep. Voor je het weet, ga je groepen uitsluiten en beland je bij eng nationalisme. De vraag is of er überhaupt wel zoiets bestaat als “nationale identiteit”. Discussies over het onderwerp lopen dan ook gemakkelijk uit de hand, met onbegrip en bittere verwijten over en weer. Dus laten we het onderwerp maar vermijden, is de gedachte.
‘De vraag wat ons bindt is de “lijm” van onze samenleving’
Ik vind dat onverstandig. In een nieuwe publicatie van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) pleit ik er daarom voor het onderwerp uit de taboesfeer te halen. In tijden waarin de sociale cohesie onder druk staat, en waarin het aantal migranten in ons land gestaag toeneemt, moeten we openlijk over de kwestie kunnen spreken. Als nieuwkomers vragen: “Wie zijn jullie, en wat moeten we doen om erbij te horen?”, kom je niet weg met het antwoord dat – helaas, helaas – wij niet durven te zeggen waarvoor ons land nu precies staat, of welke normen en waarden hier gebruikelijk zijn. Natuurlijk, we kunnen altijd antwoorden dat Nederland een democratische rechtstaat is en dat iedereen zich aan de wettelijke regels moet houden. Maar dat is wat mager. Als je zelf in een ander land zou gaan wonen, zou je toch ook meer willen weten dan alleen dat?
Typisch Nederlands
Laten we dus niet langer om de hete brij heen draaien. Maar, om te voorkomen dat het debat (opnieuw) ontspoort, moeten we twee vragen goed uit elkaar trekken – twee vragen die maar al te vaak worden verward.
‘Wat alle Nederlanders met elkaar delen is dat zij mede-eigenaar zijn van een stukje planeet’
Ten eerste: wat bindt ons? Dit is de vraag naar de “lijm” van onze samenleving, naar datgene wat ons tot een gemeenschap maakt. Anders dan velen denken, heb je voor een antwoord op die vraag het idee van nationale identiteit niet nodig. Wat ons bindt, is – uiteindelijk – niet een bepaalde geschiedenis, cultuur of volksaard, maar een gezamenlijk leefgebied plus de gezamenlijke toekomst in dat gebied. Wat alle Nederlanders met elkaar delen, en wat hen ook onderscheidt van alle andere wereldburgers, is dat zij mede-eigenaar zijn van het stukje van de planeet dat ligt ingeklemd tussen de Noordzee, België en Duitsland. Daarop moeten we het samen zien te redden, en we hebben de gedeelde verantwoordelijkheid om dat kleine stukje aarde ook weer in goede staat door te geven aan volgende generaties. Naarmate we daarin beter slagen, is de kans groter dat onze ruimtelijke verbondenheid ook resulteert in gevoelens van verbondenheid.
‘Het debat moet niet gaan over wie we zijn, maar over wie we willen zijn’
Ten tweede: wie willen we zijn? Hier speelt het idee van nationale identiteit wél een rol, maar anders dan we gewend zijn. Want stel dat op een dag wordt vastgesteld dat – ja, inderdaad – de Nederlandse volksaard wordt gekenmerkt door enerzijds tolerantie en verdraagzaamheid, maar anderzijds ook door enige botheid en lompheid. De knapste koppen hebben uitputtend onderzoek gedaan, en dit is wat er uitkomt. Dan doemt onmiddellijk de vervolgvraag op: wat vinden we daarvan? Zijn dit ook eigenschappen waar we blij mee zijn? Waaraan iedereen zich moet conformeren, en die we ook aan onze kinderen willen meegeven? Misschien wel als het gaat om tolerantie en verdraagzaamheid. Maar verwachten we ook dat iedereen zich de “typisch Nederlandse” botheid en lompheid eigen maakt? Als mensen zeggen dat migranten zich moeten aanpassen aan de Nederlandse manieren, zullen ze toch vooral de goede manieren bedoelen, en niet de slechte. En die laatste zijn er wel degelijk. Zo zijn Nederlanders ook omschreven als gelijkhebberig en gierig, preuts en bekrompen, weinig ambitieus en geneigd tot middelmatigheid.
Gewenste identiteit
Kortom, de kernvraag is niet ‘wie zijn wij?’ maar ‘wie willen wij zijn?’ Uiteindelijk gaat het niet om onze feitelijke maar om onze gewenste identiteit. Wat zou die moeten zijn? Laat ik eens een schot voor de boeg lossen met vier mogelijke elementen van die gewenste identiteit:
- Nederlanders beheersen de Nederlandse taal voldoende. In de privésfeer mag iedereen de taal bezigen die hij of zij wil, maar in de publieke ruimte is Nederlands de voertaal.
- Nederlanders zorgen voor hun leefomgeving. Daarbij gaat het niet alleen om het eigen stoepje of de eigen straat, maar ook om de fysieke leefomgeving in bredere zin.
- Nederlanders houden rekening met elkaar. In ons land moeten veel mensen, die allen gehecht zijn aan hun vrijheid, samenleven op een kleine oppervlakte. Dat lukt alleen als zij bereid zijn tot enig geven en nemen.
- Nederlanders leveren een bijdrage aan de samenleving, bijvoorbeeld in de vorm van betaald werk, vrijwilligerswerk en mantelzorg, of het goed opvoeden van nieuwe generaties Nederlanders.
Althans, dat zijn mijn suggesties. Ik ruil ze graag in voor betere, zolang we het gesprek erover maar voeren. En hier ligt wel degelijk een taak voor de overheid. Het faciliteren en zo nodig zelfs actief aanjagen van het debat over wie wij als samenleving willen zijn – over onze gewenste identiteit – vormt misschien wel de kern van het politieke debat.
*Lees hier de Verkenning Project Nederland. Van feitelijke naar gewenste nationale identiteit is geschreven ten behoeve van het rapport Samenleven in verscheidenheid dat op 14 december 2020 is verschenen.
(De serie ‘Verkenningen’ omvat studies die in het kader van de werkzaamheden van de WRR tot stand zijn gekomen en naar zijn oordeel van zodanige kwaliteit en betekenis zijn dat publicatie gewenst is. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de ingenomen standpunten berust bij de auteurs).
Platform O bestond in 2020 5 jaar. Aangezien er in deze vijf jaar veel is veranderd, zijn wij benieuwd naar de mening van onze lezers, zodat wij de kwaliteit en het leescomfort voor u kunnen vergroten. Vul hier de vragenlijst in over platform O.
Geef een reactie