Over een maand neem ik afscheid als directeur Bestuur en Financiën bij Binnenlandse Zaken. Ik stap over naar het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Mijn nieuwe functie wordt directeur Algemeen Waterbeleid en Veiligheid, tevens plaatsvervangend directeur-generaal Ruimte en Water. Die naderende overgang – na zes jaar BZK – maakt wat beschouwend.
Ik heb de aanloop naar de decentralisaties in het sociaal domein meegemaakt en gezien dat de overdracht van taken eigenlijk zonder grote problemen is verlopen. Dat is te danken aan de grote inzet van gemeenten en aanbieders en goed samenspel tussen gemeenten en rijk. Er wordt daarnaast veel winst geboekt met gelijkwaardige bestuurlijke samenwerking voor het oplossen van maatschappelijke vraagstukken.
Toch zullen gemeenten en departementen elkaar ook weer gaan tegenkomen in onderhandelingen over geld en kan de landelijke politiek in de Nederlandse staatsrechtelijke verhoudingen altijd via wetgeving van bovenaf ingrijpen. Om de transformatie te voltooien, zullen ook die realiteiten een plek moeten krijgen in de nieuwe verhoudingen.
Meer dan samenwerking
Toen ik bij BZK binnenkwam waren de voorbereidingen voor de decentralisaties in het sociaal domein in volle gang. Het speelde zich wel af in gescheiden trajecten. Vanaf de start van Rutte II trokken de ministeries meer samen op en is er meer gezamenlijk contact, overleg en samenwerking met de gemeenten.
Op 1 januari 2015 waren de decentralisaties in zorg, werk en jeugdhulp een feit. Er is meer ruimte gekomen voor experiment, fouten maken en leren van elkaar. Het gezamenlijke programma Gemeenten van de Toekomst is ontwikkeld, er zijn City Deals gesloten en er zijn regietafels waarin bestuurders of ambtenaren vanuit verschillende overheden snel met elkaar schakelen.
Die lijn wordt doorgezet met het interdepartementale Programma Sociaal Domein. Een programma waarmee we vaart willen houden in de transitie en verdieping zoeken voor transformatie naar een nieuwe praktijk en cultuur. Maar er is meer dan die samenwerkingsarena. We zullen ook altijd onderhandelingspartners blijven in een arena waarin schaarse middelen verdeeld moeten worden. Daar is een goed gevecht vanuit verschillende belangen soms onvermijdelijk. Denk aan de strijd om de financiering van het sociaal domein en of dat uit de algemene gemeentelijke pot kan of juist niet.
Verantwoording en debat
Interventies van het Binnenhof geven soms frustratie bij gemeenten. Bijvoorbeeld wanneer de ‘risico-regel-reflex’ toeslaat met zware monitoring vanuit het rijk. En al helemaal wanneer men recentralisatie vermoedt. Toch kunnen en willen we de Tweede Kamer niet ‘uit’ zetten. Er zit dus niks anders op dan bereid zijn om gemaakte keuzes, de inzet van middelen en het resultaat met een goed verhaal te laten zien. Bepleit je zaak, wees overtuigend en accepteer dat het laatste woord bij de politiek ligt.
Om daarin beter beslagen ten ijs te komen wordt nu met sessies van onderop toegewerkt naar het ‘Festival der Verantwoording’ in Amersfoort op 4 december aanstaande. Centraal staat daar de vraag hoe we niet alleen kunnen tellen hoeveel en welke interventies we in het sociaal domein hebben gepleegd, maar ook kunnen vertellen hoe dat bijdraagt aan werkelijk beter geholpen cliënten die zich ook beter geholpen voelen.
Soepel schakelen
Het is heel goed dat we als gemeenten en rijk gezamenlijk met het Programma Sociaal Domein en bijvoorbeeld het ‘Festival der Verantwoording’ werken aan verdere verdieping en verrijking van samenwerking en verantwoording. Het is ook goed om daarnaast een modus te ontwikkelen voor de onderhandelingsrol en het politiek debat. Arena’s waarin we stevig met elkaar kunnen knokken over geld en harde politieke noten kraken. Om vervolgens het samenwerken, puur vanuit de opgave, weer op te pakken. Soepel schakelen van de ene naar de andere rol. Dat moeten we leren.
Dat vraagt in de eerste plaats onderkenning van de verschillende arena’s en helder benoemen waar we met elkaar staan. Het vraagt ook dat we zo lang mogelijk met elkaar in de samenwerkingsarena blijven. Omdat we recht willen doen aan het idee achter de decentralisaties. Maar ook omdat het helpt vrijuit en creatief naar oplossingen voor problemen te zoeken.
Onderhandelen gaat vervolgens makkelijker wanneer zoveel mogelijk opties verkend zijn. Zelf gevonden oplossingen worden beter gedragen dan wanneer de politiek ze opdringt. Met een goed verhaal van beleid en uitvoering en inzicht in de uitvoeringspraktijk zullen volksvertegenwoordigers misschien iets langer op de handen blijven zitten.
Titus Livius is directeur Bestuur en Financiën bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Geef een reactie