Nederland staat voor grote opgaven: veel woningen bijbouwen, de stikstofuitstoot naar beneden brengen en de uitstoot van broeikasgassen fors reduceren, om er maar een paar te noemen. Om deze opgaven aan te pakken is een financieel fundament nodig, schrijft Bart Coster. Alleen dan kunnen gemeenten en provincies voor een lange periode investeringen doen, en kunnen overheden in vertrouwen samenwerken.
Voor dit fundament zijn twee zaken nodig:
- Duidelijkheid over een nieuwe financieringssystematiek; en
- Passende spelregels voor de bekostiging van gezamenlijke opgaven, waaronder hoe overheden de risico’s met elkaar kunnen delen.
Onzekerheid vanaf 2026
Allereerst hebben gemeenten en provincies duidelijkheid nodig over hoeveel geld zij op de lange termijn krijgen, zodat zij de investeringen kunnen doen die nodig zijn voor de grote opgaven. Deze duidelijkheid ontbreekt nu: het kabinet heeft aangekondigd per 2026 de trap-op-trap-af-systematiek op te zeggen. Deze bepaalt dat wanneer het rijk meer geld uitgeeft, gemeenten en provincies meer geld krijgen. Er is nog geen duidelijkheid over een nieuw systeem waarmee wordt bepaald hoeveel geld gemeenten en provincies krijgen.
‘Gemeenten hebben geen ruimte om investeringen te doen’
Door deze onzekerheid moeten gemeenten en provincies begroten alsof zij vanaf 2026 helemaal geen geld extra krijgen (behalve voor inflatie). De kosten worden echter wel hoger, door vergrijzing en verstedelijking bijvoorbeeld. Dus ontstaan er (begrote) tekorten. Daardoor hebben gemeenten en provincies geen ruimte op de begroting om investeringen te doen, want deze drukken ook na 2026 nog op de begroting.
Samen spelen, samen (risico’s) delen
Ook moeten overheden bij de bekostiging van de grote opgaven passende spelregels afspreken, onder andere over hoe zij samen het risico kunnen delen dat de opgave duurder uitpakt dan verwacht. Op dit moment ontbreekt een dergelijke afspraak bij de bekostiging van grote opgaven, waardoor er geen fundament voor onderling vertrouwen is.
‘De huidige situatie kan tot controledrang leiden’
Momenteel ligt bij de bekostiging van de grote opgaven het financiële risico bij het rijk. Dit kan tot controledrang leiden: het rijk wil dan niet alleen het doel bepalen, maar ook de manier waarop gemeenten en provincies moeten bijdragen aan dat doel. Als gemeenten en provincies namelijk het geld niet doelmatig inzetten, moet het geld bijleggen om het doel alsnog gerealiseerd te krijgen. Deze controledrang zie je terug bij de bekostiging doordat het rijk gebruikmaakt van ‘planbekostiging’. Gemeenten en provincies krijgen dan pas geld als het rijk hun plannen goedkeurt.
*Dit artikel is een zeer ingekorte versie van het essay van Bart Coster in de bundel Een financieel fundament voor grote opgaven, recent verschenen bij de Raad van het Openbaar Bestuur (ROB).
Geef een reactie