Al polderend trachtten partijen tot een Landbouwakkoord te komen, maar voor de problematiek in de landbouw is het poldermodel in de basis ongeschikt, stelt Yourai Mol. Als de overheid haar rol pakt, kan het Landbouwakkoord echter een tweede kans krijgen.
Twee weken geleden klapten de onderhandelingen over het Landbouwakkoord. Afgelopen weken leidde dit sommigen ertoe te concluderen dat het oer-Nederlandse poldermodel niet meer werkt. Zo betoogde Maarten Hajer in NRC dat we de favoriete bestuurlijke strategie van het polderen moeten ‘heroverwegen’.
Zijn oproep voor een politiek die zelf beslissingen neemt is terecht. Maar voor conclusies over het poldermodel is het te vroeg. Het gebruik daarvan voor de landbouwproblematiek was namelijk van begin af aan een vergissing.
Gemeenschappelijke keuzes
Om het poldermodel rechtvaardig te beoordelen moeten we begrijpen in welke situaties het werkt. Het poldermodel is een methode voor politieke besluitvorming waarbij maatschappelijke partijen met tegengestelde belangen door onderhandeling komen tot gemeenschappelijke keuzes. Dit werkt goed voor situaties waarin deelbelangen tegenover elkaar staan, en het algemeen belang wordt gediend door het vinden van een gemeenschappelijke oplossing. Het meest klassieke voorbeeld is het overleg tussen werkgevers en werknemers binnen de Sociaal-Economische Raad. De overheid, als hoeder van het algemeen belang, is er vooral om te zorgen dat er een akkoord komt.
‘Boerenorganisaties kwamen tegenover milieuorganisaties te staan’
Voor de problematiek in de landbouw was het poldermodel daarentegen in de basis ongeschikt. Het Landbouwakkoord was bedoeld als overleg over het toekomstperspectief van boeren, maar ging in feite vanaf het begin over de vraag in welke mate (en hoe snel) boeren zich moesten gaan aanpassen aan de milieu-eisen. Boerenorganisaties kwamen daarmee tegenover milieuorganisaties te staan.
Tragedy of the commons
Dat is een rare en oneigenlijke tegenstelling. Want milieuproblematiek is een klassiek geval van tragedy of the commons. Een tragedy of the commons ontstaat wanneer partijen uit eigenbelang zoveel mogelijk gebruik maken van een natuurlijke hulpbron (commons), en deze daardoor uitgeput raakt. Het streven naar individuele winst op korte termijn is dus schadelijk voor de gemeenschap op de lange termijn. Omdat het in het gemeenschappelijk belang is van alle partijen om overexploitatie te voorkomen, is het rationeel om met elkaar af te spreken dat eenieder zijn gebruik van de hulpbron beperkt. Dit is een logische grond voor overheidsingrijpen.
In ons geval zien we dat de huidige landbouw een uitputtend beroep doet op de ‘hulpbronnen’ van onze bodem, water, en natuur. Dit is niet vervelend voor natuurliefhebbers, maar schadelijk voor onze samenleving als geheel (inclusief de boeren). Het zorgdragen voor onze milieukwaliteit is een klassieke taak voor de overheid: het borgen van het algemeen langetermijnbelang tegenover sectorale korte termijnwensen.
‘De overheid schoof haar verantwoordelijkheid af’
Nu zien we waarom het Landbouwakkoord oneigenlijk opgezet was. Het overleg suggereerde dat milieuorganisaties een deelbelang vertegenwoordigden, maar eigenlijk moesten zij het algemeen belang borgen. Door milieuorganisaties zo te betrekken, schoof de overheid haar verantwoordelijkheid op hen af. En werd de indruk gewekt dat landbouw en natuur tegenover elkaar zouden staan.
Tweede kans
Hieruit komt naar voren dat het poldermodel wel degelijk had kunnen werken. Sterker nog, het Landbouwakkoord zou een tweede kans moeten krijgen. De overheid moet dan vanaf het begin helder zijn over de kaders waarbinnen de landbouw mag opereren. Die kaders worden aangegeven door de milieuruimte (de minimale kwaliteit van water, bodem, biodiversiteit, etc.). Daarover kan geen overleg plaatsvinden. Het definiëren van deze kaders is een deels technische en deels politieke vraag, die thuishoort bij de overheid. Discussie over de plek voor landbouw in de ruimte, of de deadline voor het terugdringen van de stikstofuitstoot, moet dus plaatsvinden in de politiek, en niet in een polderoverleg.
‘Alle partijen moeten een duit in het zakje doen’
Vervolgens zou polderoverleg ingericht moeten worden voor de vraag hoe een verdienmodel voor boeren kan worden gecreëerd binnen deze kaders. Dan komen de andere deelbelangen in beeld: bijvoorbeeld de supermarkten, die boeren beter moeten betalen voor hun producten. Banken, supermarkten, agro-industrie, consumenten – allemaal moeten ze een duit in het zakje doen. Daar kun je prima over polderen. Milieuorganisaties hoeven daarbij helemaal niet aan te schuiven.
Welk compromis hierbij precies gevonden wordt, is aan de partijen zelf. De overheid heeft alleen als uitgangspunt dat er een akkoord gevonden wordt met voldoende toekomstperspectief voor boeren. Dat is nog eens polderen.
Beeld: Dariusz Grosa
Cas zegt
Heel helder neergezet wat de kern van het probleem was bij deze aanpak. Vanuit een politieke bril bekeken is er wel een rechtvaardiging voor: het is een opmaat om alle actoren te doordringen van de noodzaak tot ingrijpen. Ik hoop dat het ook werkelijk tot alle actoren is doorgedrongen.