Politiek is een strijd om ideeën en opvattingen. En die strijd voeren we met taal en woorden. Dat zegt Hans de Bruijn, hoogleraar bestuurskunde aan de Universiteit in Delft, in zijn onlangs verschenen bundel met columns over het verschijnsel ‘framing’ in de politiek. Het boek toont met praktische voorbeelden aan wat framing is en hoe ingenieus onze debatten soms zijn.
Onbewust weet iedereen wel wat er met framing wordt bedoeld. Toch is het moeilijk om goed grip te krijgen op het verschijnsel. Meestal wordt framing als iets negatiefs gezien. Namelijk als een instrument waarbij een ’tegenstander’ of ‘opponent’ publiekelijk in een negatief daglicht wordt gesteld of op het verkeerde been wordt gezet.
In 2011 schreef Hans de Bruijn al het boek Framing over de theorie achter dit verschijnsel. Nu is er het vervolg Handboek Framing. Het spel met de taal. Over hoe met goede woorden een debat kan worden gewonnen. In het boek zijn ruim honderd voorbeelden van het spel met taal samengebracht, geclusterd rond vijfentwintig thema’s. Door de columns uit het dagblad Trouw te bundelen worden ook een aantal patronen zichtbaar in de manier waarop taal wordt gebruikt in het publieke debat. Voor wie aan debatten deelneemt, publiekelijk, thuis, in de kroeg of op het werk, is dit een zeer inspirerend boek. Met mooie praktijkvoorbeelden en tientallen aanwijzingen over hoe je wel en niet debatteert.
Strijd om taal
Politiek is een strijd om taal. En over de vraag wiens woorden domineren. Woorden die op het eerste oog niet verkeerd klinken, maar waar soms een hele wereld achter zit. Zo kan je bijvoorbeeld spreken over ‘opwarming van de aarde’, waar Donald Trump een sterke voorkeur voor heeft. Dit omdat, vooral in de Verenigde Staten, mensen merken dat het nog steeds extreem koud kan zijn in de winter. En we dus best een beetje opwarming kunnen gebruiken. Of heb je het over ‘klimaatverandering’, zoals door wetenschappers gebruikt, omdat het om veel meer gaat dan een klein beetje opwarming.
De impact van dit soort woorden kan volgens De Bruijn nog eens toenemen wanneer sprake is van een woordfamilie. Een cluster van vergelijkbare woorden die worden gebruikt. Denk aan woorden als ‘massa-immigratie’, ‘economische vluchteling’, ‘islamisering’, ‘gezinshereniging’, ‘ketenmigratie’ en ‘islamitische terroristen’. Of aan woorden als ‘stopwatchcultuur’, ‘zorgminuten’, ‘spreadsheetmanagement’, ‘afvinkcultuur’ en ‘graaiers in maatpakken’.
‘Door bepaalde woorden te gebruiken,
bouw je een denkraam op’
Met ‘frames’ kan een politiek debat worden gedomineerd. Een frame zou je volgens De Bruijn dan ook het beste kunnen zien als een denkraam. Door bepaalde woorden te gebruiken, bouw je een denkraam op, een kader van waaruit jij en anderen gaan denken. En waardoor de luisteraar bewust of onbewust een bepaalde richting op wordt geduwd.
Een mooi voorbeeld dat De Bruijn gebruikt zijn de woorden die in de Verenigde Staten terugkomen in het debat over wapenbezit. Zo gebruiken voorstanders van wapenbezit teksten als: ‘Iedere Amerikaan heeft recht op zelfverdediging’, ‘Wapens doden niet, mensen doden,’ en ‘De beste verdediging tegen een bad guy met een wapen, is een good guy met een wapen’. Wat gebeurt hier, vraagt De Bruijn zich af. Het zijn voorbeelden waarbij de voorstander van wapenbezit de nadruk legt op ‘het recht’ om een wapen te dragen. En waardoor een tegenstander in de hoek wordt gedrukt als iemand die jou dat ‘recht’ wilt ontnemen.
Kenmerken
De Bruijn noemt vijf kenmerken waaraan een goed frame moet voldoen. Die kenmerken zorgen ervoor dat je tegenstander in het debat wordt verleid om in dat frame te stappen. Ten eerste bekt een goed frame lekker en blijft dit makkelijk hangen. Zo gebruikte de FNV ooit het frame dat werkgevers ‘flexverslaafd’ zijn, de VVD dat ‘vandalen gaan betalen’ en de tegenstanders van ruimere bevoegdheden om burgers te controleren dat de overheid koos voor een ‘sleepwet’. Frames zijn met andere woorden metaforen of associaties. Zo associeert ‘flexverslaafd’ aan ‘seksverslaafd’. Ten tweede is iedereen het met een goed frame intuïtief eens. Dataverzameling in de vorm van een sleepnet, werkgevers die flexverslaafd zijn en vandalen die moeten betalen, natuurlijk zijn we het daar mee eens.
‘In een goed frame zit vaak een schurk’
Ten derde zit in een goed frame vaak een schurk. Zo zijn de flexverslaafden de werkgevers en de voorstanders van een sleepwet de gluurders bij de overheid die het heerlijk vinden in ons leven te snuffelen en geen boodschap hebben aan onze privacy. Ten vierde sluit een goed frame aan bij onze waarden of bij onderstromen in de samenleving. Zo sluiten de eerder genoemde frames over ‘stopwatchcultuur’ en ‘zorgminuten’ goed aan bij de onderstroom in de samenleving tegen marktwerking in publieke sectoren als de zorg.
Ten vijfde gaat het volgens De Bruijn om het gebruik van taal in het publiek debat. Een goed frame raakt aan de kernwaarden van de tegenstander in het publieke debat. Een mooi voorbeeld is het door De Bruijn gebruikte frame waarin je tegen een VVD’er zegt dat zijn voorstel ‘het voor ondernemers in Nederland moeilijker maakt om te ondernemen’. Wordt dit frame gebruikt, dan kan de betreffende VVD’er dit niet meer onbesproken laten.
De normatieve waardering van framing
In de korte inleiding in het boek geeft De Bruijn onder meer een overzicht van vier standpunten die aan de orde komen in discussies over de normatieve waardering van framing. Framing is fout is en je mag dus niet framen, luidt het eerste standpunt. Dit omdat je bij framing bewust een vertekend beeld geeft van de werkelijkheid. Het tweede standpunt is dat framing fout is, maar dat je mag framen omdat wanneer je dat niet doet en je tegenstander wel, je het debat verliest. Het derde standpunt is dat je een morele plicht hebt tot framen. Als je staat voor een goede zaak en je wilt zoveel mogelijk medestanders verzamelen, dan hoort ook framing daarbij. Om mensen te raken en in beweging te brengen. Het vierde standpunt is dat het niet om goed of fout gaat, maar dat je er niet aan ontkomt. Iedereen kijkt immers vanuit een bepaald perspectief naar de werkelijkheid.
‘Framing geeft bewust een vertekend beeld
van de werkelijkheid’
Wat in dit rijtje ontbreekt is standpunt vijf: als je wilt framen heb je de (morele) verantwoordelijkheid om je in het debat aan feiten te houden en geen onwaarheden of onzin te verkopen. En niet te duiken wanneer je daarop wordt aangesproken. Een goed voorbeeld is de discussie die onlangs in De Wereld Draait Door (DWDD) ontstond over het theaterprogramma ‘Niets te verbergen’ van De verleiders. In DWDD hadden de acteurs van De verleiders een paar onzinnige en onjuiste uitspraken gedaan over door de AIVD gebruikte opsporingsmethoden. Het programma leverde zoveel kritiek op dat DWDD zich genoodzaakt zag er een vervolg aan te geven door acteurs in debat te laten gaan met BZK-minister Ollongren en onderzoeksjournalist Huib Modderkolk. Waarbij de acteurs in het programma ruiterlijk toegaven dat ze op een aantal punten verkeerd zaten. Framing gaat met andere woorden niet alleen over ‘het spel met taal’ en publiekelijk vermaak, maar ook over feiten, waarheid en verantwoordelijkheid.
Hans de Bruijn, Handboek Framing. Het spel met de taal, Atlas Contact, 151 pagina’s, 2019.
Geef een reactie