De renovatie van het Binnenhof is onlangs daadwerkelijk gestart. Het werd tijd. Maar erg gelukkig is die start nooit geweest. Het Rijksvastgoedbedrijf – de opvolger van de Rijksdienst voor het Vastgoed – is verantwoordelijk voor het proces; politiek verantwoordelijk is staatssecretaris Raymond Knops van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK).
Tot nu toe is de oogst ronduit belabberd: gedoe met de architectenkeuze, met het ontwerp en de uitwerking daarvan, met de planning, met de verhuizing, met de bewoners – Tweede en Eerste Kamer, Ministerie van Algemene Zaken – en de omgeving. Nu al zijn de kosten aanzienlijk hoger dan oorspronkelijk begroot, ook duurt deze ingrijpende en complexe renovatie langer dan de genoemde zeven jaar. De Haagse binnenstad gaat gedurende lange tijd gedeeltelijk op slot, hetgeen voor ondernemers rampzalig kan uitpakken – over compensatie wordt niet gesproken.
‘Waarom geen nieuwbouw en het Binnenhof als historisch centrum?’
Het hele Binnenhof-dossier is door al dat gedoe nu al besmet. Er is geen weg terug en een radicaal ander scenario – waarom geen nieuwbouw op een centraal en goed bereikbare en te beveiligen plek met het Binnenhof als historisch en toeristisch centrum? – is nooit aan de orde geweest. Misschien was dit wel zo efficiënt en beter passend bij de digitale samenleving en de recente kabinetsopvattingen over een nieuwe bestuursstijl. Maar ook dat is achteraf redeneren. Ook andere scenario’s, alternatieven of aanpassingen van de planvorming of procedures zijn kennelijk niet overwogen. In de afgelopen COVID-periode bleek toch dat het merendeel van de ambtenaren thuis prima (digitaal) kan (en wil) werken. Maar ook is kennelijk onvoldoende gekeken naar leegstaande kantoorgebouwen of bedrijfsterreinen. Naast de ingang van het Catshuis staat pontificaal een goed onderhouden kantoorpand – inclusief parkeergarage – voor een groot deel leeg en te huur. Dat lijkt in financieel opzicht goedkoper en duurzamer (hergebruik) dan de gepresenteerde nieuwbouwplannen.
De verhuizing van het parlement is inmiddels gerealiseerd maar ook de ongeveer tweehonderd ambtenaren (Rijksvoorlichtingsdienst, raadsadviseurs en anderen) moeten tijdelijk gehuisvest worden. Het Rijksvastgoedbedrijf had daarvoor het terrein van het Catshuis in gedachte. Onverwacht werden de plannen gepresenteerd. Het betrof de bouw van het tijdelijke kantoorcomplex – “een modulair en circulair systeem van geschakelde units” – inclusief parkeervoorzieningen voor dertig auto’s in de Haagse wijk Zorgvliet, een beschermd stadsgebied. De te voorziene reacties van omwonenden, wijkorganisaties, maar ook van de Bomenstichting, S.O.S. Den Haag en de Vrienden van Den Haag waren vernietigend. Uit de ontwerpopgave bleek dat nauwelijks rekening was gehouden met de huidige, historisch gegroeide en kleinschalige omgeving. De inpassing van het inmiddels vijf verdiepingen tellende kantoorgebouw (met een hoogte van 18 meter) op het landgoed, het classicistische Catshuis met de tuin in Engelse landschapsstijl, was geforceerd en ging ten koste van hekwerk, bomen en bovenal de historisch gegroeide ruimtelijke structuur.
Ondanks deze kritiek vroeg het ministerie van BZK bij de gemeente Den Haag een omgevingsvergunning aan. Mede door de publiciteit en de opstelling van buurtbewoners en belangenorganisaties nam de gemeenteraad nog voor het zomerreces unaniem een motie aan die het verantwoordelijke college opriep geen vergunning te verlenen. Hoewel gevreesd werd voor een juridisch proces – de bezwaarschriften richting Raad van State lagen al klaar voor verzending – bleek begin november dat het bouwplan voor het Catshuis-terrein tot tevredenheid van velen was begraven. Het gezonde verstand zegevierde.
Geef een reactie