De coronacrisis heeft verregaande gezondheids-, sociale en economische gevolgen. Ook de rol van de overheid staat ter discussie, maar het huidige crisisoptreden biedt positieve aanknopingspunten voor het heruitvinden van de publieke zaak.
Midden in de coronacrisis overheerst onzekerheid over wat ons allemaal te wachten staat. De overheid neemt verregaande maatregelen die de bewegingsvrijheid van burgers beperken. Sluiting van openbare gelegenheden en uitgaansgelegenheden, noodverordeningen.
Ze dreigt met meer maatregelen en met strengere handhaving als burgers onvoldoende gehoor geven. Van verschillende kanten wordt de vrees uitgesproken dat dit ons na de crisis een beperking van vrijheden en rechten zal opleveren. De pandemie stelt elk bewind bloot aan de autocratische verleiding, schrijft Michel Kerres in de NRC.[1] Anderen zien in navolging van China een surveillancestaat dichterbij komen.
Met de uitbraak van het coronavirus staat de overheid voor een ongekend complexe opgave. Ook op platform O willen wij hier aandacht aan besteden. Dat doen we in een reeks artikelen getiteld ‘De overheidsdienaar in tijden van crisis’.
Onderdrukken, ontkennen, onderschatten
De meeste mensen krijgen lichte klachten. Vooral ouderen en mensen met een verzwakt immuun systeem lopen groot gevaar. Ons lichaam, maar ook de medische wetenschap, ontwikkelde tegen dit virus nog geen antistoffen. Daarin verschilt het van een ‘gewone’ griep. Het gevaar dat ervan uitgaat drong dan ook vertraagd door.
De eerste arts die alarm sloeg woonde helaas in een dictatuur (China). En hoe reageert een dictatuur op een gevaar dat ze niet kan beheersen? Met onderdrukking. Met de gevolgen die we nu kennen voor de arts en voor de gezondheid van volkeren wereldwijd.
Autocratische leiders, zoals in de VS en Brazilië, reageerden ontkennend. Misschien was er bij ons aanvankelijk enige onderschatting, maar van onderdrukking en ontkenning kunnen we gelukkig niet spreken.
Onafhankelijk oordeel
Toen we die fase van onderschatting voorbij waren is het snel gegaan. Het kabinet heeft een aanpak ontwikkeld met geleidelijk aan steeds verdergaande maatregelen, zich daarbij baserend op het onafhankelijke oordeel van deskundigen. Dat gebeurt lang niet altijd. Bij beslissingen die politiek en bestuur nemen in het kader van de publieke zaak worden onafhankelijke oordelen met betrekking tot risico’s vaak onvoldoende meegewogen, of ze worden toegedekt. Tegelijkertijd is het belangrijk dat het kabinet bij de corona-maatregelen laat zien wat de onzekerheden zijn in de kennis waarop ze zich baseert. Vaak doet ze dat door het de deskundigen zelf te laten uitleggen.
En dan neemt het kabinet nog een derde stap. Ze brengt bij monde van de premier en de verantwoordelijke ministers over dat er ook beslis – en beoordelingsruimte zit tussen de onzekere kennis enerzijds en de daarop gebaseerde maatregelen anderzijds.
‘Met open communicatie is het vertrouwen in het kabinet tot ongekende hoogte gestegen’
Risico’s en onzekerheid
Het is uitzonderlijk dat ons kabinet het aandurft om dit soort onzekerheden te laten zien, en bovendien moedig. Het blijkt dat de daar maar moeilijk mee om kan gaan; zo vraagt men in de Tweede Kamer garanties dat het goed gaat, bijvoorbeeld met betrekking tot de IC-capaciteit. Minister Van Rijn geeft weliswaar een garantie van het aantal bedden, maar of dit voldoende zal zijn blijft onzeker.
Een breed gedeelde opvatting in de literatuur is dat burgers op onzekerheden vaak reageren met een stem op meer autocratische leiders. Het lijkt erop dat de oppositie die Wilders en Baudet aanvankelijk leverden in de Tweede Kamer ook daarop was afgestemd. Maar wat zien we gebeuren? Het vertrouwen in het kabinet is mét die open communicatie tot ongekende hoogte gestegen. Dat verklaart wellicht waarom de tonen en teksten van Wilders en Baudet uiteindelijk veel zachter en harmonischer klonken.
‘Het klinkt nu ver weg, maar ook bij ons wordt het oordeel van experts vaak niet voldoende meegenomen in publieke besluitvorming’
Onafhankelijke expertise
De maatschappelijke onzekerheid probeert het kabinet te beteugelen door het publieke doel goed uit te leggen: groepsimmuniteit bereiken ter wille van het beschermen van de zwakkeren. Waar groeiende onzekerheid bij de burgers vaak een virus is dat het vertrouwen in de politieke leiding afbreekt, zien we nu – althans in deze fase – dat de getoonde openheid de geloofwaardigheid van het bestuur versterkt en daarmee het vertrouwen vergroot.
Het lijkt nu ineens ver weg, maar het komt ook bij ons vaak voor dat bij publieke afwegingen het oordeel van experts juist niet of onvoldoende wordt meegewogen. Op veel terreinen van overheidszorg heeft de overheid sterk op de inhoudelijke expertise bezuinigd. Het oordeel van onafhankelijke adviesorganen en van colleges van Staat zoals de Raad van State dringt steeds moeilijker door in de kwaliteit van de wetgeving en het beleid.
Bestuurders en een deel van de Tweede Kamer hebben ook steeds meer moeite met het onafhankelijk oordeel van de rechter, ook waar deze aanwijst waar het bestuur de eigen wetgeving of de geaccordeerde verdragen overtreedt. We zijn het al bijna weer vergeten, maar we hebben onlangs nog gezien dat een minister zich moest verontschuldigen voor bemoeienis van zijn departement met de rapportage van onderzoeksresultaten.
Dezelfde RIVM
En de samenleving? Het lijkt er op dat de relativering en zelfs verdachtmaking van kennis steeds bredere aftrek vindt. Vorige maand is er een initiatiefwetsvoorstel ingediend dat kinderopvangcentra de mogelijkheid biedt kinderen te weigeren die niet zijn gevaccineerd tegen de mazelen. Waarom? Omdat zoveel mensen gewetensbezwaren hebben tegen het enten? Neen, die ruimte aan godsdienstige bezwaren zouden we met een gerust hart en zonder risico’s voor de volksgezondheid kunnen gunnen, als er – bijvoorbeeld via sociale media – niet zoveel stemming gemaakt was tegen de experts in de gezondheidszorg en tegen de expertise van het RIVM. Daardoor daalde het entingspercentage onder de norm die nodig is om groepsimmuniteit tegen de ziekte te verkrijgen. Diezelfde groepsimmuniteit, diezelfde RIVM.
Onder meer de discussie over de klimaatkennis en over de CO2-metingen en normeringen lieten zien hoe een te achteloze en te onzorgvuldige overheid werd geconfronteerd met boze burgers en boeren, die met hun protesten de rechtsstatelijke grens overschreden. Daarmee dreigde een neerwaartse spiraal voor de publieke zaak. De huidige crisis richt onze blik versterkt op het nu, en daardoor lijkt dit ver weg. Maar het is iets van de laatste maanden, nog voorafgaand aan de corona-uitbraak.
De publieke zaak heruitvinden?
Het rechtsstatelijk besef dreigt af te brokkelen, zoals ik onlangs ook betoogde in een essay over rechtstatelijk besef bij bestuur, politiek en burgers. De afbrokkeling vindt in al deze sectoren plaats.
‘Als de crisis straks voorbij is, gaat het weer om zaken die wél omstreden zijn’
De rechtsstaat vergt een open mind. Dat wil zeggen ruimte voor meerdere identiteiten, én ruimte voor onafhankelijk oordeel en tegenspraak. Het serieus nemen van kennis, mits die controleerbaar verkregen is, is daar onlosmakelijk mee verbonden, realiserend dat alle kennis per definitie onvolledig of onzeker is.
Op dat vlak gaat het in gewone tijden vaak erg mis, maar juist hierin toont de crisisaanpak zo overtuigend hoe het veel beter kan. Men gaat nu op een totaal andere manier om met de publieke zaak. Onze overheden krijgen daar nu ook de gelegenheid voor, omdat de publieke zaak in dit geval onomstreden is. Het negeren van het publieke doel staat te kijk als asociaal gedrag.
Straks, als de crisis voorbij is, gaat het weer om zaken die wél omstreden zijn. Dan moeten we er weer aan wennen dat de rechtsstaat niet alleen een open mind vergt, maar ook een open eind laat: niemand krijgt er ooit geheel zijn zin. Moet er een weg komen of een windmolenpark, waar moeten die worden aangelegd, hoe hoog moet die dijk zijn, hoe en waar moeten we de uitstoot van stikstof terugdringen, enzovoort. Dan vragen de economische en financiële gevolgen van de crisis om aanpak op de langere termijn. Misschien komen oude salariseisen dan in een nieuw perspectief te staan: moet er niet meer financiële ruimte komen voor de waardering van vitale sectoren en beroepen in de publieke sfeer? En als we dan over een coronavaccin kunnen beschikken, zal er dan wél voldoende solidariteit en vertrouwen zijn voor massale inenting?
Vóór de coronacrisis hadden we te maken met een toenemend aantal boze burgers die zich verzetten tegen achteloze overheden en medeburgers. De crisis heeft de kaarten opeens geheel anders geschud. Overheden en burgers laten nu een samenspel zien ter wille van de publieke zaak.
Misschien helpt die ervaring ons herontdekken hoe belangrijk rechtsstatelijk besef is voor de publieke zaak, voorbij boosheid en achteloosheid.
[1] NRC vrijdag 27 maart 2020. Michel Kerres “Een pandemie is een gevaar voor de democratie”.
*Op 8 april verschijnt het boekje met daarin mijn essay Voorbij boos en achteloos. Rechtsstatelijk besef als kompas voor overheid en burger. Stichting Beroepseer. 2020. Meer informatie
Geef een reactie