Menno Spaan kreeg een kijkje in de keuken bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI), waar hij sprak met medewerkers van hoog tot laag. Bij zijn analyse van het DNA van de DNA-onderzoekers vond Spaan opmerkelijke sporen. Waar andere organisaties zich laten leiden door managementindicatoren, staat bij het NFI de inhoud centraal, constateert Spaan.
*Dit is het tweede deel van een tweeluik. Het eerste deel lees je hier.
In het eerste deel van dit tweeluik kwam de focus op praktische toepasbaarheid aan de orde. Dit komt terug in mijn gesprek met Laura. ‘Ja, sorry, normaal doen we de schermen naar beneden’, zegt ze nadat ik haar vraag of ik het goed zag bij binnenkomst dat iemand onderzoek aan het doen is naar sporen op een stuk gereedschap. ‘Je moet ook een sterke maag hebben. Soms gaat het tijdens de lunch over sporenonderzoek en wordt uitgebreid gesproken over welke lichaamssappen waar zijn aangetroffen en hoe dat veilig te stellen.’ Laura is divisiehoofd, net als Erwin, die ik eerder sprak.
Mogelijkheden voor verbetering
Waar de divisie van Erwin zich bezighoudt met digitale sporen, is Laura verantwoordelijk voor het DNA-onderzoek, met taken die zich afspelen in de laboratoria van het NFI. ‘Er zijn veel mogelijkheden voor verbetering. We inventariseren ze en zetten onze middelen zo slim mogelijk in. Genealogie biedt bijvoorbeeld veel kansen, maar daarvoor was wel eerst een ethische en juridische discussie nodig. Onze rol is de kansen en mogelijkheden van de techniek te verkennen, de beslissing om het in te zetten is aan de strafrechtketen en de maatschappij. Het inzetten op het automatiseren van regulier DNA onderzoek is daarnaast belangrijk, want daarin ligt een enorme productieverhoging besloten. Nieuwe technieken moeten eerst worden geaccrediteerd voordat we ze kunnen gebruiken. Het is een proces van eerste idee-vorming tot het in zaken toepassen. Neem DNA-profielen uit botonderzoek halen. Dat proces verloopt nu vier keer zo snel door het gebruik van een nieuwe geautomatiseerde methode. Van het eerste idee van een collega tot de toepassing zijn we vijf jaar bezig geweest.’
Tekstbox: Spraakmakende zaken waarin het NFI de doorslag gaf (1)
Het isoleren van een DNA-profiel uit botresten duurde in het verleden twee dagen, maar door onderzoek van het NFI werd het mogelijk om in een halve dag een DNA-profiel te isoleren. Op 17 juli 2014 stortte vlucht MH17, met aan boord 298 passagiers, neer in Oekraïne. Het NFI kreeg de taak om het DNA-onderzoek te leiden waarmee de slachtoffers geïdentificeerd moesten worden. Door DNA-profielen te maken uit persoonlijke eigendommen van inzittenden of van nauwe verwanten en deze vervolgens te vergelijken met DNA-profielen uit de stoffelijke resten op de rampplek konden bijna alle slachtoffers geïdentificeerd worden. Het zorgde voor een versnelling van het onderzoek naar het isoleren van een DNA-profiel uit botresten, omdat dit cruciaal bleek voor de identificatie van de slachtoffers. Een andere samenstelling van chemicaliën tijdens het proces zorgde er uiteindelijk voor dat de versnelling kon plaatsvinden.
De innovatieafdeling
Laura verwijst mij naar Titia om zicht te krijgen op de innovatieafdeling, Research en Development (R&D) waarmee ze werkt in de Divisie Biologische Sporen. Want: wat is de rol van een innovatieafdeling in deze omgeving? Hoe zet je die op en hoe laat je die goed functioneren? Menig overheidsorganisatie komt daar niet goed uit. ‘Onze vragen komen voort uit zaaksonderzoek. We moeten daarom zorgen dat mensen ons weten te vinden. Vaak gebeurt dat in informele gesprekken tussen de collega’s van R&D en DNA deskundigen die met een zaak bezig zijn. Er komt dan een vraagstuk op waar R&D mee aan de slag gaat.’ Aldus Titia.
‘Onderzoeksmethoden moeten zich doorontwikkelen’
Ze is als bijzonder hoogleraar Forensische Humane Biologie aan de Universiteit van Amsterdam verbonden. Ze vertelt hoe ze veel heeft zien veranderen in de ruim vijftien jaar dat ze aan het NFI verbonden is. De ontwikkelingen zijn razendsnel gegaan. Het standaard DNA-onderzoek gericht op persoonsidentificatie ontwikkelde zich door maar er kwamen ook hele andere onderzoeksmogelijkheden. Eerst was er een grote hoeveelheid bloed nodig voor DNA-onderzoek, nu is één klein bloedspatje genoeg. En nu wordt onderzoek gedaan naar de cellulaire oorsprong van sporenmateriaal, zodat herleid kan worden welke delen van het lichaam een mes of kogel heeft geraakt of welke cellen worden aangetroffen bij een verdenking van verkrachting waar het vaak het woord van de vrouw tegen dat van de man is.
Toegepast onderzoek
Haar team neemt wetenschappelijk onderzoek als uitgangspunt, maar met focus op toegepast wetenschappelijk onderzoek; het fundamentele onderzoek laten ze aan universiteiten. ‘In strafrechtelijke onderzoeken werken we met weinig, vervuild en deels afgebroken materiaal. Onderzoeksmethoden moeten zich doorontwikkelen voordat wij ze effectief in kunnen zetten.’
‘We willen aanzetten tot reflectie’
Ongeveer iedere anderhalve week is er een R&D-overleg waar collega’s van de divisie aansluiten. Op specifieke onderzoeksthema’s zijn er daarnaast regelmatig bijeenkomsten met deelnemers uit diverse teams, zoals onlangs bijvoorbeeld over herkomstbepaling. ‘Ik heb tijdens de coronatijd echt gemerkt hoe belangrijk intermenselijke contact is’, aldus Titia. ‘De verbinding met de collega’s uit de divisie (circa 100 mensen) is cruciaal. Er is een maandelijkse nieuwsbrief met leestips waar ontwikkelingen worden gedeeld. We willen aanzetten tot reflectie en inspireren: wat zijn de forensische vragen die je nu niet kunt beantwoorden en wat zijn de wetenschappelijke mogelijkheden die we nu nog niet inzetten? Stap uit de bubbel waarin je doet wat je doet omdat je het altijd zo doet!’
Tekstbox: Spraakmakende zaken waarin het NFI de doorslag gaf (2)
In oktober 2022 wordt Rick K. veroordeeld tot vier jaar cel voor een verkrachting, drie jaar eerder in een natuurgebied vlakbij Schipborg, Drenthe. Hoewel de verdachte een eeneiïge tweelingbroer heeft en naar hem wijst als dader, zijn de onderzoeksresultaten van het NFI meer dan een miljard keer waarschijnlijker wanneer het aangetroffen DNA van de verdachte Rick K. is dan wanneer het van zijn tweelingbroer is. Een uniek onderzoek werd uitgevoerd om dit aan te tonen. DNA van een eeneiïge tweeling is vrijwel identiek. Daardoor is het ingewikkeld om betrokkenheid bij een misdrijf door een van de twee op basis van DNA aan te tonen. Het NFI krijgt in deze zaak van de rechtbank Noord-Nederland toch het verzoek om onderzoek te doen. Het DNA van een persoon bestaat uit drie miljard letters, waarbij geschat wordt dat bij een eeneiige tweeling slechts vijf tot tien letters van elkaar verschillen door zeldzame mutaties bij het kopiëren van DNA bij de celdeling. Met gebruik van computeralgoritmes is het gelukt om het DNA van de verdachte en van zijn tweelingbroer volledig uit te lezen en te vergelijken, waardoor de mutaties zijn gevonden, op basis waarvan ze onderscheiden konden worden. Wereldwijd is een dergelijk tweelingenonderzoek slechts enkele keren gedaan en in Nederland was dit de eerste keer. Daarnaast voerde het NFI het onderzoek uit op een mengspoor met heel weinig DNA. Ook ontwikkelde het instituut een statistisch model om de bewijskracht te bepalen. Dat was nog niet eerder gedaan.
Dertien jaar na het misdrijf, eind 2012, bekende Jasper S. de moord op Marianne Vaatstra in 1999. Dit gebeurde nadat er voor het eerst in Nederland een grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek plaats had gevonden, waarbij overtuigend bewijs werd geleverd voor de betrokkenheid van S. bij de moord. Vaatstra kwam in mei 1999 niet meer thuis na een avondje stappen. Nadat ze als vermist was opgegeven, werd haar lichaam gevonden in een weiland langs de fietsroute die ze naar huis zou afleggen. Ze was verkracht en met geweld om het leven gebracht. Op haar lichaam werden meerdere DNA-sporen gevonden van een onbekende man. In 2012 werd het wettelijk mogelijk om een grootschalig DNA-verwantschapsonderzoek te doen en werd de zoektocht naar de onbekende dader opnieuw geopend. Verwantschapsonderzoek maakt het mogelijk om met overeenkomende DNA profielen, dus via familiestambomen en verwanten, bij een dader terecht te komen. Dit onderzoek werd uitgevoerd door het NFI. Achtduizend mannen in een straal van vijf kilometer van de plaats delict werden opgeroepen om vrijwillig DNA af te geven. Dit leidde tot een overtuigende match tussen het DNA van S. en het gevonden DNA spoor. Later leidde verwantschapsonderzoek ook in de zaak Nicky Verstappen tot een doorbraak. Jos B. kwam als verdachte in beeld nadat een DNA match werd gevonden in het grootste DNA-verwantschapsonderzoek dat het NFI tot nu toe uitvoerde. Meer dan veertien duizend mannen gaven in dat onderzoek hun DNA af. Het leidde twintig jaar na het misdrijf tot de arrestatie en veroordeling van Jos B.
Laura vervolgt haar verhaal: ‘Een tijd geleden was het ondenkbaar dat we het vergelijken van DNA-profielen van sporen en referenties met software zouden doen. Nu is het volledig geautomatiseerd met software die we zelf ontwikkeld hebben. De ontwikkelingen gaan snel. Dat vraagt voortdurende aanpassing van medewerkers. Er is een hoge werkdruk bij de medewerkers vanuit het zaaksonderzoek. We helpen ze zo concreet mogelijk na te denken over mogelijkheden voor vernieuwing. Maar er zijn ook onderzoeken naar ontwikkelingen voor de lange termijn die nog wat verder van het zaaksonderzoek af staan.’
Vernieuwing
En als antwoord op mijn vraag of veel mensen met vernieuwing bezig zijn en wat zij ervan vinden: ‘De strafrechtketen is van nature conservatief. Niet iedere DNA-deskundige durft direct iets nieuws in te brengen in een zaak. En ook de officier van justitie moet durven. Het gaat over het algemene idee dat we met elkaar hebben dat je alleen verder komt als je doorontwikkelt.’ En: ‘Het biedt ontwikkelingskansen voor mensen, wat ervoor zorgt dat ze heel lang bij ons blijven werken. We zijn vakidioten. Iedereen vindt hier de forensische toepassing fantastisch. Maar je moet ook een lange adem hebben en je moet soms durven om met een project te stoppen.’
Titia vertelt over congressen die worden bezocht (‘ga juist ook eens naar niet-forensische congressen, daar kun je van leren!’) en over de kansen van datascience (‘een enorme kans om door te groeien’) en over het identificatieonderzoek (‘de smoes dat je tweelingbroer het heeft gedaan, hebben wij ontkracht’). Op de vraag welke ontwikkeling zij zelf heeft doorgemaakt in al die jaren, antwoordt ze: ‘Ik vond vroeger dat ik het zelf moest bedenken, maar bij de ontwikkeling van meesterschap hoort dat je je dienstbaar opstelt zodat anderen het bedenken. Dat heb ik de afgelopen jaren geleerd.’
Opstand
In 2015 ging het mis. Een nieuwe directeur moest bezuinigen en deed dat niet op basis van inhoudelijke keuzen. De organisatie kwam in opstand, wat cumuleerde in een brief van de ondernemingsraad waarin het vertrouwen in de directeur werd opgezegd. De situatie werd breed uitgemeten in de media. ‘Opsporing verdachten in gevaar door puinhoop NFI’, kopte De Volkskrant. Kamervragen volgden en er kwam een serie aan onderzoeken naar het functioneren van de organisatie. Er zou niet veel deugen. In een onderzoek naar het schaduwlezen van rapporten door deskundigen bleek dat van de 222 zaken in drie zaken geen bewijs was dat werd meegelezen. In de gesprekken vraag ik iedereen naar deze periode. Het levert zichtbaar ongemak op. De analyse van Harm, de medewerker die ik eerder sprak, vat het DNA van de organisatie samen: ‘Veel goede mensen zijn toen weggegaan’, zegt Harm. ‘De directie stond te veel op afstand. Mensen herkenden zich niet in de inhoudelijke keuzen.’
De inhoud is leidend bij het NFI, dat is mij duidelijk. Mijn analyse is dat het NFI de inhoudelijke focus diep in het DNA heeft. Neem je dat niet serieus, dan gaat het mis. Neem je dat als uitgangspunt en vind je de juiste balans tussen management en professionals, dan ontstaat een instituut van wereldklasse.
‘De werkomgeving speelt een belangrijke rol in innovatie’
‘We hebben nog mensen nodig!’, roept Harm lachend, nadat ik mijn fascinatie deel met het werk dat het NFI verricht. Hij zegt het grappend, maar met een serieuze ondertoon. ‘Ik hou het even bij dit artikel’, hoor ik mijzelf mompelen. Maar het knaagt. Binnen 48 uur in zo’n telefoon komen, zoals eerder als uitdaging werd genoemd, zou mij dat lukken? Onder begeleiding van Harm het gebouwd uitwandelend vraag ik hem nog even naar deze werkomgeving. Ik weet dat de werkomgeving ook een belangrijke rol speelt in innovatie. En het gebouw van het NFI… wauw! Dat heeft een prachtig innovatief ontwerp. Harm antwoordt zoals ik natuurlijk had kunnen verwachten: inhoudelijk. Het is een mooi gebouw, maar soms verdwaal je erin. Het is praktisch dat de laboratoria aan de buitenkant zitten waar veel daglicht is. Tja, had ik een ander antwoord kunnen verwachten? De inhoud is leidend.
Geef een reactie