Praten met levert vaak een hoop meer op dan praten over. Zo is ook het geval met het boek Misdaad en straf in de polder. Het OM aan het woord van Paul van Liempt. De auteur geeft een interessant inkijkje in een gewoonlijk gesloten wereld, maar Lex Cachet vraagt zich of hij zich kritisch genoeg opstelt.
Het Openbaar Ministerie (OM) is onder normale omstandigheden niet het meest zichtbare en spraakmakende onderdeel van de rechtspraak. Eigenlijk is dat vreemd. Al is het maar omdat de aanklagers van het OM vrijwel volledig de toegang tot het andere deel van de (straf)rechtspraak – de strafrechter – beheersen. De rechter kan immers alleen beslissen over wat het OM ten laste legt (p. 342). Alleen als er iets misgaat – als er geblunderd wordt of als de organisatie verscheurd wordt door een liefdesaffaire tussen twee topfunctionarissen – haalt het OM wel de voorpagina’s. Een actueel voorbeeld daarvan is het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over de tekortkomingen in de beveiliging van velen rond kroongetuige Nabil B. Tekortkomingen die er, voorzichtig gezegd, toe hebben geleid dat de dood van de broer van Nabil B, van zijn advocaat Derk Wiersum en van zijn vertrouwenspersoon Peter R. de Vries niet konden worden voorkomen.
Balen van negatieve aandacht
Officieren van Justitie (OvJ’s) ervaren ook zelf dat het OM alleen in negatieve zin de aandacht trekt en ze ‘balen’ daarvan. Niet dat ze alle kritiek onterecht vinden. Wat hen vooral dwars zit is de onevenredig grote aandacht voor wat er soms misgaat en de tegelijkertijd geringe belangstelling voor hun reguliere werk en het vele dat wel goed gaat. In dit boek van Paul van Liempt worden ze wat dat betreft op hun wenken bediend.[1] Er is veel aandacht voor hun reguliere werk, ze komen in ruime mate zelf aan het woord en de grondtoon van het betoog is positief, al worden blunders en affaires zeker niet gemeden. Zo speelt het boek ook in op het idee dat bij veel OvJ’s leeft dat ze hun werk en hun organisatie beter over het voetlicht moeten brengen. Dat er meer openheid moet zijn over wat het OM doet en waarom. Dit boek is daar duidelijk het resultaat van.
‘Het OM is wars van elke inmenging door het ministerie van JenV’
Het mag best gezegd worden: het OM heeft met een ongebruikelijke mate van openheid en openhartigheid aan dit journalistieke project meegewerkt. Natuurlijk is er her en der terughoudendheid om (toen) nog lopende onderzoeken niet in gevaar te brengen of om specifieke werkwijzen af te schermen. Maar daar staat tegenover dat Van Liempt de kans heeft gehad velen op verschillende niveaus binnen het OM uitgebreid te interviewen; van parketsecretarissen en zaaksofficieren tot aan leden van het College van Procureurs-Generaal toe. Hij heeft ook ruim de kans gekregen mee te kijken – ook in besloten sessies – en mee te lezen. Al dat materiaal levert een levendig en detailrijk beeld op van het werk van (hoofd)officieren en advocaten- generaal (de aanklagers in hoger beroep).[2]
Gedreven professionals
Het beeld dat Van Liempt van de OvJ’s schetst is er een van gedreven professionals die bewust voor het OM gekozen hebben. Vaak omdat ze de zittende magistratuur te rustig, te weinig spannend vonden.
Of omdat ze geen zin (meer) hadden als advocaat aan de leiband van een verdachte te moeten lopen. Magistratelijke autonomie is een belangrijk en uiterst waardevol geacht aspect van hun werk (bijv.p.70). Niet de hoogst denkbare straf is de inzet van hun werk. Voor de OvJ’s gaat het veel meer om waarheidsvinding en rechtvaardigheid. Zelfs als dat in twijfelgevallen tot vrijspraak leidt. De OvJ’s zijn zich er ook terdege van bewust dat het strafrecht voor veel problemen geen echte oplossing biedt (p. 281).
‘De mogelijkheid van bijzondere aanwijzingen ligt extreem gevoelig’
Hoewel het OM uiteindelijk onder de ministeriële verantwoordelijkheid van de minister van Justitie & Veiligheid valt, is men wars van elke inmenging door het departement; ambtelijk dan wel bestuurlijk. Met kracht wordt dan ook ontkend dat een proces als dat tegen Geert Wilders (over zijn minder Marokkanen uitspraak) in welk opzicht dan ook een politiek gestuurd proces zou zijn. Dat neemt niet weg dat er een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid van de minister is. Algemene aanwijzingen, over organisatie of budget, liggen niet echt gevoelig. De mogelijkheid van bijzondere aanwijzingen in specifieke zaken, daarentegen, ligt extreem gevoelig. In de praktijk worden ze echter nooit toegepast (p. 344).
Ergernissen
Hoe gedreven OvJ’s hun werk ook doen, ergernissen zijn er ook. Over de chronisch hoge werkdruk respectievelijk onderbezetting wordt veel geklaagd, al gaat men intussen gewoon door met het draaien van veel te veel overuren. Verouderde en haperende ICT is een bron van ergernis voor eigenlijk iedereen. Een oplossing lijkt niet direct nabij en het OM verschilt hierin niet van veel andere overheidsorganisaties. En dan is er de liefdesaffaire tussen een PG – Marc van Nimwegen – en een hoofdofficier onder zijn jurisdictie – Marianne Bloos – die diepe sporen in de organisatie heeft nagelaten. Niet zozeer de relatie op zich maar wel het feit dat ze er over logen. Voor leden van het OM, die anderen voortdurend de maat nemen, een doodzonde. Ook de ongelukkige afwikkeling van de affaire heeft diepe wonden geslagen. In het boek komt de affaire vaak – misschien wel iets te vaak en iets te uitvoerig – aan de orde. Het laat wel zien hoezeer de affaire nog steeds een pijnlijke open wond is, binnen het OM. Maar, zoals een officier zegt, je moet het effect ook weer niet overdrijven ‘omdat het OM zoveel groter is dan deze affaire’ (p.259).
‘Het werk van het OM is allesbehalve saai’
Interessant is zeker ook de wijze waarop Van Liempt ‘van binnen uit’ laat zien hoe het OM probeert zijn werkwijze te vernieuwen om daarmee de druk op de rechterlijke macht als geheel te verminderen: het project ZSM. ZSM is een poging om zaken op OM-niveau af te doen, in samenspraak met zo veel mogelijk betrokken partijen en – de afkorting zegt het al – zo snel mogelijk. Overigens staat de S inmiddels ook of vooral voor ‘slim, selectief, simpel, samen en samenlevingsgericht’ (p.318) en dus minder voor alleen maar snel. De methodiek is er echter niet minder innovatief door (p. 317 – 334).
Journalistiek of wervingsreclame
Van Liempt doet wat het OM graag wil: het reguliere werk van het OM meer in de publiciteit brengen. Als goed journalist weet hij de OvJ’s interessante uitspraken te ontlokken en over hun soms moeilijke en moeizame afwegingen te laten praten. Dat levert doorkijkjes in de wereld van het OM op die niet dagelijks in de krant staan. Wat van Liempt niet of nauwelijks doet – en wat ik wel een beetje mis – is kritisch weerwoord geven en echt doorvragen; tegenspel. In die zin is het inderdaad het OM aan het woord en dat is deze officieren wel toevertrouwd. Her en der heeft het boek daardoor wel iets en misschien wel iets te veel van een wervingsreclame voor het OM.
Bovendien vind ik de bijna vierhonderd pagina’s wat veel om de boodschap over te brengen dat het werk van het OM interessanter en bevredigender is dan je als buitenstaander misschien zou denken. Toch is het tegelijkertijd ook de kracht van dit boek: op een toegankelijke wijze laten zien wat OvJ’s denken en doen en laten zien dat hun werk allesbehalve saai is.
Voetnoten
[1] Paul van Liempt. Misdaad en straf in de polder. Het OM aan het woord. Amsterdam: Prometheus, 2022. 387 blz.
[2] Omwille van de leesbaarheid duiden we hen hier verder allemaal aan met de verzamelterm OvJ. Dat kan ook omdat het werk van de AG bij hoger beroep niet principieel verschilt van dat van de OvJ in eerste aanleg.
Geef een reactie