Het gemeentehuis zat vol met raadsleden en toehoorders toen een burgerinitiatief toegelicht werd in de (hoogstens) 5 minuten beschikbare spreektijd. Een raadslid maakte gebruik van de mogelijkheid om toelichtende vragen te stellen met de vraag: hoe representatief is uw burgerinitiatief nu eigenlijk? Leuke vraag natuurlijk, maar wel zo interessant is het omgekeerde: hoe representatief is onze democratie eigenlijk?
De term democratie is een bestuursvorm die, van oorsprong Grieks, staat voor volksheerschappij (Wikipedia). Met een onderscheid in directe democratie (burgers stemmen direct over wetten, besluiten en benoemingen) en indirecte democratie waarbij het volk zich laat vertegenwoordigen door een gekozen orgaan (een raad of parlement). Het laatste wordt representatieve democratie genoemd.
Hoe representatief is die representatieve democratie anno 2024? Het beeld fluctueert namelijk in de tijd. We beperken ons tot drie factoren die elkaar deels beïnvloeden namelijk: opkomstpercentage bij verkiezingen, vertrouwen in de overheid en ledenaantallen van politieke partijen.
Verkiezingen
Sinds de afschaffing van de stemplicht in 1970 laat het opkomstpercentage van alle soorten verkiezingen een dalende tendens zien. Voor de Tweede Kamer, die traditioneel het hoogst scoort, lag dit in 2023 op 77 procent. Voor de Provinciale Staten was dat 57 procent (2023), Waterschappen 54 procent(2023), Europees Parlement 42 procent (2019) en bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2022 was er een historisch dieptepunt met bijna 51 procent.
Als slechts iets meer dan de helft van de kiesgerechtigden gaat stemmen is dat een veeg teken voor de vertegenwoordigende functie. Zeker als wordt gekeken naar veelvoorkomende kenmerken van de niet-stemmers (zoals lager geschoold, verstedelijkt en een migratieachtergrond). Dat betekent namelijk dat zulke groepen veel minder vertegenwoordigd zijn dan andere. Hun opkomstpercentage zal dan beduidend onder de 50 rocent liggen terwijl ander groepen beduidend hoger scoren. Met alle risico’s van dien dat de belangen van de hoger scorende groepen beter worden gediend dan die van de lager scorende.
Weliswaar moet een democratie rekening houden met minderheidsbelangen, maar in hoeverre gebeurt dat ook? Er zijn heel wat signalen die wijzen op het tegendeel. Een paar voorbeelden: subsidies voor warmtepompen, zonnepanelen en elektrische auto’s gaan bepaald niet naar mensen uit de lagere inkomensgroepen; slechte arbeidsvoorwaarden gaan nogal eens gepaard met slechte arbeidsomstandigheden; mensen met schulden worden nogal eens verder in het moeras geduwd. Het kan trouwens best zijn dat het niet eens om een minderheidsbelang gaat, want het is goed mogelijk dat een meerderheid via een slechte opkomst bij de politieke besluitvorming een minderheidsbelang vormt.
‘Weliswaar moet een democratie rekening houden met minderheidsbelangen, maar in hoeverre gebeurt dat ook?’
Hiermee samenhangend geeft ook de ontwikkeling van het vertrouwen van burgers in de overheid een beeld. Het CBS meet al ruim 10 jaar dit vertrouwen onder personen van 15 jaar en ouder. Eind 2022 lag het vertrouwen in de Tweede Kamer en in politici over het algemeen op respectievelijk 25 en 21 procent: het laagste niveau ooit gemeten, en schrikbarend lager dan de opkomstpercentages. Met andere woorden ruim driekwart van de respondenten had weinig of geen vertrouwen in hun (gekozen) vertegenwoordigers of hoogste vertegenwoordigende orgaan. Hier geldt weer een kanttekening: het meeste vertrouwen zit bij hoger opgeleiden. Ook op gemeentelijk niveau zie je dit beeld, zij het lokaal sterk verschillend. Er zijn gemeenten waar inwoners wel in meerderheid vertrouwen in hebben, waarbij niet verrassend is dat dit gemeenten zijn waar burgerparticipatie serieus wordt genomen.
Ledenaantallen
Als we inzoomen op de politieke partijen die het volk moeten vertegenwoordigen, zien we een afname van het ledenaantal tot 378000 op 1 januari 2023. Dit is 2,8 procent van alle kiesgerechtigden in ons land. Rond de jaren 60 van de vorige eeuw was dit aantal nog het dubbele. En dat op een toenmalige bevolking van 11 miljoen en geen 18 miljoen, zoals nu. Slechts een klein deel van deze leden is actief en laat binnen de partij zo mogelijk hun invloed gelden. Dat actieve deel wordt trouwens lang niet altijd gehoord, zelfs niet op partijcongressen, omdat de partijtop al standpunten heeft betrokken en weinig openstaat voor amendementen. Een nog veel kleiner deel is (langdurig) bestuurlijk actief. De PVV, als grootste partij van Nederland, heeft nota bene slechts een lid: Geert Wilders. Het is dan ook de vraag hoe en waar leden invloed uit kunnen oefenen op de partijlijn.
Kortom, we zien een afkalvend mandaat van inwoners richting hun representanten en minder invloed op partijpolitieke en bestuurlijke agenda’s. Dit democratisch tekort wordt nog vergroot en verdiept door onder andere kiesdrempel, invloed van lobbygroepen, negeren uitslagen referenda, afsplitsingen en gekissebis van politieke partijen, politieke uitruilprocessen, gebrek aan bestuurlijke daadkracht en verbroken verkiezingsbeloften.
‘We zien een afkalvend mandaat van inwoners richting hun representanten en minder invloed op partijpolitieke en bestuurlijke agenda’s’
Als we nu eens kijken naar de invloed van de overheid c.q. politieke partijen op de burgers en de samenleving als geheel zien we een omgekeerd beeld. Met steeds meer wetten en regels, veel (partij-)politieke benoemingen, stevige overheidsfaciliteiten met veel ambtelijke menskracht, legio afweermechanismen om externe invloeden van burgers en (kleinere) bedrijven te pareren en besluitvorming veelal in kleine kring via een top-down bestuurscultuur.
Enkele voorbeelden op het vlak van de benoemingen: de Eerste Kamer wordt indirect benoemd door provinciale statenleden, partijpolitieke invloed op het bestuur van waterschappen is bij wet geregeld, de benoeming van burgemeester en commissaris van de Koning zijn indirect en partijpolitiek bepaald, topposities van adviescolleges en ambtenarij zijn politiek beïnvloed, leden van klachten-, bezwaar- en beroepscommissies zijn vanuit de overheid geselecteerd, benoemd en betaald. Kortom, je mag stemmen op een politieke partij, maar vervolgens moet je maar afwachten wie er met welke kwaliteiten naar voren worden geschoven op allerlei belangrijke posten.
Wat we dus zien vanuit het burgerperspectief is een groeiende en directe invloed van de overheid op welzijn en welvaart van burgers, bedrijven en samenleving. Het lijkt erop of de twee werelden steeds meer uiteen bewegen.
Doorbreken
Hoe kunnen we deze ongewenste tendens voor de samenleving doorbreken? Van eminent belang is het om de wereld van de burgers en de overheid meer in vertrouwen en betekenisvolle dialoog te brengen. Eenmaal per vier jaar mogen kiezen is anno 2024 geen verbindingslijn. Politieke partijen zorgen evenmin voor die verbindingslijn. Meer experimenten in de samenspraak en samenwerking tussen burgers en publiek bestel zijn aan te bevelen, waarbij ook kan worden gedacht aan meer directe democratie, denk bijvoorbeeld aan gekozen bestuurders, burgerpanels/-fora/-beraden, bindende referenda. Denk daarnaast aan benoemingen niet alleen via de marginale en selectieve groep van partijlidmaatschap maar op basis van deskundigheid en geschiktheid ook uit de overige 97 procent van de bevolking (die geen partijlid is) zou evenzeer helpen. Dat zou zeker kunnen wanneer gedacht wordt aan een zakenkabinet en zal makkelijker te realiseren zijn wanneer gewerkt wordt in brede coalities.
Verder is het doorbreken van de vigerende top-down beleids- en bestuurscultuur naar een open bottom-up aanpak noodzakelijk om vroegtijdig ruimte bieden voor andere inzichten. Constructieve burgerparticipatie vormt de sleutel voor een betere verhouding tussen burgers en overheid, verrijkt beleid en bestuur en heeft meerwaarde op velerlei terrein en levert ook een bijdrage aan de representatieve democratie. Investeren in burgerparticipatie is dan ook aan te bevelen, waarbij onder meer kan worden gedacht aan fondsen voor burgerparticipatie.
Nog even terug naar het betreffende raadslid uit de eerste alinea: nog geen 20 kiezers hadden op haar gestemd.
Gerrit ravensbergen
Pensionado zegt
Leuk artikel Rob
Rob Bosveld
Manager zegt
We hebben in Nederland de mond vol over participatie. Terecht. Zoals de auteur hier al stelt: “Eenmaal per vier jaar mogen kiezen is anno 2024 geen verbindingslijn.”
Toch is het opvallend dat een voor de hand liggende verbetering in de transparantie nog steeds blijft liggen. Je kunt veilig kunt stellen dat Politieke/Bestuurlijke besluitvorming overheidstaak nr1 is. Als inwoners hebben we (uit tijdsgebrek en/of desinteresse) de besluitvorming gedelegeerd aan raden en staten. Prima, maar zorg dan wel dat zichtbaar is waarover er besloten wordt en hoe dat gebeurt.
Daar wringt de schoen nog steeds enorm. Zie ook de recente rondgang van Nieuwsuur langs Raadsinformatiesystemen. “Raadsinformatiesystemen zijn de grootste bibliotheek van de gemeente, maar na een aardbeving”, aldus kenner John Bijl.
Tegelijk liggen daar gouden kansen, voor gemeentes met visie. De meeste informatie is wel beschikbaar, de ontsluiting is echter onvoldoende. Punt is dat het een gezamenlijke inspanning vraagt over de duale grenzen heen om dit echt goed op te lossen. En daar wringt de schoen, niemand neemt hierdoor werkelijk ‘eigenaarschap’ op zich. Met de pet van leverancier op, zoeken wij naar samenwerkingen met betrokkenen, die hier ook wat aan willen doen….