Vorige week besprak ik mijn honderdste boek op platform O. Een mooie aanleiding om terug te blikken.
In het najaar van 2015 vroeg Paul ’t Hart, hoogleraar bestuurskunde en toen voorzitter van de Vereniging voor Bestuurskunde, of ik besprekingen wilde schrijven voor platform O(verheid). Zijn redenering was dat ik weliswaar met pensioen was maar dat ik – liever dan achter de geraniums te zitten – nog wel wat inhoudelijk werk zou willen doen. Hij had gelijk.
Veel richtlijnen waren er niet: als het maar relevantie voor het openbaar bestuur had. Dat was heerlijk vaag en ik heb daar ook gretig gebruik van gemaakt. Mijn eerste bijdrage aan platform O verscheen in november 2015 en ging, hoe kan het anders, over een brief van toenmalig minister van Veiligheid en Justitie Ard van der Steur aan de Tweede Kamer over de vorming van de Nationale Politie. Vergeleken met mijn meer recente bijdragen was het een behoorlijk braaf verhaal. Niet te veel woorden en toch vooral recht-toe-recht.
Geleidelijk ben ik me vrijer gaan voelen. Vrijer om het aantal woorden naar mijn hand te zetten; meer en meer. Vrijer ook om een persoonlijk tintje aan besprekingen te geven en dat ook eerlijk te melden. Bijvoorbeeld als ik werk besprak van een bevriend politiewetenschapper (Paul Ponsaers), een studievriend (Herman Vuijsje), van mijn promotor (Uri Rosenthal) of van een auteur waar ik een band mee op heb gebouwd door het bespreken van zijn publicaties op dit platform (Hans Werdmölder). Want dat gebeurde, tot mijn niet geringe verbazing. Meer en meer ontwikkelden mijn besprekingen zich gaandeweg tot een soort mini-essays over een publicatie: ruimer dan alleen de publicatie en ook persoonlijker. En er kwamen reacties op die mini-essays!
‘Als auteur van vooral serieus wetenschappelijk werk was ik weinig feedback gewend’
Als auteur van vooral serieus wetenschappelijk werk was ik weinig feedback gewend. Hoogstens de – soms gewaardeerde maar soms ook gehate – feedback van eigenwijze reviewers. Maar op mijn besprekingen op platform O kwamen reacties! Zo kwam ik weer in contact met studiegenoot Hans Wilmink. Beatrice de Graaf reageerde enthousiast op mijn bespreking van haar boekje Crisis. En zo waren er, van bekenden en onbekenden, veel meer reacties. Dat motiveert, merkte ik.
Soms zag ik ook discussie ontstaan naar aanleiding van een bespreking. Of lezers meldden dat ze een boek snel gingen lezen. En daar gaat het bij platform O natuurlijk om. Professionals binnen het openbaar bestuur, die druk zijn met hun dagelijkse werk, willen toch graag geattendeerd worden op voor hen misschien relevante publicaties. Zelf hebben ze de tijd niet om daar achteraan te gaan. Dan is het ideaal (hoop ik) dat een gepensioneerde, die daar wel tijd voor heeft ‘de markt verkent’. Dat werk voor hen doet. Begrijp me goed, ik ben natuurlijk maar één van de auteurs op platform O en dat is goed ook. Lang niet alles dat ik interessant vind, zal anderen interesseren. Maar de reacties laten zien dat er wel degelijk af en toe voor sommigen (vol)treffers zijn. Daar doe je het voor, zou ik bijna zeggen.
Maar, er is meer. Ik vind het ook zelf leuk. Zeker; anders had ik de honderdste bespreking nooit gehaald. Het is soms namelijk best een investering. Als je een boek over parlementaire geschiedenis van (de mij dierbare) Joop van den Berg bespreekt, dan moet je wel een ruime 900 pagina’s lezen[1]. Want dat is voor mij een heilig principe: als ik een boek bespreek, dan lees ik het van kaft tot kaft. Ook of misschien wel juist als ik niet positief over het boek ben. Dat valt overigens best wel mee. Als ik terugkijk dan ben ik in vrijwel alle gevallen (gematigd) positief over de besproken publicaties. Met kritische kanttekeningen. Maar dat is een bespreker eigen. Ik heb het nooit als mijn doel gezien om publicaties ‘lekker’ de grond in te schrijven. Een enkele keer werd ik, al lezend, toch boos. Bijvoorbeeld over een boek waarin de teneur was dat het met de rol van de Nederlandse politie in de Tweede Wereldoorlog toch wel meeviel. Er waren immers ook heel goede politiemensen geweest[2].
‘Ik heb min of meer intuïtief gekozen voor wat op mijn pad kwam en wel interessant leek’
Dat ik meestal positief ben over de besproken boeken heeft ook iets te maken met de onbegrensde vrijheid die ik van de redactie heb gekregen om zelf te kiezen wat ik ging bespreken. Over die keuze is nooit enige discussie geweest en ik ben daar zeer erkentelijk voor. Soms heb ik ‘relevantie voor het openbaar bestuur’ misschien ook wel een beetje opgerekt. Ook dat leidde nooit tot commentaar of vragen.
Maakte ik een weloverwogen keuze, op basis van duidelijke criteria, uit het overweldigende aanbod aan publicaties? Nee, integendeel. Ik heb min of meer intuïtief gekozen voor wat op mijn pad kwam en wel interessant leek. Natuurlijk is de kern van mijn expertises, achteraf, goed herkenbaar. Veel van mijn besprekingen, maar lang niet allemaal, gaan over terreinen als politie en justitie, handhaving en controle, crisisbeheersing, lokaal bestuur, burgemeesters, politieke (auto)biografieën, etc. Maar ook voor heel andere thema’s was er soms ruimte. Ik ben en blijf een beetje een inhoudelijke omnivoor en geniet van de vrijheid die me geboden wordt.
Soms was er sprake van een serie besprekingen van opeenvolgende publicaties. Bijvoorbeeld van de jaarlijkse ‘crisis-boeken’ van Menno van Duin en Vina Wijkhuijs en van een aantal Covid-19-publicaties. Ook sommige productieve auteurs kwamen herhaaldelijk aan de orde – Paul Ponsaers en Hans Werdmölder in het bijzonder – omdat ik hun werk interessant vind en volg. Wat ik een beetje vermeden heb, is het nogmaals bespreken van publicaties die overal al besproken werden. Dat voegt voor de geïnteresseerde lezer weinig toe en het suggereert een competitie met andere recensenten waar ik geen enkele behoefte aan heb.
‘Wat ik een beetje vermeden heb, is het nogmaals bespreken van publicaties die overal al besproken werden’
Voor mijzelf heeft dit project een forse disciplinerende werking gehad. In twee opzichten. Allereerst heeft het mij gedwongen om boeken te lezen en uit te lezen (zie boven) die ik anders misschien niet had (uit)gelezen. Zware kost voor een gepensioneerde die niets meer hoeft. Des te nuttiger, dit disciplinerende effect.
Het andere disciplinerende effect is dat het mij gedwongen heeft te lezen en door te lezen. Ik behoor (helaas) niet tot diegenen die in een avond (en een deel van een nacht) een wetenschappelijke studie van honderden pagina’s uitlezen en het (de inhoud!) nog kunnen navertellen ook. Ik lees relatief langzaam en het integraal lezen van al deze boeken, tijdschriften en rapporten heeft me dus behoorlijk veel tijd gekost. Uitgaande van een gemiddelde omvang van een publicatie van 250 bladzijden, heb ik voor platform O iets van 25.000 pagina’s gelezen. Langzaam lezen of niet toch is het resultaat dat ik sinds november 2015 ongeveer iedere maand een bespreking heb gepubliceerd. Dat stemt tot tevredenheid en – mag ik het zeggen – ook wel tot enige trots.
Honderd is een mooi aantal om te stoppen. Ik zal die verleiding toch nog maar even weerstaan. De tweehonderd zal ik echt niet halen. Dan moet ik wel erg lang doorgaan, gezien mijn leeftijd. Maar voorlopig wil ik nog wel wat bijdragen aan dit platform. Tot ik er zelf een keer genoeg van heb of tot de redactie vindt dat het nu wel mooi geweest is.
Voetnoten
[1] https://platformoverheid.nl/parlementair-werk-door-de-jaren-heen/.
[2] https://platformoverheid.nl/hoe-grijs-kun-je-het-maken/.
Geef een reactie