Provincies en regio’s staan rond allerlei duurzaamheidstransities aan de lat: denk aan stikstof, windmolens, waterkwaliteit en natuurbeheer. Er zijn plannen te over, maar zoals Mike Tyson al zei: ‘Everybody has a plan, until they get hit’. In Nederland begint crisis angstig veel te lijken op het ‘nieuwe normaal’. Kunnen de regio’s deze duurzaamheidstransitie in crisistijd wel aan? De stresstest die Covid-19 was, doet vermoeden van niet. Die crisis doorstond de regio niet goed.
Je kunt het zeker geen activistische partij noemen, toch doet de Nederlandsche Bank in mei 2020 een opmerkelijke oproep voor de aanpak van de Covid-19: ‘De coronacrisis die diepe sporen achterlaat in de wereldeconomie biedt een uitgelezen kans om de transitie naar een klimaatneutrale economie te versnellen en te combineren met economisch duurzaam herstel.[1]’ In deze oproep stond de Nederlandsche Bank zeker niet alleen: bedrijven, maatschappelijke organisaties, wetenschappers en kennisinstellingen zien de crisis als een uitgelezen kans om het verduurzamingsproces te versnellen. Maar is de regio, waar veel van deze processen moeten plaatsvinden, bestuurlijk in staat om van een crisis een kans te maken en Covid-19 aan te grijpen voor versnelde verduurzaming?
Een nationale oproep zonder regionaal antwoord
Provincies en regio’s ontwikkelden tijdens Covid-19 plannen om ‘sterker uit de crisis’ te komen, maar toch zetten zij in de praktijk vooral in op stabiliteit. Daarover is bijvoorbeeld provincie Gelderland duidelijk: ‘De manier waarop we opereren is in de kern te omschrijven als het doen van ons “normale werk” in een totaal gewijzigde situatie. Daarbij creëren we met elkaar juist rust en ruimte als we ons beheersen in het bouwen van nieuwe samenwerkingsconstructies bovenop de al bestaande.’[2] Het gaat dan vaak om beperkte investeringen van enkele miljoenen, gericht op het behalen van bestaande doelstellingen op het gebied van digitalisering, arbeidsmarkt, ondersteuning van zwaar getroffen sectoren en zorg. Versnelde verduurzaming speelt nauwelijks een rol.
‘De regio kijkt, zoals iedereen in Nederland, naar Den Haag’
Ook de regionale uitvoerende organisaties rond de Regionale Energiestrategieën (RES), de Regionale Ontwikkelingsmaatschappijen (ROM) en de regionale economische agenda’s richten zich vooral op het ‘normale werk in een totaal gewijzigde situatie’. Uit de reacties en nieuwsbrieven van het Nationaal Programma RES blijkt de RES vooral bezorgd dat ze door Covid-19 hun Haagse deadlines niet halen. De ROM’s krijgen de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de corona-overbruggingsregeling voor start-ups, scale-ups en innovatieve mkb’ers boven op hun normale werk, maar veranderen de rest van hun programma niet.
De macht van de penningmeester
Net zoals eigenlijk iedereen in Nederland, kijkt de regio naar Den Haag. Grotere ambities vragen om meer middelen, die daar misschien losgepeuterd kunnen worden. De middelen van de regio verbleken immers bij die van het Nationaal Groeifonds (20 miljard) en de EU Recovery and Resilience Facility (6 miljard). Daarom ontwikkelt de regio, zoals het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag (MRDH) allerlei voorstellen.[3]+[4] Ook individueel kloppen gemeenten en provincies direct na de aankondiging van het Europese fonds in mei 2020 aan bij het rijk. Het rijk houdt dan de boot echter af tot een nieuw kabinet geformeerd is.
‘Provincies in Oost-Nederland zijn verbolgen over het uitblijven van financiering’
Een brede consultatie over de besteding van de gelden waarin ook de regio meegenomen wordt (tevens een eis van de EU), komt er niet vanwege een ‘krap tijdspad’ waardoor volgens het kabinet ‘geen mogelijkheid [is] tot een brede maatschappelijke uitvraag’.[5] De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) laat weten dat ‘voorstellen zonder betrokkenheid van de decentrale overheden [zijn] opgesteld en maandenlang vertrouwelijk geweest[6]’. Van het IPO-Herstelplan is niets meer vernomen. ‘Kaltgestellt’, weten insiders.[7] Het geld wordt gebruikt om bestaande plannen van het rijk te financieren en anderhalf jaar later na de openstelling van de regio dient Nederland, als laatste EU-land, een voorstel in. Het wachten was voor niets.
De regio krijgt ook weinig vat op het Nationaal Groeifonds. Hoewel steden, provincies en regio’s allerlei plannen indienen. Na de eerste ronde zijn met name de provincies in Oost-Nederland verbolgen over het uitblijven van financiering via het groeifonds.[8] De tweede ronde begint met een open call en ongeveer de helft van de ruim 240 ingediende plannen richt zich op de regio (specifieke steden of provincies), maar ook hier nemen de ministeries wederom de leiding door voorstellen samen te voegen tot grote, nationale voorstellen en consortia. Weer vissen de specifieke regioplannen achter het net.
De zwakte van de regio
Om verschillende redenen bleek het dus lastig voor de regio om de crisis als kans aan te grijpen. Overvallen door de crisis en niet bij machte om anders te handelen, viel de regio terug op bestaande netwerken en doelen, richtte ze zich op het zo goed mogelijk uitvoeren van de gegeven taken en had ze te weinig eigen middelen en bestuurskracht om een andere koers in te slaan. Voor meer proactief en kansgedreven handelen bleek de regio afhankelijk van het rijk dat, mede door publieke druk, de volledige rol van publieke crisismanager naar zich toetrok, de controle over herstelgelden niet wilde delen en te traag was met de uitwerking.
‘Krijgen we bij nieuwe crises dezelfde dynamiek als bij Covid-19?’
Dit geldt als een waarschuwing voor het delegeren van nationale transitiedoelen naar de regio. Want laten we wel wezen: dat de stikstof-, energie- en woontransities te maken krijgen met onverwachte crises valt volledig te verwachten. Krijgen we dan dezelfde dynamiek die we bij Covid zagen: alle ballen op Den Haag dat vervolgens nieuwe maatregelen aankondigt met een rol voor de regio, maar deze vervolgens zo traag uitwerkt dat de regio’s in de knel komen?[9] Regio’s kunnen niet goed functioneren als uitvoerder, omdat het rijk de kaders bepaalt en deze voortdurend bijstelt, maar regio’s zijn ook niet in staat om zelfstandig op te treden.
‘Groen uit de crisis komen’ is maar één van de vele voorbeelden van het delegeren van verantwoordelijkheden maar niet van middelen. En van vertragingen bij het opstellen van nationale kaders voor lagere overheden. Zoals zelfhulp-goeroe Steven Covey het zou zeggen: wederzijdse afhankelijkheid is de overtreffende stap van onafhankelijkheid en niet van afhankelijkheid. Wil de regio écht een belangrijke rol vervullen en crisisbestendig kunnen handelen om Nederland duurzamer te maken, dan zal ze ook écht onafhankelijker moeten kunnen functioneren.
Voetnoten
[1] DNB (28 mei 2020), “DNB roept op tot groen herstel uit de Coronacrisis”
[2] Provincie Gelderland 19 mei 2020, Statenbrief: Provinciale aanpak Covid-19
[3] IPO (sept 2020): “Herstel Regionale Economie
[4] FD (29 nov 2020): “Grote steden buitelen over elkaar heen voor miljarden uit Nationaal Groeifonds”
[5] Reconstructie EU Herstelfonds follow the money, 26 feb 2022, “Het stiekeme Nederlandse selectieproces voor de EU-herstelmiljarden”
[6] VNG (16 november 2021), Kabinet gaat plan maken voor bijdrage uit EU-herstelfonds
[7] Hans Bakker (13 december 2021): “Het omkatten van 6 miljard EU-subsidie”, Binnenlands Bestuur
[8] De Stentor (4 juni 2021): “Groeifonds laat Oost-Nederland links liggen: ‘bizar’”
[9] Binnenlands Bestuur (16 januari, 2022), “Regionale aanpak coronacrisis blijkt een droom”.
Geef een reactie