Het is druk op de Noordzee: partijen uit de scheepvaart, visserij, zandwinning, olie- en gaswinning maken er allemaal gebruik van. Daar komen steeds meer partijen bij die windenergie winnen: het regeerakkoord bevat het plan om het aanbod van kavels voor windenergie op zee te vergoten. Dat biedt meer mogelijkheden tot synergiën tussen sectoren, maar kan ook leiden tot (nieuwe) spanningsvelden tussen gebruikers en hun claims op de ruimte. Hoe kan energiewinning in de Noordzee gepaard gaan met ecologische versterking? Hoe kan de visserijsector een gezonde, duurzame toekomst blijven houden bij toenemende energiewinning in de Noordzee? Hoe kunnen wind- en gassector kansen tot synergie benutten? En onder welke maatschappelijke randvoorwaarden?
Tijdens de tweede bijeenkomst van de Rijkshub U.lab van het Overlegorgaan Infrastructuur en Milieu (OIM) onderzochten we het ‘North Sea Energy Lab’, dat zich richt op de ontwikkeling van de Noordzee als duurzame energiebron. Het lab stimuleert en ondersteunt maatschappelijke innovaties die hiervoor nodig zijn. Het lab is een programmaonderdeel van de Topsector Energie en heeft verschillende belanghebbenden betrokken in een proces dat is vorm gegeven op basis van theorie U.
In het OIM is de rijksoverheid voor het Noordzeebeleid in gesprek met vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en met sectoren die de Noordzee gebruiken. De gesprekken hebben veelal de vorm van raadpleging van stakeholders. Het OIM is voornemens ook gebruik te gaan maken een social lab als manier om cocreatie te faciliteren, in aanvulling op de raadpleging van stakeholders. De inzichten en ervaringen uit het ‘North Sea Energy Lab’ bieden daarvoor aanknopingspunten.
Voor het ‘North Sea Energy Lab’ lab, dat is gestart in oktober 2016, werden mensen uitgenodigd uit de bovengenoemde sectoren. Met elkaar gingen ze op reis. De deelnemers namen dialoog-interviews af, gingen op leer-expedities, deden een leiderschapstweedaagse en bouwden prototypes. Ze volgden daarbij de in theorie U onderscheiden fasen co-initiating, co-sensing, co-presencing, co-creating en co-evolving.‘Je merkt dat er met verloop van tijd dingen veranderen in de groep’, vertelt Frans van der Loo, die bij het lab betrokken was. ‘Er bestonden bij de windmensen allerlei beelden over de vissers, maar eigenlijk hadden ze nooit echt met vissers gesproken. De vissers die van zichzelf het beeld hadden dat ze in het verdomhoekje zaten, merkten dat er écht naar ze geluisterd werd, en dat ze konden meepraten.’ Er trad bij bouw- en energiebedrijven een perspectiefwisseling op van ‘alles vanuit wind bekijken’, naar ‘het oppeppen van de ecologie van de Noordzee is ook belangrijk’ en de overtuiging: ‘we moeten samen oplossingen vinden’.
Die oplossingen werden bijvoorbeeld voor de wind- en visserijsector langs vier lijnen onderzocht: verdelen, combineren, innoveren en compenseren. Is de ruimte zo te verdelen dat windparken op andere plekken kunnen komen, dan de plekken waar de vissers zitten? Kunnen we zaken combineren en windparken zo inrichten dat vissers er nog door kunnen? Innoveren betekent onderzoek doen naar nieuwe functies zoals aquacultuur in windparken of nieuwe vormen van dienstverlening door vissers. Kijkend vanuit het belang van de visserij. Dit perspectief is ook relevant voor compensatie: stel dat windenergie op zee tot grote winsten leidt, kan een deel van dat geld dan ook naar de visserij gaan?
‘Een social lab is een goede manier om een plek te creëren waar mensen nieuwe aanpakken kunnen bouwen’
Tot nu toe ging het in het Rijkshub vooral over persoonlijke ontwikkeling en luistervaardigheden. Nu ging het ook over de ontwikkeling van beleid: energiesystemen en de verschillende belangen en perspectieven daarbij. Dat dwong de deelnemers om zelf opvattingen te hebben. ‘Wat me opvalt in uw verhaal is dat u de ontwikkeling van windenergie op zee als uitgangspunt neemt. En dat geen windenergie op zee ontwikkelen, bijvoorbeeld als gevolg van de sterke opkomst van zonne-energie, helemaal geen optie meer is,’ reageerde iemand. ‘We moeten ook het gesprek blijven voeren over de plek van ‘wind op zee’ in de hele energietransitie,’ zei Frans. ‘Het is allebei nodig om de klimaatdoelen te bereiken: energie uit zon en wind.’
Topdown
Voor het North Sea Energy Lab is de ontwikkeling van windenergie op zee inderdaad een gegeven. Het lab wil ervoor zorgen dat hiervoor ‘alle stoplichten op groen blijven staan’, zo blijkt uit de factsheet. Maar heeft een opdrachtgever of initiatiefnemer van een innovatielab niet altijd vanaf de start een eigen doelstelling of ideaal? Een volledig open zoektocht is een theoretische notie, er zijn altijd bestaande belangen en doelen. Het gaat vooral om de manier waarop tijdens het proces ook de eigen aannames en doelstellingen worden onderzocht, naast de ideeën, doelen en opvattingen van anderen. Om vervolgens samen iets te maken waarvan meerdere partijen zich eigenaar voelen, en waarover ze kunnen meebepalen. Het lab heeft dan ook veel tijd en aandacht besteed aan de thema’s ‘co-eigenaarschap’ en ‘co-governance’.
Het ging daarbij onder meer over de vraag of we in Nederland doorgaan met het topdown uitrollen van windparken op zee, of dat we groepen als (kust)bewoners, vissers en inwoners van Nederland echt laten participeren, ook financieel. Daarbij zou de huidige tendersystematiek en kostenmodellen (focus op kostprijs) moeten worden aangepast naar benaderingen die ook een plaats geven aan maatschappelijke meerwaarde en nieuwe vormen van governance. Een aantal partijen binnen het ‘North Sea Energy Lab’ heeft eind september 2017 een zienswijze ingediend op de tendercriteria voor ‘wind op zee’. Ze bepleiten een verbreding van de criteria voor beoordeling van windparkconsortia en vragen aandacht voor aspecten van natuurherstel en -versterking in ‘wind op zee’, via onderzoek en monitoring, en voor het stimuleren van (financiële) participatie in ‘wind op zee’ door burgers en bedrijven.
Meervoudig ruimtegebruik vraagt om een integrale blik, participatie, maatschappelijke waardecreatie en nieuwe aanpakken. Een social lab blijkt een goede manier om een plek te creëren waar mensen vrijuit en creatief met elkaar kunnen denken en nieuwe aanpakken kunnen bouwen. Dit in tegenstelling tot een meer formele setting die eerder leidt tot een onderhandelingsmodus. De positionering van een dergelijk lab is daarbij geen sinecure: enige afstand tot het beleidsproces schept ruimte, maar teveel afstand maakt een lab mogelijk irrelevant voor beleidsmakers, met te weinig doorwerking van de uitkomsten naar nationaal beleid. Het OIM zou daarin een brugfunctie kunnen vervullen, mede op basis van een wettelijke bevoegdheid tot advisering van bewindspersonen en ambtelijke top. Dat maakt het interessant om de samenwerkings-mogelijkheden tussen het OIM en bestaande of voorgenomen social labs verder te onderzoeken.
Geef een reactie