Lokale focus en schaalvergroting. Dat zijn de trends in het openbaar bestuur van de afgelopen tien jaar. Lokale partijen doen het goed en leveren zelfs de meeste wethouders. Taken zijn vanuit het rijk gedecentraliseerd naar gemeenten en tegelijkertijd zijn er steeds meer grote steden en minder gemeenten. Dat blijkt uit de Staat van het Bestuur 2016 , een tweejaarlijkse trendrapportage waarin feiten en cijfers over de bestuurlijke en financiële ontwikkelingen in het decentraal bestuur centraal staan.
Er doen steeds meer partijen mee aan verkiezingen, en er zijn ook meer lokale partijen; al enige verkiezingen op rij hebben lokale partijen cumulatief het grootst aantal zetels op gemeentelijk niveau. En zij leveren zelfs de meeste wethouders (30 procent); dit vertaalt zich echter nog niet in de hoeveelheid burgemeesters van lokale signatuur.
Deze lokale focus is ook te zien in het organiseren van taken dichter bij de burger. Door decentralisaties van taken, vooral op het sociaal domein, kunnen gemeenten meer maatwerk leveren en beter inspelen op de regionale context en behoeften van hun inwoners. Ook burgers hebben zo een grotere invloed op de concrete voorzieningen in hun gemeente; en dat sluit aan bij de behoeften die leven in de samenleving, want we zien ook dat burgers van de overheid verwachten dat zij aansluit bij lokale en regionale initiatieven van mensen.
Grotere steden
Gelijktijdig met het organiseren van een grotere nabijheid bij burgers bestaat de trend naar schaalvergroting. Bevolkingsgroei concentreert zich vooral in de steden; opvallend is dat de relatieve omvang van de vier grootste gemeenten kleiner geworden is, er zijn dus steeds meer grotere steden. In 2006 woonden er gemiddeld ruim 35.000 inwoners in een gemeente, in 2016 ruim 43.000; een stijging van 18 procent. Dit komt ook door de vele gemeentelijke herindelingen die veelal vanuit onderop worden geïnitieerd, om grotere bestuurskracht te realiseren. In 2006 kende Nederland 458 gemeenten, dat zijn er nu nog 388. Schaalvergroting betekent niet dat inwoners hiermee op afstand komen te staan; zo heeft de gemeente Súdwest-Fryslan ingezet op dorps- en kernenbeleid, waarbij de 74 kernen ieder een wethouder of ambtelijke dorpscoördinator hebben.
Gemeenten werken ook steeds meer samen. Een gemiddelde gemeente neemt deel aan 16 samenwerkingsverbanden, met in totaal 47 verschillende partners. In 2016 zijn 16 gemeenten ambtelijk gefuseerd; in 2010 waren dit er 2 en in 2006 kenden we het fenomeen nog niet. En deze toegenomen samenwerking bevalt, want betrokkenen beoordelen de bestuurlijke verhoudingen in 2016 beter dan tien jaar geleden en interbestuurlijke samenwerking krijgt van betrokken partijen in 2016 het hoogste rapportcijfer van het afgelopen decennium.
Meer vrouwen
Gemeenteraden en colleges van burgemeester en wethouders zijn nog steeds vooral hoogopgeleid, man en met een Nederlandse achtergrond. Ter vergelijking: 87 procent van de raadsleden heeft een Nederlandse achtergrond ten opzichte van 78 procent van de totale Nederlandse bevolking, en van de raadsleden heeft 67 procent universitair of hoger beroepsonderwijs afgerond ten opzichte van 29 procent van de totale Nederlandse bevolking.
Gemiddeld zijn raadsleden, wethouders en burgemeesters tussen de 52 en 57 jaar. Bij de grotere steden is een diverse samenstelling zichtbaar, met onder andere jongere en van buiten de raad afkomstige wethouders. En in gemeenten met meer dan 100.000 inwoners zijn de raadsleden gemiddeld ruim 5 jaar jonger dan in andere gemeenten.
In grote gemeenten zitten meer vrouwen in de raad. Het aandeel vrouwelijke burgemeesters stijgt vooral in (middel)grotere gemeenten, maar juist bij de grootste gemeenten is het aandeel weer kleiner. Als gekeken wordt naar het aandeel vrouwelijke burgemeesters per provincie, dan valt op dat Noord-Holland (35 procent) en Limburg (30 procent) afgelopen jaar koplopers zijn en dat Drenthe met geen enkele vrouwelijke burgemeester in 2016 achterblijft.
Geef een reactie