Het deels biografische en deels autobiografische Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers schetst een interessante inkijk in de carrière van Ruud Lubbers, meent Lex Cachet, die het werk bespreekt op platform O. Het werk heeft bij vlagen een verbazingwekkend hoge actualiteitswaarde.
Ruud Lubbers – minister van Economische Zaken in het kabinet Den Uyl (1973 – 1978), fractievoorzitter van het CDA-in-wording (1977 – 1982) en minister-president (1982 – 1994) – was niet alleen Nederlands langstzittende premier tot nu toe. Lubbers was ook in menig opzicht een raadsel. Een succesvolle jonge ondernemer die zich toch liet verleiden de politiek in te gaan. Een fractievoorzitter die een grote, maar sterk verdeelde fractie bijeen wist te houden maar daar zelf zichtbaar mee worstelde. Een minister-president die als geen andere het onverzoenlijke toch wist te verzoenen. Onnavolgbare, maar houdbare, compromissen en wollig taalgebruik waren daarbij belangrijke instrumenten. Maar ook een minister-president die zijn eigen opvolging grondig verprutste. Wie was Ruud Lubbers eigenlijk?
Haagse jaren
De eerder verschenen Persoonlijke herinneringen van Lubbers (2018) gaven op die vraag nauwelijks een bevredigend antwoord.[1] Haagse jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers (2020) van Theo Brinkel komt daarentegen veel verder in die richting.[2] Dat kan ook haast niet anders. Het boek is een wat wonderlijke mix van biografie en autobiografie. Als biograaf heeft Brinkel het voordeel dat hij Lubbers van dichtbij mee heeft gemaakt, in zijn tijd als medewerker van het Wetenschappelijk Instituut voor het CDA. Zijn verbindende teksten zijn nuttig. Ze zorgen voor voldoende historisch context. Maar de harde kern van het boek bestaat uit autobiografische teksten van Lubbers zelf. Teksten die soms zo openhartig zijn dat Lubbers er uiteindelijk toch van afzag dit boek in 1995 (!) te laten publiceren. Zeker toen leek publicatie te veel schade op te kunnen leveren voor nog levende (en actieve) personen (p.17). Nu, zoveel jaar later, geldt dat veel minder en lezen negatieve of kritische recensies meer als ‘petit histoires’ uit een recent verleden dan als actuele bedreigingen. Tijdgenoten die nog wel in leven zijn – Van Agt, Wiegel, Brinkman, Ruding e.a. – zijn zeker niet meer (politiek) actief. Maar recente ontwikkelingen en strubbelingen binnen het CDA – niet in de laatste plaats het vertrek van Omtzigt en Van Agt – geven het boek opeens weer actuele relevantie. De zoveelste worsteling van het CDA met zichzelf past wonderwel bij het beeld dat Lubbers van een andere periode in de partijgeschiedenis schetst.
‘Het idee dat Lubbers een technocraat zou zijn, strijdt met zijn zelfbeeld’
Lubbers profileert zich in het autobiografische deel van het boek – verreweg het grootste deel – als progressiever, reflectiever en moralistischer dan zijn publieke imago. Hij neemt van dat imago zelf ook nadrukkelijk afstand (o.a. p.275). Het idee als zou hij een technocraat zijn, een pure pragmaticus of een visieloze makelaar, die onmogelijke compromissen toch mogelijk maakte, strijdt kennelijk met zijn zelfbeeld. Dat hij een behendige ‘broker’ was ontkent hij overigens niet. Maar hij benadrukt tegelijkertijd hoeveel belang hij hechtte aan maatschappelijke verandering en vooruitgang, aan christelijk-sociaal denken en natuurlijk ook aan het geloof. Wat het geloof betreft lijkt hij mee te bewegen met de ontwikkeling naar één CDA in plaats van drie grote christelijke middenpartijen. Hij stelt zich geleidelijk minder exclusief Rooms-Katholiek op en meer en meer als oecumenisch christen.
Veelzijdig politicus
Lubbers begint in het kabinet Den Uyl nadrukkelijk als vakminister – niet verbazend, gegeven zijn achtergrond – maar ontwikkelt zich in dat vechtkabinet al snel tot allround politicus. Zijn bewondering voor Den Uyl slaat even snel om in ergernis over diens voortdurende gedram. Lubbers levert uiteindelijk ook een belangrijke bijdrage aan de val van het kabinet. Tot zijn chagrijn keert hij vervolgens niet als minister terug in het kabinet Van Agt – Wiegel. Als fractievoorzitter worstelt hij die kabinetsperiode vervolgens met de verdeeldheid binnen het CDA-in-wording en in het bijzonder binnen de fractie.
‘Tijdens de kabinetten Lubbers wordt een halt toegeroepen aan de ongebreidelde groei van de verzorgingsstaat’
In 1982 beleeft hij zijn finest hour als het plotselinge vertrek van Van Agt (toen als premier) de weg voor hem vrijmaakt om premier te worden. Hij zal het ruim twaalf jaar blijven. In die periode van de drie kabinetten Lubbers – twee met de VVD en éen met de PvdA – worden vele ingrijpende beslissingen genomen. In tegenstelling tot tijdens de kabinetten Van Agt worden de overheidsfinanciën nu wel echt gesaneerd. Aan de ongebreidelde en onbetaalbaar wordende groei van de verzorgingsstaat wordt een halt toegeroepen. Onder meer door de WAO aan banden te leggen. Beroemd is Lubbers’ balanceer act inzake de maatschappelijk zeer omstreden plaatsing van kruisraketten in Nederland (die uiteindelijk echter niet doorgaat). Zelf is Lubbers vooral ook trots op het regelen van een aantal ethische kwesties, waaronder de euthanasiewetgeving.
Kritische zelfreflectie
Veel van deze grote kwesties zijn inmiddels ruimschoots beschreven. Zo lang is het allemaal wel geleden. Maar het is toch interessant om het nog eens terug te zien vanuit Lubbers’ eigen perspectief. Zijn grote verdienste in de autobiografische schetsen is dat hij zichzelf niet spaart. Hoewel hij soms zelfverzekerd – op het arrogante af – overkomt, laat hij ook zijn aarzelingen en twijfels zien en schroomt hij evenmin om aan te geven dat hij – achteraf gezien – soms verkeerde keuzen heeft gemaakt. Die kritische zelfreflectie geeft het boek een behoorlijk realiteitsgehalte.
‘Lubbers werd uiteindelijk de zoveelste sterke leider die er niet in slaagt zijn opvolging goed te regelen’
Omdat Lubbers kritisch naar zichzelf en anderen kan kijken, heeft dit boek bij vlagen ook een verbazingwekkend hoge actualiteitswaarde. Dat geldt bij voorbeeld voor zijn kritiek op de ‘Haagse kaasstolp’ (p.282) waar het veel te veel gaat ‘over overwinningen, nederlagen, punten scoren, persoonlijke elementen, uiterlijkheden’ en ‘daarin speelt de pers een grote rol’. Of lees elders, over de wekelijkse persconferentie van de MP (p.288): ‘De rol van de minister-president is in hoge mate bepaald door de communicatie naar het publiek. In het televisietijdperk heb je een vertrouwensrelatie nodig tussen de bevolking en de minister-president, het gevoel dat het land bij de laatste in goede handen is.’ De associatie met Ruttes persconferenties in coronatijd dringt zich welhaast vanzelf op. Dergelijke analytische en tijdloze doorkijkjes maken dit boek meer dan alleen maar een egodocument.
Griekse tragedie
Lubbers ‘Haagse jaren’ eindigen als een Griekse tragedie. Hij wordt de zoveelste sterke leider die er niet in slaagt zijn opvolging goed te regelen. ‘Kroonprins’ en fractievoorzitter Elco Brinkman wordt in 1993/ 1994 vermalen tussen een vertrekkende premier, die volgens sommigen de weg kwijt is, en een CDA-fractie die op ramkoers ligt met Lubbers’ derde kabinet. Lubbers Haagse carrière eindigt met een enorme verkiezingsnederlaag. Het eerste ‘paarse’ kabinet (Kok I) laat daarna zien dat regeren ook zonder het CDA kan.
Lubbers Europese ambities – voorzitter worden van de Europese Commissie – worden effectief door de Duitse kanselier Helmuth Kohl gesmoord. Het ergste moet dan nog komen – Lubbers gedwongen vertrek bij de UNHCR – maar dat valt ruim buiten het bestek van dit boek.
Al met al een boek dat ook anno 2021 de moeite van het lezen zeker waard is. Opnieuw een (auto)biografie van een hoofdrolspeler in een interessante periode in de Nederlandse politiek. Een beetje lang misschien, om niet te zeggen soms wat breedsprakig. Maar zelfs dat past wel bij de persoon Lubbers.
Noten
[1] Zie: https://platformoverheid.nl/artikel/wallage-en-lubbers/
[2] Theo Brekel, Haagse Jaren. De politieke memoires van Ruud Lubbers. Ambo | Anthos: 2020. 414 pagina’s.
Geef een reactie