Soms is een reactie even onthullend als de feiten zelf. Eerder schreef ik al over het aanvragen van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG). Een recordaantal van 1,2 miljoen organisaties bleek zo’n VOG te vereisen in 2018.
De aanvraag van een VOG zit best elegant in elkaar. De toekomstige werkgever moet een aanvraag klaarzetten door aan te geven wat de aard van de functie is. De sollicitant ontvangt dan bericht om een VOG aan te vragen. Als vertrouwde derde beoordeelt de overheid die en de uitslag gaat naar de sollicitant. Zo wordt een strafblad niet bekend, maar kan de werkgever toch selecteren op delicten relevant voor de functie.
Het idee achter deze overheidsdienst is dat wie zich eerder schuldig maakte aan bepaald crimineel gedrag dat ook in de toekomst eerder zal doen. Wie veel te hard heeft gereden kan daarom beter geen kinderen naar de voetbalclub rijden en wie eerder fraude pleegde is niet geschikt als penningmeester. Onderzoek – zo schreef het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum – bevestigt dit in het algemeen. Maar niet altijd. De voorspellende kracht verdwijnt naarmate het delict langer geleden is en varieert naar soort delict en de frequentie. In theorie kan een VOG dus effectief zijn mits daar rekening mee wordt gehouden. Al is het effect in de praktijk gering. Maar in elk geval moet daarvoor de aard van de functie bekend zijn.
‘Hoewel het niet de bedoeling is, kan een burger in de praktijk zelf een VOG aanvragen’
Logisch dus dat Sander Dekker (VVD), minister voor Rechtsbescherming, een motie ontraadde waarin werd voorgesteld burgers zelf een VOG te laten aanvragen. ‘Een vermelding van de precieze werkzaamheden door de werkgever is zeer relevant’, schreef hij op 21 mei.
Maar hoewel het niet de bedoeling is, kan een burger in de praktijk wel zelf een VOG aanvragen. In het digitale proces namelijk blijkt het mogelijk dat elk bedrijf met eHerkenning een aanvraag kan klaarzetten voor elk ander bedrijf. Hierop wees ik in een andere column met het verhaal van Max. Hij kwam terecht op een website die hem als sollicitant naar de functie vroeg. Daarmee zet de persoon achter de site een aanvraag klaar alsof hij de toekomstige werkgever is. Wat natuurlijk niet zo is. Het prijsverschil met het papieren proces maakt het mogelijk te claimen even duur te zijn als de gemeente en zo winst te maken.
Kamerlid Maarten Groothuizen (D66) stelde vragen. Hoe oordeelt minister Dekker over een verdienmodel gebaseerd op het ontwijken van deze stap, die hij juist daarvoor ‘zeer relevant’ noemde? De minister bevestigt de feiten, maar schrijft vervolgens dat hij het niet bezwaarlijk vindt.
Blijkbaar hangt het antwoord van de minister af van de vraag of zijn ministerie iets moet doen. Want wat op 21 mei nog maatschappelijk zeer relevant is en dus niet kan veranderen, kan enkele weken later zonder bezwaar worden ontweken als blijkt dat juist daarvoor iets moet gebeuren.
*Deze column verscheen oorspronkelijk in het Financieele Dagblad op 13 juli 2019.
Stichting Kafkabrigade verzorgt ook masterclasses over digitalisering en behoorlijk bestuur. Klik hier voor meer informatie.
Geef een reactie