De overheid en onderwijsinstellingen moeten meer maatwerk organiseren in het onderwijsaanbod voor volwassenen. Dat aanbod moet beter aansluiten bij de situatie van werkenden. Dat is de kern van het advies Leren en ontwikkelen tijdens de loopbaan: een advies over postinitieel leren dat de SER onlangs heeft uitgebracht aan minister Bussemaker van OCW.
De inhoudelijke aansluiting bij de beroepspraktijk kan en moet beter, aldus de SER: actueler, flexibeler, innovatiever en realistischer. Daarbij is het zaak om rekening te houden met wat werkenden al kennen en kunnen en de middelen en tijd die zij beschikbaar hebben. De SER denkt dan bijvoorbeeld aan het volgen van een opleiding in deelcertificaten, na het behalen van het diploma in de initiële fase. Ook het wegnemen van belemmeringen in wet- en regelgeving voor deze flexibilisering is van belang. De SER oppert meerdere instroommomenten en versnelde en flexibele trajecten.
De SER wil een actiever gebruik van het bestaande trekkingsrecht stimuleren door dit recht voor burgers beter bekend en persoonlijk inzichtelijk te maken. Het trekkingsrecht is een (bestaand) persoonlijk tegoed voor iedereen die het initiële onderwijs met een diploma verlaat en nog geen master heeft gedaan. Het is gebaseerd op het bekostigde onderwijs dat is benut gedurende de jeugdjaren, in de initiële fase. Mensen die op wat latere leeftijd een opleiding of deeltraject willen volgen kunnen gebruik maken van dit recht.
Positieve leercultuur
Een werkende is in toenemende mate verantwoordelijk voor de eigen duurzame inzetbaarheid (employability). Dit betekent dat hij ook moet beschikken over middelen om de benodigde scholing te kunnen bekostigen, naast het trekkingsrecht. De SER pleit daarom voor een ontwikkelrekening voor iedere werkende: een persoonsgebonden budget voor een zélf gekozen ontwikkeltraject. Dit budget kan iemand aanspreken als het trekkingsrecht op is. Op de ontwikkelrekening spaart een werkende fiscaal aantrekkelijk en staan tegoeden van werknemer en eventueel werkgever en/of
overheid en budgetten waar sociale partners afspraken over maken. Op die manier spaart een werkende dus voor loopbaanontwikkeling.
Kennisontwikkeling bij bedrijven, loopbaanoriëntatiecentra, trekkingsrechten en een ontwikkelrekening dragen bij aan een positieve leercultuur. Ook een landelijke overheidscampagne met positieve beelden en aansprekende rolmodellen moet volgens de SER de ontwikkeling van een positiever leercultuur in Nederland stimuleren. Daarnaast heeft informeel leren op de werkvloer een positief effect op de professionalisering van werknemers.
Het ontwikkelen van een positieve leercultuur begint bij bewustwording en bij het gesprek op de werkvloer. Werkgevers en werknemers moeten vaker met elkaar in gesprek over loopbaan- ontwikkeling. Instrumenten om een positieve leercultuur te versterken zijn volgens de SER onder andere een loopbaangesprek (‘APK’) en een Erkenning van verworven competenties (EVC). Het EVC is een valideringsinstrument dat elders of eerder verworven competenties in beeld brengt. De SER adviseert om hiervoor naast onderwijsstandaarden ook arbeidsmarktrelevante standaarden te ontwikkelen.
Meer lezen over onderwijs en de arbeidsmarkt? Lees het verslag van de dialoogtafel Modernisering van de arbeidsmarkt dat platform O in samenwerking met Publiek Denken organiseerde.
Geef een reactie