Bij de verkiezingen voor het Europees Parlement worden Europeanen geacht een beargumenteerde keuze te maken tussen de verschillende politieke partijen. Politici die een rol als Europarlementariër op zich nemen, leggen in een ideale wereld publieke verantwoording af over hun werk. Maar in de praktijk zijn zij hier nauwelijks toe in staat, concluderen Chris Aalberts en Mendeltje van Keulen op basis van hun onderzoek naar het werk van Nederlandse Europarlementariërs. In dit artikel geven zij vijf oorzaken. Ook schetsen zij drie oplossingsrichtingen.
De vijfjaarlijkse verkiezingen voor het Europees Parlement plaatsen kiezers voor een dilemma. Wie zijn de kandidaten, wat zijn hun plannen, in hoeverre kunnen zij die vanuit het Europees Parlement realiseren en wat waren de prestaties van hen of hun voorgangers? Het Europees Parlement is een harde wetgever van bindende Europese regels, maar die macht staat in schril contrast met de verantwoording van Europarlementariërs over hun werk. Hoe komt dat?
Een veelgehoorde verklaring is dat er weinig media-aandacht is voor het werk van Europarlementariërs. Zij gaan welwillend om met media-verzoeken maar krijgen er simpelweg heel weinig. De afgelopen jaren was het vooral Judith Sargentini (GroenLinks) die prominent in de pers verscheen met haar rapport over de democratie in Hongarije. Veel andere Nederlanders in Brussel bleven in de vergetelheid steken. Wie heeft gehoord van Olaf Stuger (PVV), Anja Hazekamp (PvdD) of Lambert van Nistelrooij (CDA)? Ze kwamen nauwelijks in de media en vrijwel niemand weet wat ze exact hebben gedaan. Europarlementariërs als Esther de Lange (CDA), Paul Tang (PvdA) en Sophie in ’t Veld (D66) zijn bekender, maar ook voor hun werk is de media-aandacht minimaal.
‘De gebrekkige verantwoording door Europarlementariërs kan niet alleen geweten worden aan het gebrek aan media-aandacht’
De gebrekkige verantwoording door Europarlementariërs kan echter niet alleen geweten worden aan het gebrek aan media-aandacht. We moeten een paar lagen dieper graven om te begrijpen waarom er een verantwoordingstekort is, waarom media nauwelijks aandacht besteden aan het Europees Parlement en waarom deze situatie structureel is. In ons onderzoek naar het werk van Nederlandse Europarlementariërs komen vijf redenen naar voren.
1. Gebrek aan kennis
Europarlementariërs zijn meer tijd kwijt met het uitleggen van de Europese Unie (EU), dan met het verantwoorden van hun werk. Burgers weten het verschil niet tussen het Europees Parlement en de Europese Raad en hebben uitleg nodig waarvoor het parlement nu eigenlijk verantwoordelijk is. Ze kunnen de verhalen over het werk van Europarlementariërs niet in de juiste context plaatsen en dus ook geen compleet beeld ontwikkelen van welk verschil een Europarlementariër precies heeft gemaakt. Zonder die elementaire basiskennis is verantwoording door Europarlementariërs een onmogelijke opgave.
2. Gebrek aan relevantie
Europese politiek mist vaak een direct zichtbare relevantie. Dossiers als internetvrijheid, de toetreding van Turkije en de interne markt zijn belangrijk, maar het effect van verschillende politieke keuzes is in het dagelijks leven nauwelijks zichtbaar. We zien dat er pas verantwoording is als Europarlementariërs een thema behandelen waarvan de relevantie wel meteen helder is, zoals Europarlementariërs die werken op het terrein van landbouw en visserij, beleidsterreinen die traditioneel sterk verbonden zijn met de EU. Deze beroepsgroepen weten ook dat Brussel voor hen relevant is: er spelen directe belangen. Voorbeelden zijn Annie Schreijer-Pierik (CDA) en Jan Huitema (VVD) die onder boeren een grote achterban hebben en Peter van Dalen (CU) die zijn achterban met het thema visserij bedient.
3. Te grote dossiers
Ten derde is verantwoording moeilijk omdat Europarlementariërs niet beslissen over losse maatregelen, maar over pakketten waarin een groot aantal regels tegelijk aan bod komen. De onderhandelingen gaan over meerdere maatregelen tegelijk. Burgers zijn juist geïnteresseerd in specifieke thema’s. Omdat meerdere thema’s tegelijk worden uitonderhandeld, is het eindresultaat voor Europarlementariërs slecht uit te leggen. Sommige punten worden immers door hen binnengehaald en andere niet, maar burgers kunnen alleen het totaaloordeel – de stemming – terugvinden.
4. Geen transparantie
Ten vierde wordt verantwoording bemoeilijkt omdat veel werk achter gesloten deuren plaatsvindt. Hoewel de debatten in Brussel en Straatsburg openbaar zijn, gebeurt het handwerk meestal daarbuiten. Denk aan de compromissen die binnen en tussen fracties moeten worden gesloten, maar ook de onderhandelingen tussen het Europees Parlement en de lidstaten. Het is de afgelopen jaren steeds vaker de regel geworden dat een rapporteur namens het Europees Parlement met de lidstaten onderhandelt in zogeheten trilogen. Die vergaderingen achter gesloten deuren zorgen ervoor dat veel Europese compromisvorming helemaal niet meer te reconstrueren is. De buitenwereld wordt slechts geconfronteerd met de uitkomst.
5. Compromisvorming
Tot slot is ook de compromisvorming een probleem. In trilogen wordt consensus tot stand gebracht tussen lidstaten en het Europees Parlement, waardoor de instellingen geen eigenstandige positie meer hebben. Europarlementariërs moeten zich bij stemmingen achter die consensus scharen. Het is moeilijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen de verschillende inbrengen van Europese instellingen en die van de actoren daarbinnen. Europarlementariërs kunnen weliswaar aangesproken worden op hoe ze stemmen, maar dat gebeurt vaak conform de uitkomsten van de onderhandelingen. Als Europarlementariërs zich te veel met die compromissen vereenzelvigen, is het voor burgers nog slechter te volgen welke verschillen er aanvankelijk bij de onderhandelingen waren.
Oplossingsrichtingen
Al met al is het veel te gemakkelijk om de media de schuld te geven van het feit dat burgers niet weten waar ze op moeten stemmen. Het probleem is gelaagder. Burgers missen de kennis van Europese politiek om deze goed te kunnen beoordelen, er zijn te weinig direct relevante thema’s, dossiers zijn te groot, er is te weinig transparantie en compromisvorming maakt prestaties op zichzelf slecht uit te leggen. Het is slecht voorstelbaar dat een opkomstcampagne of enkele televisiedebatten iets aan die situatie veranderen. Drie mogelijke oplossingsrichtingen liggen voor de hand.
Ten eerste missen burgers elementaire basiskennis over Europa. De EU wordt als een keuzevak gezien en kennisoverdracht is afhankelijk van de belangstelling van individuele docenten. Hoewel de eerste tekenen niet gunstig waren, zal de huidige curriculumherziening curriculum.nu daar verbetering in brengen. Basiskennis zal burgers meer dan nu in staat stellen hun Europarlementariërs scherper op hun werk te bevragen.
‘Burgers missen de kennis van Europese politiek om deze goed te kunnen beoordelen’
Ten tweede liggen er kansen in een heldere verbinding van het Europees Parlement met de nationale politiek. Nu is de betrokkenheid van Europarlementariërs aan het Binnenhof beperkt tot een ritueel plenair debat per jaar dat blijft hangen op macroniveau. Ook zijn er een handvol presentaties in vakcommissies. Tweede Kamerleden kunnen veel beter gebruik maken van de landen-informatie die rondgaat in het Europees Parlement. Europarlementariërs kunnen zich rekenschap geven van de nationale controlemogelijkheden die Kamerleden hebben en daar input voor aanleveren.
Ten derde moeten Europarlementariërs meer doen om inzicht te geven in de door hen gevoerde onderhandelingen, bijvoorbeeld in trilogen. Idealiter zouden deze afgeschaft moeten worden, maar zolang dat niet haalbaar is, kunnen Europarlementariërs zich er wel publiekelijk tegen uitspreken en actiever terugkoppelen wat hun eigen inbreng is geweest. Dat is in ieder geval een begin.
Pieter
Projecteindbaas zegt
Test
Rob Hoppe
emeritus hoogleraar (politicologie, bestuurskunde, beleidswetenschap) zegt
Een citaat uit dit stuk: “Ten derde moeten Europarlementariërs meer doen om inzicht te geven in de door hen gevoerde onderhandelingen, bijvoorbeeld in trilogen. Idealiter zouden deze afgeschaft moeten worden..” en wel omdat “ook de compromisvorming een probleem (is). In trilogen wordt consensus tot stand gebracht tussen lidstaten en het Europees Parlement, waardoor de instellingen geen eigenstandige positie meer hebben. Europarlementariërs moeten zich bij stemmingen achter die consensus scharen.”
Als zelfs deskundigen dit vinden, wordt de kern van democratische politiek bij het grof vuil gezet. Democratische politiek in een pluralistische samenleving of club zoals de EU vergt deliberatie, veranderende stellingnames en dus compromisvorming. Hoe kun je dat een ‘probleem’ noemen. Ook werkt het nu eenmaal zo dat er voorstellen worden gedaan door sommigen, waar anderen op reageren en door en dankzij die reacties ontstaat er een collectief standpunt. Dat geldt niet alleen voor de EU, maar ook voor nationale parlementen tot en met gemeenteraden en verenigingen. Het is pure illusie om te denken dat je dat voor burgers transparant kunt maken. Die heeft er noch de tijd, noch de interesse, noch de deskundigheid voor. (Herlees vooral Walter Lippmann’s Public Opinion en/of The Phantom Public (uit 1927! en nog steeds uiterst actueel). Zelfs parlementariërs zelf kunnen zelden precies reconstrueren hoe hun oorspronkelijke standpunten in de loop van een (vaak langdurig) proces van overleggen en onderhandelen evolueren naar een compromis. Alleen hun stemgedrag kunnen we zien, en dat is niet voor niets het belangrijkste ijkpunt voor verantwoording. Maar noch de pers, noch de burgers houden dat systematisch bij – hooguit actieve leden van politieke partijen die hun vertegenwoordigers actief volgen. En zo hoort het ook, natuurlijk.
Compromisvorming zelf een ‘probleem’ noemen is democratie de nek omdraaien. Als openbaar-bestuur ‘deskundigen’, bestuurders en journalisten dat maar vaak genoeg roepen, gaan burgers het nog geloven ook. Om vervolgens verstandige compromissen in te ruilen voor roekeloze ‘leiders’ die nog minder ’transparant’ zullen blijken…