In de sociaalwetenschappelijke methodologie wordt vaak betoogd dat het stellen van de juiste vragen zeker zo belangrijk is als het vinden van mooie antwoorden. Misschien klinkt dat inmiddels een beetje als een wat sleetse platitude. Dat het wel degelijk nog steeds een geldige stelling is, bewijst het onderzoek van Bantema cs. naar ‘Burgemeesters in cyberspace’.[1]
Vertrekpunt van hun onderzoek was een niet bepaald alledaagse vraag. De vraag namelijk of er zoiets bestaat als openbare orde in de digitale werkelijkheid, de virtuele wereld zoals die inmiddels bestaat naast en in verbinding met onze aloude fysieke werkelijkheid. En – zo luidt één van hun vervolgvragen – als er dan zoiets is als openbare orde in cyberspace, moet de orde daar dan ook gehandhaafd worden? Beschikken burgemeesters, die eerstverantwoordelijk zijn voor handhaving van de lokale openbare orde in de fysieke wereld, dan wel over instrumenten die geschikt zijn om ook in de virtuele wereld een vorm van openbare orde te handhaven? Intrigerende vragen, toch? Vragen ook die, bijna letterlijk, grensverleggend zijn.
‘Is er zoiets als openbare orde in de digitale werkelijkheid’
Toen ik, al weer een tijdje geleden, door een van de onderzoekers werd benaderd voor een interview was mijn eerste reactie ‘ ik weet iets van burgemeesters en hun taken en bevoegdheden maar hier weet ik niets van af’. ‘Dat zegt iedereen, die we benaderen’, was het weerwoord van de onderzoeker en juist daarom vinden we het zo een interessant onderwerp. Wie daar wat verder over nadenkt, komt al snel tot de conclusie dat hij gelijk heeft.
Sinds het uit de hand gelopen feestje in Haren – een tiener die een foutje maakte met haar Facebook uitnodiging voor een feestje triggerde ernstige wanordelijkheden – weten we dat (ook in Nederland) activiteiten in de zo abstract lijkende virtuele werkelijkheid hele reële consequenties in de alledaagse fysieke wereld kunnen hebben. Het lijkt welhaast een virtuele variant op het aloude Thomas Theorema: ‘Als mensen situaties als reel definiëren dan hebben ze reële consequenties.’
De ontwikkelingen in de virtuele wereld, cyberspace, gaan zo snel dat kennis en reflectie, laat staan wetgeving, ver achter blijven. De eerste reactie van veel respondenten in dit onderzoek – ‘ daar weet ik niets van’ – onderstreept hoezeer kennis en reflectie momenteel tekortschieten. Onbedoeld, maar zeker niet minder nuttig, krijgt het onderzoek daarmee iets van actie-onderzoek: het stimuleert de respondenten om over orde en ordehandhaving in cyberspace na te gaan denken.
Noodgedwongen heeft het onderzoek van Bantema cs. dus vooral een verkennende karakter. Het brengt juridisch en empirisch in beeld wat openbare orde is, in hoeverre het begrip toepasbaar is in cyberspace en hoe het wordt ervaren en gehanteerd door burgemeesters, als de eerstverantwoordelijke bestuurders.
Gebrek aan ervaring met orde in cyberspace – maar vooral weinig reflectie tot nu toe – leiden tot zeer diverse beelden en opvattingen. Brede consensus is er eigenlijk alleen over het feit dat, als er zoiets als openbare orde in cyberspace bestaat, ook die orde gehandhaafd moet worden. Terecht, want er zijn vele voorbeelden te geven dat wat er gebeurt in cyberspace – denk bijvoorbeeld aan sociale media gebruik – een directe weerslag kan hebben op de traditionele openbare orde. De virtuele wereld wordt, anders dan traditionele media, gekenmerkt door weinig of geen inhoudelijke controle en door vaak sterke en snelle mobiliserende effecten. ‘Haren’ is daar een voorbeeld van. Radicalisering en jihadisme een ander.
‘Als openbare orde in cyberspace bestaat, moet die ook gehandhaaft worden’
Gaandeweg klinken bij de geïnterviewde experts en burgemeesters twijfels door of orde in cyberspace wel primair een lokaal probleem is, dat door burgemeesters met bestuursrechtelijke middelen gehandhaafd moet worden. Is het niet eerder iets dat niet plaatsgebonden is – virtueel! – en dat dus landelijk door politie, OM en het strafrecht gehandhaafd dient te worden?
Duidelijk meningsverschil is er ook over de vraag of je orde in cyberspace met beschikbaar (bestuursrechtelijk) instrumentarium kunt en moet handhaven of met speciaal voor de virtuele wereld ontwikkeld instrumentarium. Waarover we momenteel dus nog niet kunnen beschikken.
Wie gelijk heeft in discussies over strafrecht versus bestuursrecht of over bestaand versus nieuw instrumentarium is, zeker voorlopig, niet zo belangrijk. Veel belangrijker is dat dit onderzoek het denken op gang brengt en stimuleert. Dat is hard nodig. Ontwikkelingen in de virtuele wereld gaan momenteel heel snel. Ze hebben zelden of nooit uitsluitend positieve consequenties en ze hebben meestal ook duidelijk aantoonbare gevolgen voor de fysieke werkelijkheid.
Of we een vorm van openbare orde moeten handhaven in cyberspace lijkt me inmiddels nauwelijks meer een vraag. We zullen wel moeten. Maar over wie dat dan gaat doen en met welke bestaande of nieuwe instrumenten, daarover wordt nog maar mondjesmaat nagedacht. Aan het verder op gang brengen van dat denken levert dit boek, ondanks een bescheiden omvang (150 pagina’s), een belangrijke bijdrage.
Footnotes
- [1] Bantema W, S.Twickler, S. Munneke, M.Duchateau en W. Stol, Burgemeesters in cyberspace. Handhaving van de openbare orde door bestuurlijke maatregelen in een digitale wereld. Apeldoorn: Politie & Wetenschap, 2018. Het boek is ook te downloaden vanaf de site van Politie & Wetenschap
Geef een reactie