Politieke middenpartijen worden al jarenlang steeds minder populair. Hoe heeft dat zover kunnen komen? Duco Hellema en Margriet van Lith bespreken die vraag in hun boek Dat hadden we nooit moeten doen. De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren negentig, hier besproken door Lex Cachet.
In een recente politieke peiling (februari 2022) staat de PvdA op 8 à 10 Kamerzetels. Het CDA scoort al even weinig zetels. Dagkoersen zou Mark Rutte zeggen. Maar het zijn wel dagkoersen die sinds lang niet meer verbazen. En dat op zich is verbazingwekkend. Tien jaar geleden, in 2012, had de PvdA 38 Kamerzetels en het CDA 13. Bij het CDA was de neergang toen al op gang gekomen. Nog eens tien jaar eerder, in 2002, was het CDA met 43 zetels (!) nog verreweg de grootste partij. Overigens had de PvdA toen ‘maar’ 23 zetels. Voor zover de gemeenteraadsverkiezingen van 16 maart 2022 een betrouwbare indicatie vormen – eigenlijk zeer beperkt – is het beeld niet wezenlijk anders. De PvdA blijft, een enkele uitzondering daargelaten, stabiel laag.[1] Het CDA verliest bijna 18 procent van haar raadszetels. Ook de VVD verliest; bijna 13 procent.
Fragmentatie en polarisatie
Nog maar een paar decennia geleden was het CDA zo groot dat een kabinet zonder die partij bijna ondenkbaar was. “We rule this country”, liet een CDA Kamerlid zich in die tijd ontvallen. Dom maar wel waar. De PvdA was dan wel wat kleiner dan het CDA maar ook nauwelijks uit het centrum van de macht weg te denken. Was het niet als regeringspartij dan wel als verreweg de grootste oppositiepartij. Toen er, na een jaar of tachtig, echt behoefte ontstond aan een kabinet zonder CDA was dat alleen maar mogelijk door een monsterverbond van PvdA en VVD, met als resultaat Paars I en II.
‘Met minimaal vier partijen regeren maakt het politieke bestaan er niet makkelijker op’
Hoe anders is de situatie nu. Anno 2020 wordt het Haagse politieke landschap getekend door fragmentatie en polarisatie. Het politieke midden werd en wordt nog steeds gevormd door PvdA, CDA en D66. Door de opkomst van (extreem) rechtse(re) partijen neemt de VVD feitelijk ook steeds meer een middenpositie in. Van die vier partijen zijn PvdA en CDA de laatste decennia gedecimeerd. De derde partij, D66, is bijna sinds de oprichting extreem volatiel, om het in beurstermen te formuleren. Alleen voor de VVD geldt dat de partij zich op een relatief hoog zetelaantal weet te handhaven. Overigens wel aanzienlijk lager dan de PvdA en vooral het CDA ooit; in een ver verleden.
Verbrokkeling
Terecht wordt veel geklaagd over de verbrokkeling van de Haagse politiek. Met minimaal vier partijen formeren en regeren maakt het politieke bestaan er niet makkelijker op. Zeker niet als de desbetreffende coalitie geen meerderheid heeft in de – steeds politieker opererende – Eerste Kamer. De bestuurskracht van een kabinet heeft daar zwaar onder te lijden. Een teloorgang van (sommige) middenpartijen blijft dus beslist niet zonder gevolgen. En dus is het de moeite waard hardop de vraag te stellen hoe het zover heeft kunnen komen.
Dat is precies wat Duco Hellema en Margriet van Lith ten aanzien van de Partij van de Arbeid doen in Dat hadden we nooit moeten doen.[2] Hun antwoord op die vraag levert een leesbaar en leerzaam boek op. Wat zij vooral laten zien, is dat het naïef is de neergang van de PvdA voornamelijk toe te schrijven aan het (neoliberale) VVD-PvdA kabinet Rutte II. Het tegendeel is het geval. De PvdA heeft al veel eerder de boot gemist. Natuurlijk bij de geruchtmakende ‘WAO-crisis’ ten tijde van Lubbers III (p.85). Maar ook – en lang bijna onopgemerkt – bij de drastische verzelfstandiging van de woningcorporaties (p.92).
Vervreemding
Sinds Lubbers III en de Paarse kabinetten heeft de PvdA zich steeds verder vervreemd van grote delen van de traditionele achterban door in te stemmen met neoliberaal beleid ten aanzien van sociale zekerheid, marktwerking en deregulering bij energie, wonen, zorg en openbaar vervoer en flexibilisering van de arbeidsmarkt (o.a. p.258). Noch de Derde Weg van Tony Blair en Helmuth Schmidt noch het afschudden van de ideologische veren door Kok sprak die achterban aan. Een nieuwe visie die wel aansprak werd niet ontwikkeld; vele pogingen en rapporten ten spijt. “Ideologische leegte”, noemde Wim Meijer het ooit (p. 209). Nieuwe achterbannen – de snelgroeiende middenklasse; “ook onze mensen” (p.222) – werden niet aangeboord of wel aangeboord maar niet vastgehouden; de eveneens snelgroeiende groep niet-westerse immigranten.
‘Het zo wenselijke evenwicht tussen markt en overheid is verstoord geraakt’
Hellema en Van Lith laten zien hoe een intern sterk verdeelde PvdA voortdurend met zichzelf worstelt en worstelde.[3] Zoekend naar een nieuwe koers in een snel veranderende, postindustriële samenleving. Opgeschoven naar het politieke midden waardoor de klassieke links-rechts tegenstelling snel aan belang inboette. Overweldigd ook, zo lijkt het, door het dominante neoliberale denken. Maar zonder daar tegenover een herkenbaar eigen geluid te laten horen.
Volgend of sturend
Het feit dat de PvdA zo weinig eigen visie heeft ontwikkeld op een gewenste ontwikkelingsrichting voor de moderne samenleving bleef niet zonder gevolgen. Het leidde ten tijde van Lubbers III en Paars I en II (kabinetten met de PvdA) tot aanzetten voor de extreme mate van marktwerking en deregulering op vrijwel elk terrein, waar we nu mee kampen. Het zo wenselijke, verstandige, evenwicht tussen markt en overheid is toen verstoord geraakt en nooit meer hersteld (p. 201 – 203; p. 236). Veel toenmalige voorstanders van marktwerking, privatisering en deregulering binnen de PvdA behoren achteraf dan ook tot de felste critici: De Boer, Meijer, Van der Ploeg, Netelenbos, Van Wijnbergen (p. 257 – 259).
Tegenover het inmiddels zo populaire linkse of rechtse populisme – waarin ‘de wil van het volk wet is’ – zouden juist middenpartijen een alternatief moeten bieden. Dat in de vorm van een aansprekende mens- en maatschappijvisie die bindt en richting geeft aan het politiek-bestuurlijke handelen; sturend in plaats van louter volgend.
Oogarts
Dergelijk gebrek aan visie is overigens zeker niet uniek voor de PvdA. Anno 2022 is ook het CDA wanhopig op zoek naar een nieuw profiel. De enige (midden)partij die vooralsnog wegkomt met het ontbreken van een heldere herkenbare visie is de VVD. Wat zei de leider van die partij ook alweer over problemen met je visie? Dat je naar de oogarts moest, toch? Als het niet zo verontrustend was, zou het leuk zijn. Want verontrustend is het. Het politieke midden is ernstig verzwakt ten opzichte van de flanken en de bestuurbaarheid van het land is daar niet mee gediend.
Goed dat Hellema en Van Lith terugkijken naar hoe het zo ver gekomen is bij de PvdA. Maar dat betekent niet dat ze ook een oplossing bieden. Dat is ook te veel gevraagd als complete politieke partijen daar eerder, in vele jaren, niet in geslaagd zijn.
Voetnoten
[1] De auteur van deze bespreking was en is (actief) lid van de Partij van de Arbeid.
[2] Duco Hellema en Margriet van Lith, Dat hadden we nooit moeten doen. De PvdA en de neoliberale revolutie van de jaren negentig. Amsterdam: Prometheus, 2020. 302 blz.
[3] Zie voor een boeiende beschrijving van de eindeloze reeks interne conflicten binnen de PvdA een ander leesbaar en leerzaam boek: Thijs Niemantsverdriet, De Vechtpartij. De PvdA van Kok tot Samsom. Atlas Contact: 2014.
Geef een reactie