Volgens hoogleraar Publiek Management Sandra Groeneveld neemt het vertrouwen van inwoners in publieke instanties licht toe, maar heeft nog geen 50 procent van de bevolking vertrouwen in het ambtelijk apparaat. Dat geeft aan dat het ‘vanzelfsprekend gezag’ van de overheid tanende is. In het boek Publiek Management biedt Groeneveld publieke managers een nieuw handelingsperspectief.
Tijdens het VOM Jaardiner 2019 hield hoogleraar Publiek Management Sandra Groeneveld een inleiding over de positie van ambtenaren die het vaak knap moeilijk hebben. Als er iets mis gaat in de maatschappij, zijn zij het aanspreekpunt: zij zijn immers verantwoordelijk. Burgers zijn bovendien mondiger en kritischer geworden, en sociale media versterken hun mening en daarmee hun positie.
Burgers willen mee (kunnen) beslissen over wat er in het openbaar bestuur gebeurt. De legitimiteit van de geleverde diensten wordt dan niet langer bepaald door de professionele kennis en kunde van ambtenaren maar door de mate waarin en wijze waarop burgers hun invloed kunnen laten gelden. Dat betekent voor publieke managers een noodzakelijke en vooral mentale aanpassing aan een nieuwe realiteit. Zij zullen – vooral in moeilijke tijden – in ieder geval achter hun medewerkers moeten staan. Ze krijgen alleen al daardoor – aldus het onlangs gepubliceerde boek Publiek Management waarin Groeneveld met enkele collega’s van het Instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden inzicht geeft in de spanningen en dilemma’s waarmee publieke managers in de praktijk te maken krijgen – een veel lastiger, uitdagender en complexer takenpakket. Maar hoe moet dat worden ingevuld? Welke competenties, instrumenten en nieuwe mindsets zijn daartoe nodig?
‘Legitimiteit wordt niet langer bepaald door de kunde van ambtenaren maar door de mate waarin burgers hun invloed kunnen laten gelden’
De ambitie van de auteurs is om publieke managers het belang te laten inzien van het zorgvuldig navigeren tussen meervoudige publieke waarden en hen aan te sporen zowel hun eigen bekwaamheid als die van hun medewerkers te ontwikkelen, en dat op effectieve, zorgvuldige en responsieve wijze te doen. Dit balanceren tussen vaak tegenstrijdige waarden loopt als een rode draad door het boek (waaraan zeventien auteurs hebben bijgedragen). In het boek komen allerlei trends in publiek management aan bod met het accent op het primaire proces (en dus nauwelijks op de ambtelijke bedrijfsvoering en uitvoering daarvan).
Ingewikkeldere regels
Publieke managers worden (niet alleen juridisch maar ook publiekelijk) beoordeeld en afgerekend op basis van meervoudige waarden, die vaak onderling tegenstrijdig zijn. ‘In de praktijk betekent dit dat zij voor een aanzienlijke uitdaging staan: hun werk is van groot belang voor het functioneren van de maatschappij, maar het is vrijwel onmogelijk om alle verwachtingen die burgers en politici van hen hebben volledig te vervullen,’ concluderen de auteurs in het slotbetoog. Een niet al te hoopgevende conclusie voor al die publieke managers die zich dagelijks geconfronteerd zien met vragen, kritiek, werkdruk, reorganisaties, bezuinigingen, digitalisering, toenemende (en steeds ingewikkelder) regels en allerlei vormen van toezicht. Ga er maar aan staan!
Gelukkig biedt Publiek Management voor hen een handelingsperspectief. Managers kunnen bureaucratie beperken door zich er steeds van bewust te zijn dat regels geen doelen maar middelen zijn. Discussies hierover met politieke superieuren zijn noodzakelijk om te komen tot een soepelere toepassing van die regels. ‘Regels werken dan niet alleen als een beperking, maar kunnen een kader bieden en ruimte tot handelen geven.’ Politiek-ambtelijke verhoudingen krijgen hierdoor een horizontaler karakter met ruimte voor overleg en onderhandeling.
Verruimde beleidsruimte
Een andere attitude van publieke managers is kortom noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de nieuwe eisen die aan hun functioneren gesteld mogen worden. Ook hun interne en externe omgeving zal daarin meegenomen en betrokken moeten worden. Dat kan bijvoorbeeld door de ontwikkeling en toepassing van kwaliteitseisen en prestatieafspraken, waardoor de beleidsruimte en flexibiliteit van managers zal worden verruimd.
Deel 1 beschrijft de context van publiek management op macro-, meso- en microniveau, in deel 2 wordt ingegaan op de zogenoemde taakvelden die zich enerzijds richten op de externe omgeving (netwerken, coproductie enzovoorts) en anderzijds op interne managementvraagstukken (leiderschap, teamwerk en diversiteit). Het boek geeft een overzicht van actueel onderzoek op dit terrein, gelardeerd met de nodige praktijkvoorbeelden.
Wim van Noort, Sandra Groeneveld e.a. (2018): Publiek management, uitgeverij Coutinho, Bussum, ISBN 978 90 469 0609 5, 288 blz.
Geef een reactie