Kan je tegelijk feministe zijn en uiterst kritisch over het feminisme? Wel degelijk, bewijst Jolande Withuis in haar boek Vrouw en vrijheid. Lex Cachet bespreekt het kleine, maar fijne boekje op platform O.
Withuis, opgeleid als sociologe, is de afgelopen jaren vooral bekend geworden door een aantal spraakmakende biografieën over uiteenlopende persoonlijkheden als Koningin Juliana, verzetsheld Pim Boelaard, kunstenares Jeanne Bieruma Oosting en haar eigen vader en diens communistische leefwereld.
Dat laatste – de koppeling tussen persoon en leefwereld – is typerend voor Withuis’ sociologische benadering van de biografie. Zoals ze het zelf formuleert: ‘Maar geen mens leeft alleen en autonoom. Mensen staan hun leven lang in velerlei relaties tot allerlei andere mensen’ (p. 96). Voor de biograaf betekent het dat zij ‘onderzoekt hoe de individuele geschiedenis van zijn held op microniveau zich verhoudt tot historische en sociologische lange-termijn-ontwikkelingen’ (p.97).
Emancipatie
De spanning, positief of negatief, tussen het individuele en het sociale loopt als een rode draad door dit boek en dus door Withuis’ denken over emancipatie heen. ‘Wat ik in mijn werk laat zien is hoe de verdeling van de wereld in twee hiërarchisch geordende seksen uitwerkt in individuele levens’ (p. 101). Feminisme betekent voor haar dan ‘dat ik de leefdomeinen en kwaliteiten die aan de seksen worden toebedeeld consequent opvat als historische, politieke en culturele verschijnselen’ (p. 101 – 102). En dus, zou je eraan kunnen toevoegen, als onderwerpen waar beleid, emancipatiebeleid, op kan worden gevoerd.
Dat dergelijk beleid nog steeds hard nodig is bleek recent uit berichten dat de loonkloof tussen mannen en vrouwen de laatste jaren groter is geworden; voor hetzelfde werk krijgen mannen nu 7,4 procent meer loon in plaats van 5 procent meer, twee jaar geleden. Withuis geeft zelf ook een aantal andere aansprekende voorbeelden hoezeer feminisme nog steeds noodzakelijk is (p. 15/16).
‘Heel soms wint de boosheid het even van de ratio’
In het beknopte bestek van dit boek wordt de boodschap van radicale gelijkheid van mannen en vrouwen op zeer uiteenlopende wijze gebracht. Biografieën zijn daar een voorbeeld van. Withuis aarzelt niet om haar biografieën van Juliana en Oosting ‘feministische biografieën’ te noemen. Maar ze benadert het feminisme ook vanuit een voortdurende aanval op het idee van ‘vrouwelijkheid’ als een (seksueel) bepaald gegeven. Zelfs haar eigen ervaringen met borstkanker laten zich, in een heel persoonlijk getint hoofdstuk, feministisch duiden.
En dat geldt ook, maar op een andere manier, voor haar analyse, soms in briefvorm, van leven en werk van zeer uiteenlopende vrouwen, als onder andere Simone de Beauvoir, Carry van Bruggen en Ayaan Hirsi Ali. Soms, heel soms, wint daarbij de boosheid het even van de ratio. Zoals, bijvoorbeeld, in de wel erg weinig genuanceerde brief aan Hirsi Ali (‘weggepest uit Nederland’, p. 141 ev.).
Radicale gelijkheid
Wie nu denkt dat dit boekje een dogmatisch pleidooi is voor een allesbepalende feministische orthodoxie, die kan ik geruststellen. Withuis pleit wel voor radicale gelijkheid tussen de seksen maar is wars van elke vorm van orthodoxie. Haar strijd om zich te ontworstelen aan een orthodox communistisch milieu van herkomst is daar zeker niet vreemd aan.[1] Of, zoals ze het zelf zegt: ‘De gevoelige antenne voor totalitaire geloven en overtuigingen die ik dank aan mijn communistische opvoeding’ (p.145).
‘Withuis is een afstandelijk, maar betrokken analyticus’
In alles, zowel in haar denken als in haar schrijven, hanteert Withuis een plezierige open stijl. Ze is kritisch, soms zeer kritisch, over o.a. diversiteit – ‘een schadelijk misverstand dat ‘diversiteit’ de belangen van vrouwen dient’, doelgroepenbeleid en tribalisme (p. 153/4), maar niet met de gedrevenheid van een zendeling. In die zin heeft ze meer iets van een afstandelijk maar betrokken analyticus dan van een activistische deelnemer.
Individu
Als er één les is die Withuis wil trekken dan is het wel: respecteer de individuele mens. Natuurlijk is die individuele mens mede door haar omgeving gevormd. Maar, geen enkel kenmerk – ook niet man, vrouw of ‘in-between’ – determineert volledig wat mensen denken, voelen of doen. Elk stelsel dat anders beweert – ook het extreme feminisme – is in wezen een totalitaire ideologie, zoals ooit het communisme in Withuis’ jeugd. Fel is Withuis ook over die feministen in Nederland die opkomen voor een vermeend recht van vrouwen op hun hoofddoek, nikab of zelfs boerka. Kritiek hebben op die vorm van islam heeft, volgens haar, niets te maken met racisme (170 – 172).
‘Withuis’ strijd zal haar niet door iedereen in dank worden afgenomen’
Ook als je weinig op hebt met feminisme is dit een interessant en uiterst actueel boekje. Withuis keert zich, veel breder en goed onderbouwd, tegen elke vorm van identiteitsdenken. Tegen de neiging dus om mensen in hokjes te plaatsen en ze op die manier niet als individu maar als vertegenwoordiger van een soort te behandelen. De mens is een bij uitstek sociaal wezen maar dat doet niets af aan zijn of haar vrijheid.
Met kracht van argumenten gaat Withuis de strijd aan met allerlei modegrillen – ‘woke’ voorop – die momenteel het publieke debat en het intellectuele klimaat dreigen te vergiftigen. Gelukkig maar dat ze dat aandurft. Het zal haar
zeker niet door iedereen in dank worden afgenomen. De heersende ‘cancelcultuur’ of erger liggen op de loer. Maar voor de zuiverheid van het denken en van het publieke debat is haar kritiek onmisbaar. Wie zich wil wapenen tegen al te modieus denken en tegen ideologisch gefundeerde taalterreur: lees dit boek.
Voetnoot
[1] Zie: Jolande Withuis, Raadselvader. Kind in de Koude Oorlog. 2018.
Beeld: Markus Spiske
Geef een reactie